100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Nederlandse samenvatting H1-6 Biologische Psychologie $7.07   Add to cart

Summary

Nederlandse samenvatting H1-6 Biologische Psychologie

 6 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting studieboek Biological Psychology van James W. Kalat, (Hoofdstuk 1 t/m 6) - ISBN: 9781337408202, Druk: 13th edition, Uitgavejaar: - (Met voorbeelden :-))

Preview 3 out of 17  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1 t/m 6
  • April 15, 2021
  • 17
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Biological Psychology
James W. Kalat, 13e editie




Hoofdstuk 1: Nerve cells & nerve impulses
1.1 THE CELLS OF THE NERVOUS SYSTEM
Het centrale zenuwstelsel (CZS) bestaat uit twee verschillende soorten cellen:

1.Neuronen
Ontvangen informatie en sturen door naar andere cellen
Kunnen meerdere dendrieten hebben maar kunnen slechts 1 axon hebben (deze kan dan wel weer verschillende takken
hebben; presynaptic terminal/end bulb/bouton)
Neuronen variëren erg in vorm. Ze hebben lange uiteinden, ze bevatten allemaal een soma (lichaamscel: bestaat uit nucleus,
ribosomes, mitochondria), ze hebben allemaal dendrieten*, een axon* en een presynaptic terminal*.

→ Er zijn verschillende neuronen:
motorische neuronen (efferent: informatie verlaat het ruggenmerg)
Heeft de soma in het ruggenmerg, ontvangt informatie door de dendrieten en stuurt de impuls via het axon naar
een spier.
Sensorische neuronen (afferent: brengt informatie naar het ruggenmerg)
De ene kant is hoog sensitief voor een bepaalde stimulatie (licht/geluid/aanraking). Geleid de impuls van
bijvoorbeeld de huid naar het ruggenmerg. Kleine takken leiden rechtstreeks van de receptoren naar het axon; de
soma bevindt zich op een klein steeltje van de hoofdstam.
Interneuron (intrinsic neuron)
Wanneer de dendrieten van een cel en de axon volledig in een enkele structuur zitten
(bijvoorbeeld: en interneuron in de thalamus heeft de axon en alle dendrieten in de thalamus zitten)

Dendriet: vertakte vezel die aan het uiteinde smaller wordt. Oppervlakte is bekleed met synaptische receptoren, waarop het
informatie ontvangt van andere neuronen. Hoe groter het oppervlakte, hoe meer informatie het kan ontvangen. Sommige
dendrieten hebben dendritic spines: korte uitgroeisels die het oppervalk vergroten, zodat het beschikbaar is voor synapsen.

Axon: een dunne vezel met een constante diameter. Brengt informatie over naar een andere neuron, een orgaan of een
spier. Kunnen heel lang zijn (bijv. van je voet naar je ruggenmerg) of juist kort.

Gewervelde axons zijn meestal bedekt met een myelin sheath en de onderbrekingen hiervan staan bekend als de knopen van
Ranvier. Niet gewervelde axons hebben geen myelin sheath.

Presynaptic Terminal: verbinding tussen het neuron en een andere cel; hier laat het axon chemicaliën vrij

2.Glia-cellen
Vroeger dachten ze dat de glia-cellen een soort lijm waren die de neuronen bij elkaar hielden.
In de cerebrale cortex bevinden zich meer glia-cellen dan neuronen, maar in de andere hersengebieden zitten meer
neuronen dan glia-cellen (vooral het cerebellum). In het algemeen zijn ze eigenlijk overal bijna gelijk. Er zijn verschillende
soorten glia-cellen:
Astrocytes (figuur van een ster)
Wikkelen zich rond de synapsen; doordat ze een verbinding tussen neuronen zo omringen, beschermen ze tegen
chemicaliën die in de omgeving circuleren. Zijn daarnaast belangrijk bij het generaliseren van ritmes, zoals je
ademhaling, en ze zorgen er ook voor dat bloedvezels meer nutrients naar je hersenen leiden waar veel activiteit
plaatsvindt; belangrijk voor leren & geheugen. In sommige hersengebieden reageren ze zelfs op hormonen. Het zijn
dus actieve partners van neuronen op veel verschillende manieren.
Microglia (hele kleine cellen)
Dragen bij aan het immuunsysteem; ze verwijderen virussen en schimmels uit de hersenen. Na
herenbeschadiging vermenigvuldigen ze zich, waardoor ze makkelijker dode of beschadigde neuronen kunnen
verwijderen. Ze verwijderen ook de zwakste synapsen.
Oligodendrocytes & de schwann-cellen
Oligodendrodyctes bevinden zich in het ruggenmerg en de schwann-cellen bevinden zich in de periferie van het
lichaam; ze bouwen de myelin sheaths die om de meeste gewervelde axonen zitten en ze geven een axon nutrients
die ze nodig hebben om goed te functioneren.
Radial glia
Migratie van neuronen + hun axons en dendrieten gedurende de embryonic development. Zodra de embryonic
development klaar is, veranderen de meeste radial glia in neuronen; sommige (een kleiner deel) veranderen ook
in oligodendrocytes of in astrocytes.

