Er zijn verschillende redenen waarom bedrijven voorraden aanhouden. Er zijn verschillende
voorraadtypes:
- Cycle voorraad. De voorraad voortvloeiend uit een bestelling of productie. Dit hangt af van
de bestelhoeveelheid of de productiehoeveelheid.
- Safety voorraad. De voorraad om onzekerheid in de vraag en aanbod op te vangen. Dit hangt
af van de mate van onzekerheid, maar hangt ook af van het serviceniveau. Wanneer het
bedrijf de klant een grote beschikbaarheid wil bieden, dan zal er meer safety voorraad
moeten zijn.
- Pipeline or in transit voorraad. De goederen die onderweg zijn tussen verschillende fasen
van de supply chain. Dit hangt af van de transporttijd, oftewel de levertijd.
- Anticipation or seasonal voorraad. Op bepaalde momenten van het jaar is er een piek in de
vraag. Bedrijven kopen vaak in in afwachting van de vraag of schaarste van een bepaald
product.
- Congestion voorraad. Bepaalde productie stappen hebben een lagere capaciteit dan
anderen. Daarom ontstaat er een voorraad tussen verschillende stages. Dit is WIP stock.
- Hedging voorraad. Voorraad om speculatieve redenen. Een prijsverhoging kan een reden zijn
om extra voorraad in te slaan of aanbodtekorten.
- Decoupling voorraad. Voorraad kan gebruikt worden om verschillende stappen in het proces
los te koppelen. Het proces is normaal op elkaar afgestemd, wanneer er voorraad wordt
aangehouden, kan dit losgekoppeld worden. Dit kan handig zijn, zodat de productie vlot
verloopt.
Er is sprake van cycle voorraad, omdat er meer wordt besteld of geproduceerd dan de klant vraagt.
Dit is vaak gelijk aan de helft van de bestelhoeveelheid.
Voorbeeld:
Q = Productiegrootte van 10.000 eenheden
D = Vraag per tijdseenheid. 1.000 eenheden per dag.
Voorraadprofiel maken = Q staat op de verticale as. D staat op de
horizontale as. Na 10 dagen is de voorraad op en wordt er gelijk
weer geleverd. Gemiddeld ligt er Q delen door 2 in voorraad.
De cycle voorraad (CS) is gelijk aan de helft van de bestelhoeveelheid. Dus 5.000 eenheden.
Hoelang ligt een product gemiddeld in voorraad?
Little’s law. Gemiddelde voorraad = gemiddelde flow rate * gemiddelde flow time.
Hier wordt de vraag gesteld naar de gemiddelde flow time.
Gemiddelde flow time = gemiddelde voorraad / gemiddelde flow rate. Dit is Q / 2D.
5.000 eenheden / 1.000 eenheden per dag = 5 dagen.
De cycle voorraad voegt vijf dagen toe aan de tijd dat een product doorbrengt in de keten. Deze tijd
gaat af van de tijd dat we het product kunnen verkopen, denk aan een houdbaarheidsdatum.
Voorbeeld:
De voorraad kan worden aangevoerd door middel van 1200 ton per boot of 30 ton per truck.
De gemiddelde voorraad = = 600 en = 15.
De flow time voor de boot = 600 ton / 15.000 ton per jaar = 0,04 jaren.
De flow time voor de truck = 15 ton / 15.000 ton per jaar = 0,001 jaren.
Wanneer er wordt gekozen voor de boot ligt het langer in voorraad.
De bestelfrequentie is hoger bij de truck dan bij de boot. Dit is D / Q. De vraag wordt gedeeld door
de productiegrootte.
Een lagere cycle voorraad is aantrekkelijker, omdat:
, - De gemiddelde flow time is lager. Er kan sneller worden ingespeeld op de vraag. Dit is beter
voor de responsiviteit.
- Het aanhouden van voorraad kost geld, want het moet ergens opgeslagen worden.
- Het werkkapitaal is lager.
Cycle voorraad wordt aangehouden om schaalvoordelen te benutten.
Supply chain kosten:
- Fixed ordering cost = De vaste kosten van een bestelling = S (€ per bestelling)
- Material cost = De materiaal kosten = C (€ per eenheid)
- Holding cost = De kosten om een eenheid een jaar in voorraad te houden = H = hC (€ per
eenheid per jaar) (h is de holding rate)
Iedere speler in de supply chain neemt voorraadbeslissingen vanuit een eigen perspectief. Daarbij
bestellen deze spelers zo dat de kosten laag blijven. Het zou fijn zijn als de bestellingen worden
afgestemd op elkaar om ervoor te zorgen dat kosten van de totale keten zo laag mogelijk zijn.
Componenten van de totale kosten:
- Material cost = Horizontale lijn, dit is onafhankelijk van de
bestelhoeveelheid Q.
- Ordering cost = Kleine hoeveelheid van Q zorgt voor hoge
ordering cost. Wanneer er een grote hoeveelheid Q is, zorgt
dit voor lagere ordering cost.
- Holding cost = Diagonale lijn, kleine hoeveelheid van Q zorgt
voor lage voorraadkosten. Een grotere hoeveelheid zorgt voor
hogere kosten.
De totale kosten kunnen als volgt worden geschreven:
TC (Q) = CD + (D / Q)S + (Q / 2)hC
CD = Material cost = De materiaal kosten vermenigvuldigt met de vraag.
(D / Q)S = Ordering cost = De bestelfrequentie vermenigvuldigt met de vaste kosten van een
bestelling.
(Q / 2)hC = Holding cost = De gemiddelde voorraad vermenigvuldigt met de holding kosten.
De totale kosten lijn heeft een U vorm. Bij een bepaalde Q zijn de totale kosten minimaal = minimum.
Dat is de optimale bestelhoeveelheid, economic order quantity (EOQ). Dit is Q*.
Dit kan uitgerekend worden door de totale kosten functie af te leiden naar Q.
Door Q*uit te rekenen en daarna de totale kosten te bereken, zullen de ordering en holding kosten
gelijk aan elkaar zijn. Een grote afwijking tussen ordering en holding kosten betekent een slecht
bestelproces en leidt vaak tot hoge totale kosten.
Het kleiner maken van Q* kan door S te verlagen.
Het afronden van Q* heeft geen grote effecten op de totale kosten.
De optimale bestelfrequentie is n*.
Veronderstellingen bij EOQ:
- Producten zijn ogenblikkelijk beschikbaar en worden ogenblikkelijk geproduceerd.
- Levering vindt ogenblikkelijk plaats.
- De vraag is deterministisch, is vast.
- De vraag is constant.
- De vaste kosten van een bestelling zijn bekend en vast.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marloesteeuwen11. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.28. You're not tied to anything after your purchase.