Uitgebreide samenvatting van het vak 4.2C Behandeling + uitwerking van de interventies
41 views 3 purchases
Course
4.2 Behandeling (4.2C)
Institution
Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR)
Alle concepten en begrippen die aan bod komen zijn per probleem uitgewerkt. De begrippen die belangrijk zijn of aan bod zijn gekomen in het tentamen zijn aangeduid met een rood uitroepteken. Ook zijn er afbeeldingen toegevoegd die geleerd moeten worden (zoals de effectladder van Van Yperen). Het me...
Probleem 1 – Practice-based en Research-based
Effectiviteit interventies
Interventie ! Aanpak, bestaande uit elementen, gericht op de jeugdige en zijn
opvoedingsomgeving om de ontwikkeling te bevorderen, problemen
te verminderen/compenseren of draagkracht te vergroten. De aanpak
is gebaseerd op een theoretisch en praktisch weldoordacht geheel
van overtuigingen, gericht op een bepaalde doelgroep en heeft een
bepaalde tijdsduur en frequentie. Ook wel methodiek, programma,
zorgaanbod of behandeling genoemd.
Effectiviteit ! Een interventie noemen we ‘effectief’ als deze aan het doel van de
inzet beantwoordt. Om de effectiviteit vast te stellen, schetsen we
een ontwikkelingspad dat elke interventie in wezen doorloopt, dat
leidt van een impliciet geloof in de effectiviteit naar empirisch bewijs
dat de interventie het effect heeft veroorzaakt. Wordt vaak uitgedrukt
a.d.h.v. de index ‘effect size’.
Kosteneffectiviteit De mate waarin een interventie en de daarmee gemoeide kosten in
een acceptabele verhouding staan tot de mate van het doelbereik.
Diversiteits- Diversiteitsgevoeligheid = bekijken in hoeverre een interventie past
gevoeligheid bij de behoeften van een specifieke cliënt aan de hand van etniciteit,
SES, gezinssamenstelling, leeftijd, capaciteiten, lichamelijke
gezondheid, gender en religie.
Evidence-based ! Evidence-based (NL: bewezen effectief) houdt in dat interventies
verantwoord moeten zijn en er bewijs voor de effectiviteit op tafel ligt.
- Research-based = interventies zijn effectief wanneer door
wetenschappelijk onderzoek aangetoond.
- Practice-based = interventies zijn effectief als gestelde doelen in de
praktijk worden gerealiseerd en professionals er goede ervaringen
mee hebben.
- Client-based = interventies zijn effectief als deze aansluit bij de
voorkeur, opvatting en ervaring van de cliënt.
- Value-based = interventies zijn effectief als deze aansluiten bij de
belangen van de samenleving.
Beroepsethiek Hierin staat omschreven waar een orthopedagoog zich aan moet
houden.
- Professioneel moraal = benoemen en toepassen van
beroepsnormen op een gestructureerde wijze (a.d.h.v.
richtlijnen).
- Professionele autonomie = er is speelruimte tussen het
professioneel moraal en het persoonlijk moraal, waarin de
orthopedagoog kan schipperen wat hij/zij gepast vindt. LET
OP: Je moet wel altijd kunnen verantwoorden waarom je
afwijkt van het professioneel moraal.
Top-down | Top-down → het in de praktijk implementeren van evidence-based
Bottom-up interventies = van research-based naar practice-based.
Bottom-up → het ontwikkelen van interventies in de praktijk om
vervolgens de effectiviteit te onderzoeken = van practice-based naar
research-based.
RGOI Resultaatgerichte Ontwikkeling van Interventies = het gezamenlijke
zoekproces van praktijkwerkers, instellingen, beleidsfunctionarissen,
onderzoekers en actieve betrokkenheid van de cliënt.
, De vier leidende principes van RGOI:
- Aansluiting = activiteiten sluiten aan bij het
ontwikkelingsniveau van de interventie.
- Inbedding = het effectiviteitsbelang moet onderdeel gaan
uitmaken van de professionele praktijk.
- Benutting = de resultaatgegevens worden benut op
uitvoeringsniveau.
- Samenwerking = om de effectiviteit van de sector te
verhogen, moet er samengewerkt worden tussen cliënten,
praktijkwerkers, beleidsmakers en onderzoekers.
Algemeen Om bij te kunnen dragen aan gezond, veilig en kansrijk opgroeien
kwaliteitsmodel van jeugdigen, wordt er een kwaliteitsmodel gehanteerd. In dit model
jeugdbeleid worden effectieve interventies en de ontwikkeling daarvan in kaart
gebracht.
Het model bestaat uit zes elementen:
- De gemeente formuleert ambities.
- Maatschappelijke outcome: de geformuleerde ambities
worden vertaald in concrete doelen.
