Samenvatting van de leerstof van anatomie en fysiologie van Orthopedie I. Alle leerstof is uitgewerkt in deze samenvatting met bijbehorende leerdoelen.
Leerdoel 1 : beschrijf het skelet van het onderbeen, de enkel en de voet. ...................................................................... 2
Leerdoel 2: Beschrijf de gewrichten van het onderbeen, de enkel en de voet. ............................................................... 3
.......................................................................................................................................................................................... 4
Leerdoel 3: beschrijf de (functionele anatomie van de) ligamenten en pezen van het onderbeen, de enkel en de voet. 5
Leerdoel 4: beschrijf de kinesiologie van en in de voet. Geef hierbij de biomechanische aspecten van het staan en het
gaan aan. .......................................................................................................................................................................... 8
Leerdoel 5: beschrijf de spieren en spiergroepen van het onderbeen en hun bijbehorende functies en breng het ..... 10
Leerdoel 6: beschrijf de spieren en spiergroepen van de voet en hun bijbehorende functies ....................................... 11
Leerdoel 7: beschrijf de anatomie van de bloedvaten en zenuwen van het been, de enkel en de voet ........................ 15
Anatomie heup: ........................................................................................................................................................................ 18
Leerdoel 1: beschrijf het skelet van het heupgewricht ................................................................................................... 18
Leerdoel 2: beschrijf de vascularisatie van de femurkop................................................................................................ 20
Leerdoel 3: beschrijf de spieren en de spiergroepen van de heup en het bovenbeen en hun bijbehorende functies ... 21
Leerdoel 4: breng de functionele anatomie van het heupgewricht in relatie met de bewegingsfunctie. ...................... 24
Anatomie knie: ......................................................................................................................................................................... 26
Leerdoel 1: beschrijf de gewrichtsvorm van de knie ...................................................................................................... 26
Leerdoel 3: beschrijf de functionele anatomie van het kniegewricht en zijn omringende structuren. (menisci, kapsel en
ligamentaire structuren). ................................................................................................................................................ 27
Leerdoel 4: breng de functionele anatomie van het kniegewricht en zijn omringende structuren in relatie met de
bewegingsfunctie en de stabiliteit. ................................................................................................................................. 31
Leerdoel 5: beschrijf de spieren en spiergroepen van de knie en hun bijbehorende functies ....................................... 32
Anatomie schouder: ................................................................................................................................................................. 33
Leerdoel 1: beschrijf het skelet van de schoudergordel ................................................................................................. 33
Leerdoel 2: beschrijf de functionele anatomie, waaronder het kapsel en de ligamentaire structuren, van het gewricht
van de schoudergordel gewrichten en breng het in relatie met de bewegingsfunctie. ................................................. 36
Leerdoel 3: benoem de bloedvaten in en rondom de schoudergordel .......................................................................... 38
Leerdoel 4: beschrijf de spieren en spiergroepen en hun bijbehorende functie van de schoudergordel ...................... 38
Anatomie elleboog – onderarm – pols – hand ......................................................................................................................... 41
Leerdoel: beschrijf het skelet van de onderarm ............................................................................................................. 41
Leerdoel 2: beschrijf de anatomie, waaronder het kapsel en de ligamentaire structuren, van de gewrichten van de
onderarm en de hand ..................................................................................................................................................... 43
Leerdoel 3: beschrijf het skelet van de hand .................................................................................................................. 43
Leerdoel 4: beschrijf de spieren en spiergroepen van de onderarm en de hand ........................................................... 45
Leerdoel 5: benoem de regionale vaatvoorzienig en het verloop van deze structuren in de onderarm en hand. ......... 48
Pijn en nocisensoriek: ............................................................................................................................................................... 60
Leerdoel 1: benoem de verschillende grondvormen van pijn ........................................................................................ 72
Leerdoel 2: Benoem de algemene verschillen tussen nociceptieve en neuropathische/ neurogene pijn ...................... 72
Leerdoel 3: Geef de basale neurofysiologische principes rond nociceptieve pijngewaardwording aan ........................ 74
Leerdoel 4: Benoem het principe van modulatie van pijn, bijvoorbeeld door een fysiotherapeutische interventie ..... 75
,Plexus Cervico-brachialis .................................................................................................. 76
de student kan het verloop van de perifere zenuwen van de bovenste extremiteit
beschrijven ............................................................................................................. 76
de student kan de motorische en sensorische innervatie van de diverse structuren
van de bovenste extremiteit (spieren en huid) benoemen ...... Error! Bookmark not
defined.
Verloop en entrapment: .............................................................................................. 86
Leerdoel 3: De student kan daarbij de lokalisatie van een aantal risicogebieden in
het verloop van de perifere zenuw (inclusief plexus) aangeven ............................. 86
Plexus lumbosacralis ........................................................................................................ 91
Anatomie onderbeen-enkel-voet
Leerdoel 1 : beschrijf het skelet van het onderbeen, de enkel en de voet.