,Biological Psychology
James W. Kalat, 13e editie




Santiago Ramón y Cajal gebruikte de methode van Camillo Golgi. Golgi vond een methode om zenuwcellen te kleuren met
zilverzouten, zonder dat de cellen aangetast werden of dat andere cellen aangetast werden. Zo konden onderzoekers de
structuren van een single cell onderzoeken. Cajal gebruikte deze methode ook, maar voerde het uit op de hersenen van
kleine kinderen. Hiervan zijn de cellen kleiner en daardoor makkelijker te onderzoeken. Hieruit is gebleken dat de
zenuwcellen gescheiden blijven in plaats van dat ze in elkaar overgaan. Golgi concludeerde echter dat de zenuwcellen in
elkaar overgaan. Gezien het als som der delen wordt gezien en niet als een geheel, blijkt het dus goed te kunnen dat cellen in
de hersenen als één eenheid worden samengevoegd. Hoe de afzonderlijke cellen hun invloeden combineren, is nog steeds
een complex en mysterieus proces.

Veel chemicaliën kunnen niet naar het brein gestuurd worden via het bloed. Dit komt doordat er een mechanisme is dat de
meeste chemicaliën uit de hersenen uitsluit: de bloed-hersenbarrière.

Deze barrière minimaliseert het risico op onherstelbare hersenbeschadiging. Het lichaam bekleedt de bloedvaten van de
hersenen met dicht opeengepakte cellen die de meeste virussen, bacteriën en chemicaliën buiten houden. Deze barrière
bestaat uit endotheelcellen die de wanden van de haarvaten vormen. Deze zijn buiten de hersenen gescheiden in kleine
groepjes, maar in de hersenen zijn ze zo strak samengevoegd dat ze virussen, bacteriën en andere chemicaliën blokkeren.

De barrière houdt niet alleen de slechte chemicaliën buitenschot, maar ook de goede (zoals amino acids en andere
brandstoffen); daarom hebben andere organen in je lichaam deze barrière niet.

Zuurstof en kooldioxide kunnen vrij doorstromen; ook moleculen die gemakkelijk in het vet van het membraan oplossen
kunnen makkelijk doorstromen (vitamine A/D, drugs die effect hebben op het brein).

Water gaat door speciale proteïne-kanalen die zich in de muur van de endotheel cel bevinden. Voor andere chemicaliën
gebruikt het brein active transport: een proteïne-gemedieerd proces dat energie verbruikt om chemicaliën uit het bloed naar
de hersenen te pompen (zoals glucose, amino acids, purines, choline, vitamines, ijzer).

Bij mensen met Alzheimer worden de endotheel cellen kleiner, waardoor chemicaliën de hersenen binnen kunnen komen. De
barrière maakt het behandelen van hersentumoren ook moeilijker, omdat bijna alle drugs die ze gebruiken voor
chemotherapie deze barrière niet doorkomt.

1.2 THE NERVE IMPULSES
Het rustpotentiaal van de neuron
Alle delen van de neuron zijn bedekt met een membraan (ca. 8 nanometers dik). Deze laag bestaat uit twee lagen, die vrij
zweven ten opzichte van elkaar. Dit bestaat uit fosfolipidemoleculen. Hier tussenin zitten cilindrische eiwitmoleculen waar
bepaalde chemicaliën doorheen kunnen.

In de rusttoestand handhaaft het membraan een polarisatie: een elektrische gradiënt. Dit is een elektrische lading tussen de
binnen- en buitenkant van de cel. De binnenkant van de cel is, in vergelijking met de buitenkant van de cel, negatief geladen
(door negatief geladen cellen in de cel). Het verschil in voltage heet het rust-potentiaal. Typisch level is -70 millivolts (mV).
Hier zijn de natrium en kalium kanalen gesloten: er kan geen natrium vrijgelaten worden en slechts heel iets kalium.

Het membraan heeft een selectieve permeabiliteit. Hierdoor kunnen sommige chemicaliën makkelijker door de cel komen
dan anderen. Zuurstof, kooldioxide, urea en water kunnen vrij door de kanalen stromen die altijd open staan. Andere ionen,
zoals natrium, kalium, calcium en chloride, gaan door de kanalen die sóms open staan.