- Er wordt bepaald welke jeugdvoorzieningen (kinderopvang,
onderwijs, sportverenigingen, GGD, CJG en wijkteam) welke
interventies inzetten.
- Er worden eisen gesteld (kwaliteitseisen aan de competenties
van de professional en aan de beschikbaarheid van de
interventie), om de kans te vergroten dat de doelen
gerealiseerd worden.
- Er wordt nagegaan of de interventies ook goede resultaten
boeken (monitoren van de uitkomsten).
- Het ontwikkelen en onderhouden van cruciale
verbetertrajecten.
Effectladder van Hulpmiddel om te laten zien hoe onderzoeksopzetten kunnen
Veerman & Van aansluiten bij het ontwikkelingsniveau van een interventie. Biedt een
Yperen ! overzicht van de ontwikkelingsniveaus waarop interventies kunnen
staan en waar passende onderzoeksmethoden kunnen bijdragen om
daar te komen.
- Trede 1: Nog geen bewijskracht
Betreft inhoud, doel, doelgroep, technieken, aanpak en opzet
van de interventie.
→ laat zien wat je doet, voor wie, met welk doel en tegen
welke kosten en vormt hiermee de basis voor een
maatschappelijk verantwoord beleid.
- Trede 2: Theoretische aanwijzingen
Betreft theoretische onderbouwing (program theory),
werkzame factoren, bestaande kennis over wat wel en niet
werkt.
→ laat zien waarom iets zou werken en welk effect er
mogelijk bereikt dient te worden.
- Trede 3: Eerste empirische aanwijzingen
Betreft praktijkgestuurd empirisch effectonderzoek, zoals
onderzoek naar uitval, tevredenheid, bereikte doelen, een
, begin- en eindmeting om de verandering te onderzoeken en
het herhaald meten van een kenmerk (ROM-meting).
→ laat zien dat een interventie o.b.v. practice-based evidence
doeltreffend is.
- Trede 4: Goede empirische aanwijzingen
Betreft het versterken van het bewijs uit niveau 3 door het
toevoegen van een norm- of vergelijkingsgroep aan de
onderzoeksopzet, het vergelijken van effectgroottes en
hypotheses opstellen (getrouwheidshypothese, dose-
response-hypothese).
→ laat zien dat een interventie t.o.v. de controlegroep grotere
effectgroottes laat zien.
- Trede 5: Sterke empirische aanwijzingen
Betreft het uitvoeren van een (quasi-)experimentele studie,
waarbij een controlegroep wordt gebruikt om de causaliteit
van een interventie aan te tonen. Er dienen herhaalde N=1-
studies uitgevoerd te worden, RCT’s uitgevoerd te worden en
een follow-up van minimaal zes maanden na beëindiging van
de interventie worden toegevoegd.
→ laat zien hoe duurzaam de interventie is en wat eventuele
neveneffecten zijn.
, De effectladder vanuit research-based oogpunt:
Alleen het bereiken van trede 5 (Sterke empirische aanwijzingen)
kan gezien worden als het ‘echte’ effectbewijs.
Knelpunt: Dit doet de realiteit van het werken met jeugdigen tekort en
is demotiverend voor kwaliteitsverbetering.
De effectladder vanuit practie-based oogpunt:
De effectladder geeft een beweging aan van practice-based naar
research-based. Zo ontstaat er een productieve wisselwerking
tussen de praktijk en de collectief beschikbare kennis.
Vergelijking
niveaus van
effectiviteit NJI,
Van Yperen,
Evidence Based
Updates
Effectonderzoek
Experimenteel Vorm van onderzoek waarbij een begin- en eindmeting wordt verricht
onderzoek en het effect wordt afgelezen aan het verschil tussen de
(onderzoeksvorm) experimentele en de controlegroep aan het eind van de interventie.
- Quasi-experimenteel onderzoek = De cliënten zijn niet geheel
willekeurig toegewezen aan de experimentele of
controlegroep, maar hiervoor wordt gebruikt gemaakt van
bestaande groepen (zoals afdelingen, schoolklassen etc.)
- Randomized Controlled Trial (RCT) = De cliënten zijn wel
geheel willekeurig toegewezen aan de experimentele of
controlegroep.
Voordeel: Geeft waardevolle informatie over gemiddelde effecten van
de interventie.
Nadeel: Op basis van deze informatie kan niet geconcludeerd
worden of een interventie effectief is voor een individuele cliënt.
N=1/ Vormt een belangrijke vorm van onderzoek voor praktijkwerkers om
SCED/ de causaliteitsvraag voor een individuele cliënt te beantwoorden.
Casestudy !
(onderzoeksvorm) De N=1 studie levert zicht op de effectiviteit op het niveau van een
individuele casus en tegelijkertijd kan een serie (minimaal 9) N=1-
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller orthopedagooginopleiding. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $15.64. You're not tied to anything after your purchase.