Het skelet van het onderbeen bestaat uit de tibia en fibula. De voet bestaat uit de voetwortelbeenderen, ossa tarsalia die
gerangschikt zijn in een laterale en mediale lijn. De laterale lijn wordt gevormd door het hielbeen, de calcaneus en het os
,cuboideum. De mediale lijn wordt gevormd door het sprongbeen, de talus, het scheepvormig been, de os naviculare en de
ossa cuneiformia mediale, intermedium en laterale.
Het skelet van de middenvoet en de tenen bestaat uit de middenvoetsbeentjes en de kootjes van de tenen. De metatarsus
(middenvoet) bestaat uit de 5 middenvoetsbeentjes, ossa metatarsalia. Het skelet van de tenen bestaat uit de phalangen
(teenkootjes). Behalve de grote teen bestaan de tenen uit 3 phalangen, namelijk de proximale, mediale en distale phalangen.
Leerdoel 2: Beschrijf de gewrichten van het onderbeen, de enkel en de voet.
3 verbindingen tussen de tibia en de fibula:
1) Articulatio tibiofibularis (proximaal):
Is een distale verbinding door middel van bindweefsel tussen tibia en fibula. Bij een
synoviaal gewricht is er een gewrichtsholte aanwezig die gevuld is met een stroperige
vloeistof, de synoviale vloeistof. Dit is vocht wat bedoeld is om de beweging tussen de
botten soepel te laten verlopen. De syndesmosis bestaat uit een distale verdikking van
het membrana interossea cruris, het ligamentum tibiofibulare anterius en het
ligamentum tibiofibulare posterius.
2) Membrana interossea cruris:
Is het stevige bindweefselvlies die tussen de margo interosseus van de tibia en de margo
interoseus van de fibula is gespannnen. Dit zorgt ervoor dat de tibia en fibula met elkaar
verbindt, dit is ook de aanhechtingsplaats voor diverse spieren in het onderbeen.
3) Syndesmosis tibiofibularis (distaal):
De syndesmosis bestaat uit een voorste (anterior) en achterste (posterior) bandje, tussen de
botten zit ook een bandje. Dit is het ligamentum interosseus. De syndesmosis tibiofibularis
bestaat uit 3 lagen, het ligamentum interosseus (in het midden) en de anterior en posteriore
ligamentum tibiofibulaire. De 2 bostukken vormen in het distale gedeelte van het onderbeen,
waar de fibula in de incisura fibularis van de tibia ligt, de syndesmosis tibiofibularis.
Het enkelgewricht:
,De articulatio talocruralis, ook wel het bovenste spronggewricht genoemd, wordt gevormd tussen de talus en de cruris, ook
wel de uiteinden van de tibia en fibula. Scharniergewricht als functie.
De articulatio subtalaris, ook wel het onderste spronggewricht genoemd, wordt gevormd door de
talus, de calcaneus en het os naviculare. De articulatio subtalaris bestaat uit 2 kamers, een
achterste kamer en een voorste kamer. Dit gewricht wordt door de calcaneus tarsi en de sinus
tarsi verdeeld in een achterste en voorste kamer, die elk een eigen gewrichtskapsel bezitten. De achterste kamer is een
rechtstreeks gewricht tussen de talus en de calcaneus. Dit is het subtalare gewricht. Dit is het gewricht boven op de talus.
Aan de mediale zijde zitten meerdere gewrichtsvlakken. Dit zijn 3 gewrichtsvlakken die 1 gewrichtsruimte vormen, samen
met het subtalare gewricht is dit het onderste spronggewricht.
Het lig. Calcaneonaviculare plantaire is een kort en stevig ligament en bekleed met kraakbeen. Dit ligt tussen de 3
gewrichtsvlakken.
,Leerdoel 3: beschrijf de (functionele anatomie van de) ligamenten en pezen van het onderbeen, de enkel en de voet.
De ligamenten van het enkelgewricht:
De tibia en fibula worden bij elkaar gehouden door de membrana interossea en de ligamentum tibiofibularia anterius en
posterius. Vanaf de onderrand van de mediale malleolus straalt naar onder het ligamentum deltoideum uit.
Aan de laterale zijde van het enkelgewricht bevinden zich drie ligamenten.
1) Ligamentum talofibulare anterius:
Loopt vanaf het collum tali naar de voorrand van de malleolus laterali.
2) Ligamentum calcaneofibulare:
Verbindt de laterale zijde van de calcaneus met de onderrand van de malleolus lateralis.
3) Ligamentum talofibulare posterius:
Zit aan het tuberculum laterale van de processus posterior van de talus en ontspringt en vasthecht in de fossa
malleoli lateralis.
De ligamenten van de voetwortel en de middenvoet:
De ligamenten van het articulatio subtalaris kunnen worden verdeeld in banden die tussen de talus en de calcaneus zijn
uitgespannen en in banden die de talus en de calcaneus verbinden met het os naviculare.
Van de ligamenten tussen de talus en de calcaneus ligt het ligamentum talocalcaneum interosseum in de canalis tarsi, het
ligamentumm cervicale loopt vanaf de sinus tarsi naar de talus, het ligamentum talocalcaneum anterius sluit de achterste
gewrichtskamer af en het ligamentum talocaclaneum posterius versterkt het kapsel van de achterste kamer aan de
achterzijde van het gewricht.
