Aardrijkskunde basisboek hoofdstuk 3
Paragraaf 1
B67 Platen en breuken
De aardkorst bestaat uit verschillende platen. De barsten of scheuren tussen die platen noem je
breuken. De platen en breuken zijn ontstaan door endogene krachten. Vlak onder de aardkorst
stroomt magma in het rond (convectiestromen). Door de kracht van de stroming zijn er breuken
ontstaan. De kennis over de bewegingen van platen heet platentektoniek.
B68 Bewegingsrichtingen van platen
Langs de breuklijnen is de aardkorst voortdurend in beweging. Dat zijn de gebieden met vulkanisme
en aardbevingen. Er zijn drie bewegingsrichtingen van de platen:
Divergentie: de platen drijven uit elkaar. Dat gebeurt op de bodem van de oceanen. Op de
plek waar de platen uit elkaar drijven, komt magma naar boven. Op de zeebodem koelt het
magma af en vult het gat tussen de twee platen op. Zo ontstaat een langgerekte bergrug
onder zee, de mid-oceanische rug.
Convergentie: de platen drijven naar elkaar toe. Meestal duikt de ene plaat dan onder de
andere. Als een zwaardere plaat onder de lichtere duikt noem je dat subductie. Op de plek
waar de plaat wegduikt, is de zee soms wel 10km diep. Zo’n diepe kloof onder in de zee
, noem je een trog. Het kan ook zijn dat 2 continentale platen tegen elkaar botsen en een
gebergte vormen.
Transforme beweging: de platen schuiven langs elkaar.
B73 aardbeving
De platen drijven op vloeibaar gesteente, dat langzaam stroomt. Door die beweging verschuiven de
platen. Langs de plaatranden is de aardkorst dan ook voortdurend in beweging. Soms schuiven de
platen langs elkaar, soms duiken ze onder elkaar. Dat schuiven gaat heel schokkerig. Jaren achter
elkaar gebeurt er niets en dan opeens verschuiven de platen een paar meter tegelijk. Dat levert
enorme aardschokken op: een aardbeving. Een aardkorst begint ergens diep in de aardkorst. Dat
diepste punt heet het hypocentrum. Het punt aan het aardoppervlak daar recht boven heet het
epicentrum. Daar voel je de zwaarste schokken. De meeste en zwaarste aardbevingen komen voor
als 2 platen naar elkaar toe drijven (convergentie) en onder elkaar duiken.
B77 reliëf
Reliëf betekent hoogteverschillen in het landschap. Er zijn 4 reliëfvormen:
1. Hooggebergte: de meeste toppen zijn hoger dan 1500m
2. Middelgebergte: de meeste toppen zijn tussen de 500 en 1500m hoog.
3. Heuvelland: de meeste toppen zijn tussen de 200 en 500m.
4. Laagland: het is vrijwel overal lager dan 200m.
Een gebied zonder reliëf is een vlakte. Als zo’n gebied lager ligt dan 500m, is het een laagvlakte.
Boven de 500m, heet het een hoogvlakte of plateau.
B78 Gebergtevorming
De gebergteketens zijn gevormd door endogene krachten. Gebergten liggen altijd aan de rand van
huidige of vroegere platen. De geweldige krachten bij een botsing van 2 platen zorgen voor het
plooien van stukken van de aardkorst.de gebergten die door plooiing zijn ontstaan noem je
plooiingsgebergten. Voorbeeld hiervan is het Andes gebergte (Zwaardere Oceaanoplaat drukt tegen
lichtere continentale plaat van zuidamerika: Hoge bergen (-7000 meter) en diepzeetroggen van wel
8.000 meter diepte. De himalaya en de Alpen botsen twee evenzware continenten op elkaar botsen,
ze duiken niet onder elkaar maar tegen elkaar.
B79 Horsten en slenken
Door endogene krachten ontstaan er barsten in de aardkorst. Langs zo’n breuklijn kunnen stukken
van de aardkorst horizontaal langs elkaar gaan schuiven. Soms schuiven ze in verticale richting langs
elkaar. De aardkorst komt dan omhoog of omlaag. De omhooggeduwde stukken heten horsen. Het
weggezakte deel heet slenk. De gebergten die ontstaan door verticale verschuivingen, noem je
breukgebergten.
B80 Oud en jong gebergten
Jonge gebergten zijn nog niet afgesleten door exogene krachten van water, wind en ijs. Dat zie je
aan de hoge toppen, de scherpe bergkammen en de diepe dalen. Het zijn hooggebergten. Oude
gebergten zijn door erosie in de loop van de tijd afgerond en de dalen opgevuld met
verweringsmateriaal. Het zijn vaak middelgebergten. Er zijn ook gebieden die vroeger hoog waren,
maar nu helemaal zijn afgevlakt. Zo’n afgevlakt gebied van minstens 500 miljoen jaar oud, noem je
een schild.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Mathijsss. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.