Toets termen
- De kandidaat onderbouwt voor een situatie of deze behoort tot het
goederenrecht of het verbintenissenrecht.
- De kandidaat onderbouwt voor een situatie of er sprake is van een
absoluut of relatief recht.
Het burgerlijk recht regelt de juridische relaties tussen natuurlijk en
rechtspersonen. Natuurlijke personen zijn mensen van vlees en bloed,
rechtspersonen zijn bedrijven en instellingen die een zelfstandig leven leiden in
het rechtsverkeer.
Kenmerkend voor het burgerlijk recht is dat burgers en bedrijven hun
particulieren belangen regelen. Bijvoorbeeld de belangen als koper, of de
belangen als verhuurder, of als ondernemer. Het burgerlijk recht geeft regels
voor de manier waarop dit moet gebeuren. Of de regels van het burgerlijk recht
gehandhaafd worden, is afhankelijk van de betrokkenen. Het burgerlijk recht
kent geen opsporingsapparaat dat toeziet op de naleving van het burgerlijk
recht.
Het burgerlijk recht bestaat uit drie delen:
- Personen- en familierecht
- Rechtspersonenrecht
- Vermogensrecht
Personen- en familierecht
Het personen- en familierecht regelt de juridische kanten van familierelaties.
Het personen- en familierecht vind je in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
Rechtspersonenrecht
Een rechtspersoon is een organisatie die zelfstandig aan het recht deelneemt.
Er zijn vier verschillende rechtspersonen: de vereniging, de stichting, de
naamloze vennootschap en de besloten vennootschap.
Het rechtspersonenrecht vind je terug in Boek 2 van het BW.
Vermogensrecht
Dit gaat over zakelijke relaties tussen (natuurlijke of rechts)personen. Het
vermogensrecht beschrijft juridische relaties die in geld zijn uit te drukken,
bijvoorbeeld koop, huur, arbeid, eigendom en hypotheek.
Het vermogensrecht staat in de Boeken 3 t/m 10 van het BW.
Het vermogen van een persoon is opgebouwd uit op geld waardeerbare rechten
en plichten. De rechten waaruit een vermogen is opgebouwd, worden
vermogensrechten genoemd. Vermogensrechten kunnen worden uitgedrukt in
een waarde in geld en je kent de overdragen aan een ander (verhandelbaar).
,Absolute vermogensrechten
De absolute vermogensrechten beschrijven de zeggenschap die een bepaalde
persoon heeft over een goed.
VB: Wanneer iemand zegt: ‘Deze auto is mijn eigendom’, beschrijft hij de
zeggenschap die hij heeft over de auto.
Goederenrecht
Beschrijving van de absolute vermogensrechten die personen zeggenschap
geven over een bepaald goed. Het goederenrecht is te vinden in Boek 3 en 5 van
het BW.
Relatieve vermogensrechten
De relatieve vermogensrechten beschrijven de juridische relatie tussen personen.
Het gaat er dan om welke prestatie(s) zij van elkaar tegoed hebben.
VB: Er ontstaat uit een koopovereenkomst een juridische relatie tussen koper en
verkoper. De koper is verplicht de koopsom te betalen en heeft recht op het
gekochte product. De verkoper is verplicht zijn product te leveren en heeft recht
op de koopsom.
De relatieve rechten scheppen rechten en plichten tussen personen.
Verbintenissenrecht
De relatieve rechten worden verbintenissen genoemd. Het verbintenissenrecht
beschrijft de rechten en plichten die tussen personen bestaan.
Het vermogensrecht bestaat uit absolute en relatieve rechten. Absolute
vermogensrechten beschrijven de zeggenschap die personen over goederen
hebben. Relatieve rechten beschrijven juridische relaties tussen personen.
Het materieel deel van het burgerlijk recht staat in het BW, formeel deel in het
Rv.
Indeling van het BW:
Boek 1: Personen- en familierecht
Boek 2: Rechtspersonenrecht
Boek 3: Vermogensrecht in het algemeen
Boek 4: Erfrecht
Boek 5: Zakelijke rechten
Boek 6: Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Boek 7: Bijzondere overeenkomsten
Boek 8: Verkeersmiddelen en vervoer
Boek 9: n.v.t.
Boek 10: Internationaal privaatrecht
, Hoofdstuk 2
Inleiding goederenrecht
Toets termen
- De kandidaat onderbouwt voor een situatie van welke goed(eren)
sprake is (zaak, vermogensrecht, een registergoed, een niet-
register goed, een roerende zaak, een onroerende zaak).