De gewrichtsbanden die de talus en de calcaneus met het os naviculare verbinden, bestaan uit het ligamentum
calcaneonaviculare plantare, dat een gedeelte van de kom van de voorste gewrichtskamer vormt. Aan de dorsale zijde ligt
het ligamentum talonavicualre en de pars calcaneonavicularis van het ligamenten bifurcatum loopt vanaf de calcaneus
naar het os naviculare.
De ligamenten van de tenen:
In de articulationes intertarsales articuleren het talonaviculare en het calcaneocoboidale gewricht. Vanaf de plantaire
zijde van de calcaneus loopt het ligamentum plantare longum naar de plantaire zijde van het os cuboideum. Dorsaal
hiervan ligt het ligamentum calcaneocuboideum plantare dat schuin lateraal-achter naar mediaal-voor loopt.
In de articulationes tarsometatarsales articuleren de distale voetwortelbeentjes met de basis van os metatarsale V. Er zijn
drie gewrichtsholten:
1) Tussen het os cuneiforme mediale en het os metatarsale I
2) Tussen het os cuneifome intermedium, os cuneiforme laterale en de ossa metatarslia II en III
3) Tussen het os cuboideum en de ossa metatarsalia IV en V
,Deze gewrichtsholten worden van elkaar gescheiden door 2 ligamentum metatarsaila interossea. De gewrichtskapsels
worden versterkt door de 2 ligamentum tarsometatarsalia dorsalia en plantaria. Ook de kapsels van de II tot en met de V
os metatarsale worden versterkt door de dorsale en plantaire ligamenten. De gewrichtsholten met de tarsometatarsale
gewrichten worden afgesloten door de ligamentum metatarsalia interossea.
Pezen:
Pezen bestaan uit peesschedes. Op plaatsen waar pezen blootstaan aan wrijving, worden ze omgeven door een synoviale
peesschede, vagina synovialis tendinis. Dit is een pees wat bestaat uit synovia, net als bij de gewrichten. Dit is een heldere
vloeistof die zich in gewrichtsholtes bevindt. In de pees is één zijde onderbroken door bindweefsel. Hierdoor kunnen
bloedvaten en zenuwen de pees bereiken. Wanneer het bindweefsel over de gehele lengte van de peesschede voorkomt
wordt het mesotendineum genoemd. De peesschede heeft een buitenste en een binnenste laag. De pezen verbinden de
spierbuiken met het skelet, fasciën, gewrichtskapsels en soms ook met de huid.
Om de pees zit het retinaculum, dit is een band om de pees samen met de peesschede tegen het bot aan te houden.
Peesscheden van het onderbeen, de enkel en de voet.
Retinaculi rond enkel:
Mm. Extensorum
• Superius
• Inferius
Mm. Fibularum (peroneonum)
• Superius
• Inferius
Mm. flexorum
,Leerdoel 4: beschrijf de kinesiologie van en in de voet. Geef hierbij de biomechanische aspecten van het staan en het gaan
aan.
De bewegingen die met de articulatio talocruralis, ook wel het bovenste
sprongewricht, kan worden uit uitgevoerd zijn de dorsaalflexie en plantairflexie van
de voet. Dorsaalflexie wordt gemaakt door de ventrale onderbeenspieren, namelijk
de m. tibialis anterior, m. hallucis longus, m. extensor digitorum longus en de m.
peroneus tertius. Trochlea tali ‘loopt’ in de enkelvork. Dit wordt close-packed
position genoemd. Dit is een stabiele positie. De kuitmusculatuur kan deze ROM
‘beperken’.
, Plantairflexie wordt gemaakt door de dorsale onderbeenspieren:
m. popliteus, m.tibialis posterior, m.flexor hallucis longus, m.
flexor digitorum brevis, m.triceps surae en de m.plantaris. Dorsale
deel van de trochlea in de enkelvork. Dit wordt loose-packed
position genoemd. Dit is een instabiele positie, ook wel ‘’de
manier van landen na een sprong’’.
De bewegingen die met het articulatio subtacularis, ook wel het onderste
sprongewricht, kan worden uitgevoerd zijn pronatie en supinatie.
In de lijn van Chopart worden 3 bewegingen gemaakt, namelijk dorsaal- en
plantairflexie, inversie en eversie, en abductie en adductie. Dit is de lijn tussen het
talonaviculare en calcaneocoboidale gewricht.
In de lijn van Lisfranc wordt een geringe dorsaalflexie gemaakt en plantairflexie
van ongeveer 15 graden gemaakt. Het gewricht van Lisfranc heeft een grote
samenhang met aangrenzende botten. Voornamelijk translatoire
bewegingscomponent. 2e straal is meest ‘opgesloten’, dit zorgt voor een relatieve
stijfheid.
Gewrichten van de voorvoet:
Draaiingsas ligt tussen de 2e en 3e straal. 2e straal is het middelpunt van de voet.
Draaiingsas kan ook iets naar lateraal getekend worden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kyrabrinkman23. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.22. You're not tied to anything after your purchase.