De sodium-potassium (natrium-kalium) pomp is een proteïne complex; het zorgt ervoor dat er drie natrium ionen buiten de
cel komen en twee kalium ionen in de cel. Deze pomp is een actieve transport dat energie nodig heeft.

Dankzij deze pomp bevinden zich meer kalium ionen in de cel en meer natrium ionen buiten de cel. Dankzij de selectieve
permeabiliteit is deze pomp effectief: de natrium ionen aan de buitenkant kunnen hierdoor niet meer naar binnen lekken.
Toch kunnen sommige kalium-ionen in de cel naar buiten lekken. Deze zijn positief geladen. Deze lekkage veroorzaakt een
elektrische gradiënt.

, Biological Psychology
James W. Kalat, 13e editie




Er zijn twee soorten gradiënten die op zowel natrium als kalium reageren:
Electrial gradiënt (tegenpolen trekken elkaar aan)
Bij natrium: natrium is positief geladen en de binnenkant van de cel negatief geladen, dus de elektrische
gradiënt wil de natrium in de cel trekken.
Bij kalium: kalium is positief geladen en de binnenkant van de cel is negatief geladen, dus de elektrische
gradiënt wil kalium in de cel trekken.

Concentration gradiënt (het verschil in de verdeling van ionen over het membraan)
Bij natrium: natrium bevindt zich meer aan de buitenkant dan aan de binnenkant van de cel, dus de kans groot dat
natrium eerder de cel ingetrokken wordt dan dat het eruit gehaald wordt.
Bij kalium: kalium bevindt zich meer aan de binnenkant dan aan de buitenkant, dus de concentration
gradiënt wil kalium uit de cel trekken.

Natrium zal dus snel in de cel worden getrokken en kalium uit de cel, maar doordat in het rust-potentiaal de natrium en
kalium kanalen gesloten blijven, kan dit niet gebeuren; alleen de kleine hoeveelheden die de natrium-kalium pomp toelaat.
Het openen van de kalium-kanalen zal dus een beetje effect hebben, omdat de concentration & elektrical gradiënt bijna in
balans zijn. Het openen van natrium-kanalen zal een groter effect hebben, omdat de concentration & elektrical gradiënt
allebei het natrium in de cel willen trekken.



Het actiepotentiaal van een neuron
Dit zijn ‘berichten’ gestuurd via axons.
Polarisatie: negatieve potentiaal in de axon (-70); het rust-potentiaal
Hyperpolarisatie: er kom een negatieve lading bij; dit veroorzaakt een grotere negatieve lading in de neuron
Depolarisatie: reduceren van de polarisatie richting 0; de natrium en kalium kanalen openen; wanneer de drempelwaarde
bereikt wordt, volgt er een massieve depolarisatie van het membraan, of terwijl een actiepotentiaal.. Het hoogtepunt van het
actiepotentiaal verschilt van axon tot axon. Op het hoogtepunt sluiten de natrium kanalen.

Voor een neuron zijn alle actie potentialen ongeveer gelijk in amplitude (intensiteit) en snelheid. Hierdoor kan de intensiteit
van een stimulus geen groter of kleiner actiepotentiaal tot stand brengen. Het enige dat moet gebeuren, is dat de
drempelwaarde bereikt moet worden. Dit is de all-or-nothing-law (alles-of-niets).
Let op: dikkere axonen geven actiepotentialen sneller over dan dunne axonen.
Let op: dikkere axonen brengen meer actiepotentialen over dan dunne axonen.

Voltage-gated-channels zijn axon-kanalen die natrium en kalium reguleren. Deze openen tijdens het actiepotentiaal.

Propagation of the action potential: dit is de transmissie van een actie potentiaal via een axon. Het actiepotentiaal activeert
een nieuw actiepotentiaal op elk punt langs een axon. Een actiepotentiaal begint altijd in een axon.

Myelinated axons zijn bedekt met lagen die bestaan uit vetten en proteïnes.

Saltatory conduction is het springen van actiepotentialen tussen de knopen van Ranvier.

Refractory period: in deze toestand bekeerd de cel wanneer de actiepotentiaal hyperpolariseerd. Dit komt doordat de
natrium kanalen sluiten. Dit zorgt ervoor dat er tijdelijk geen nieuw actie-potentiaal kan komen.

Lokale neuronen
Kleine neuronen die geen axon hebben, kunnen geen actiepotentiaal tot stand brengen. Ze ontvangen alleen informatie van
hun dichtstbijzijnde buren. Ze volgen dus ook niet het alles-of-niets principe. Zodra het informatie van zijn ‘buurman’
ontvangt, heeft het een gegradueerd potentieel: een membraanpotentiaal dat in grote varieert dat in verhouding staat tot de
intensiteit van de stimulus.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maaike-keupink. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.07. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

62890 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.07
  • (0)
  Add to cart