Het vermogen van een persoon bestaat uit activa en passiva. De passiva zijn de
schulden. De activa zijn de positieve onderdelen van het vermogen. Het BW
noemt deze activa goederen. Het BW geeft een ruimere omschrijving van het
begrip goederen. Goederen zijn, zo zegt art. 3:1 BW, zaken en
vermogensrechten.
Zaken
Zaken zijn stoffelijke (tastbare) voorwerpen die voor menselijke beheersing
vatbaar zijn (art. 3:2 BW). Onder zaken vallen alle tastbare voorwerpen waarvan
een mens eigenaar kan zijn.
VB: Een fiets, een dvd-speler, een bedrijfspand, een dier.
Vermogensrechten
Vermogensrechten zijn niet tastbaar, maar vormen wel onderdeel van iemands
vermogen. Vermogensrechten zijn volgens art. 3:6 BW alle rechten die op geld
waardeerbaar zijn en die een rechthebbende (dit is de ‘eigenaar’ van het recht)
aan een ander over kan dragen.
VB: Loonvordering die een werknemer heeft op zijn werkgever - het recht van de
verzekerde op een uitkering na een ongeluk - het recht van hypotheek op een
huis – het recht van de verkoper op de koopsom, te betalen door de koper.
De positieve bestanddelen van een vermogen worden goederen genoemd.
Goederen zijn alle zaken en vermogensrechten. Zaken zijn tastbare voorwerpen
waarvan een persoon eigenaar kan zijn. Vermogensrechten zijn alle rechten die
op geld waardeerbaar zijn en die de rechthebbende over kan dragen aan een
ander.
Roerende- en onroerende zaken
Art. 3:3 BW maakt onderscheid tussen roerende- en onroerende zaken.
Onroerende zaken
Goederen die duurzaam (voor een langere tijd) met de grond verbonden zijn.
VB: Een huis, een stuk grond, een bos, een weiland.
Roerende zaken
Alle zaken die niet onroerend zijn, zijn roerend.
VB: een fiets, een auto, een boek, een televisie.
, Hoofdzaken en bestanddelen
Bestanddelen leiden geen zelfstandig leven (hoofdzaken wel) in het recht: zij
horen bij een hoofdzaak en volgen, ook juridisch gezien, de hoofdzaak.
Voor bestanddelen gelden twee omschrijvingen:
- Een zaak die naar verkeersopvatting hoort bij een andere (hoofd)zaak.
- Een zaak die zozeer met een andere (hoofd)zaak verbonden is, dat hij daarvan
niet los te maken is zonder aanzienlijke schade.
VB: Een computer is een hoofdzaak, de harde schijf is dan het bestanddeel.
Bij onroerende zaken, is de grond altijd de hoofdzaak (art. 5:20 BW).
Bij roerende zaken is de zaak met de meeste waarde of die naar
verkeersopvatting als hoofdzaak wordt beschouwd (art. 5:14 lid 3 BW).
Registergoederen en niet-registergoederen
Het BW kent twee soorten goederen: registergoederen en niet-registergoederen
(art. 3:10 BW). Kenmerkend voor een registergoed is dat het goed pas aan een
ander kan worden overgedragen als deze overdracht is ingeschreven in een
openbaar register (BV: art. 3:89 BW). Pas na deze inschrijving is de overdracht
geldig. Bij niet-registergoederen geldt deze voorwaarde van inschrijving niet.
Registergoederen zijn (art. 3:10 BW):
- Alle onroerende zaken
- Alle te boek gestelde schepen (van twintig ton of meer)
- Alle te boek gestelde vliegtuigen (van twintig ton of meer)
- Alle absolute rechten op registergoederen
Uit opsomming van registergoederen kan worden opgemaakt dat een
bedrijfsgebouw, een huis en een winkel als onroerende zaken registergoederen
zijn. Een schip en een vliegtuig zijn, hoewel het roerende zaken zijn, eveneens
registergoederen. En ook een recht van hypotheek (absoluut recht) op een
bedrijfsgebouw (onroerende zaak) is een registergoed.
Absolute rechten op goederen:
Eigendom (art. 5:1 BW)
Meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.
Erfdienstbaarheid (art. 5:70 BW)
Recht van de eigenaar van een onroerende zaak (het heersend erf) op een
dulden of een niet-doen met betrekking tot een andere onroerende zaak (het
dienend erf).
Erfpacht (art. 5:85 BW)
Recht om een onroerende zaak van een ander langdurig te gebruiken.
Opstal (art. 5:101 BW)
Recht om in, op of boven een onroerende zaak van een ander gebouwen,
beplantingen of werken in eigendom te hebben of verkrijgen.
Appartementsrecht (art. 5:106 BW)
Recht van gebruik van een flat of appartement en de mede-eigenaar van het
gehele gebouw.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller karlijnvandamme. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.56. You're not tied to anything after your purchase.