Staats- en bestuursrecht Rechtsvergelijking (RGMST01306)
Summary
Samenvatting staats- en bestuursrecht Rechtsvergelijking; samenvatting van het boek en de extra voorgeschreven literatuur
20 views 1 purchase
Course
Staats- en bestuursrecht Rechtsvergelijking (RGMST01306)
Institution
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Book
Staatsrecht van de landen van de Europese Unie
Samenvatting studieboek Het Staatsrecht van 7 Europese landen van L.F.M. Besselink, P.P.T. Bovend'Eert (Duitsland, Frankrijk, Zweden en het Verenigd Koninkrijk) - ISBN: 9789013133707, Druk: 9, Uitgavejaar: - (.)
Duitsland, frankrijk, zweden en het verenigd koninkrijk
April 15, 2021
86
2020/2021
Summary
Subjects
staats en bestuursrecht
master
rechtsvergelijking
duitsland
amerika
zweden
frankrijk
vk
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Rijksuniversiteit Groningen (RuG)
Rechtsgeleerdheid
Staats- en bestuursrecht Rechtsvergelijking (RGMST01306)
All documents for this subject (2)
Seller
Follow
amlaw
Reviews received
Content preview
Het staatsrecht van zeven Europese landen - Besselink e.a.
Bondrepubliek Duitsland
I. Constitutionele gescheiden, territoir, volk
In de 19e eeuw kwam de Rijnbond-akte van 1806 en door de Duitse Bond op het Wener Congres in 1815 kwam een
zekere mate van eenheid tot stand. Omvorming tot een bondsstaat in 1848 mislukte en in 1866 werd met Pruissen de
Noordduitse Bond gevormd met sterke centralistische trekken. De koning van Pruisen werd het staatshoofd. Na de
Eerste Wereldoorlog in 1918 abdiceerde de keizer en werd een republiek uitgeroepen als een op democratie en
rechtsstatelijkheid gefundeerde bondsstaat, maar door de crisis en Hitlers NSDAP ontstond onbestuurbaarheid. Hitler
werd in januari 1933 rijkskanselier en door noodverordeningen en een machtigingswet waarbij aan de regering het
recht tot wetgeving werd overgedragen, ontstond een dictatuur en ontstond een eenheidsstaat die in 1945 ten onder
ging. Wederopbouw ging volgens een besluit van de Conferentie van Potsdam, de eerste aanzet vormde de instelling
in juni 1947 van een uit Duitsers samengestelde economische raad met wetgevende bevoegdheid met besluiten die
goedgekeurd moesten worden door bezettingsautoriteiten. In 1948 begon de wederopbouw van het staatsbestel op
centraal niveau; de Duitse landen moesten een grondwetgevende vergadering bijeen brengen om een democratische
Grondwet vast te stellen met een democratische regeringsvorm, centraal gedrag, waarborg van rechten van betrokken
landen en garanties voor individuele rechten en vrijheden. Men ontwierp het Herrenchiemseekonvent. Na toetsing
door de Parlementaire raad werd het bijna over doorgevoerd wegens te sterke centralistische tendensen, maar aan
totstandkoming was voldaan. De Grondwet werd op 23 mei 1949 afgekondigd.
Het territoir van de Bondrepubliek omvatte het bezette deel. In maart 1949 aanvaarde de volksraad de grondwet van
de DDR die in oktober 1949 ging gelden. In april 1968 werd de grondwet vervangen. Door de twee afzonderlijke
Duitse staten ontstond de vraag naar de juridische status van volkenrechtelijke entiteiten in het licht van
troonopvolging. De onderlinge verhoudingen tussen de BRD en DDR werden geregeld in een verdrag waarbij
erkenning overeenkomstig beginselen van de VN voorop stond.
2. Duitse eenwording
Door ontwikkelingen in de Sovjet-Unie nam oppositie tegen het regime in de DDR toe. In 1989 viel de Berlijnse
muur en waren grensovergangen geopend. In december 1989 sloten vertegenwoordigers van nieuwe politieke
partijen een gezamenlijk orgaan ‘Runder Tisch’ met vrije verkiezingen en een nieuwe kieswet. Het grondwettelijk
doel om een socialistische maatschappelijk op te bouwen werd in 1990 opgeheven. Voor gezamenlijke wetgeving
werden drie verdragen tussen de BRD en DDR gesloten over een monetaire, economische, sociale unie, herstellen
van eenheid en gemeenschappelijke verkiezingen, als eerste stap naar de staatkundige eenheid. Met het
Einigungsvertrag van augustus 1990 moest eenheid ontstaan in Duitsland, voor eenwording is ook het ‘ Vertrag über
die abschliessende regelung in bezug auf Deutschland’ van belang en werd een verdrag tussen de DDR, BRD, VS,
SU, Engeland en Frankrijk gesloten, waarmee Duitsland weer volledig soeverein is (Zwei-plus-Vier-Vertrag).
4. Nationaliteit
De Duitse nationaliteit wordt verkregen door afstamming, adoptie en naturalisatie (Staatsangehörigkeitsgesetz). Bij
wet kan het staatsburgerschap tegen hun wil ontnomen worden, mits dit niet leidt tot stateloosheid. Voor 1990 zag
het Staatsangehörigkeitsgesetz mede op de DDR en hadden zij naast de Duitse nationaliteit, nationaliteit voor de
DDR. Het recht van de BRD kent tevens de status van Duitser ex art. 116 Grondwet en omvat ook vluchtelingen en
andere groepen en genieten dezelfde staatsburgerlijke rechten. Voor wie in het Hitlerregime door politiek, ras of
religie uit het staatsburgerschap is gezet, wordt de ontzetting nietig verklaard voor zover betrokkenen in Duitsland
wonen.
II. Bronnen van de Duitse staatsrecht
1. Algemeen
De Grondwet is de constitutie omdat zij de hoogste regeling is en een bijzondere herzieningsprocedure kent, waarbij
herziening soms is uitgesloten. In materiële zin is de Grondwet een constitutie omdat zij de organisatie van de staat
regelt. De bondrepubliek is als federale staat een tweeledige staat, omdat de deelstaten beschikken over eigen
constituties, staatsorganisatie en grondrechten die deel uitmaken van het constitutionele recht. De Grondwet kan
nadere regelgeving eisen. Ook de regeling van inrichting en werkwijze van het Duitse constitutionele hof
(Bundesverfassungsgericht) ligt bij de wetgever. Een andere bron zijn de reglementen van orde
(Geschäftsordnungen) van de bondsdag, bondsraad en bondsregeling. Of ongeschreven recht tot het constitutioneel
recht behoort, is onduidelijk wegens het uitgangspunt dat een bijzondere constitutie slechts met een zware procedure
gewijzigd kan worden, toelaat dat gewoonterecht tot ontwikkeling komt. Wel kan zij open normen van de constitutie
invullen. Onduidelijk is of ongeschreven normen derogerende werking hebben voor geschreven constitutionele
rechtsnormen.
2. De Grondwet, grondslagen van het constitutioneel recht
De Duitse Grondwet lijkt op andere moderne constituties van federale staten; zij regelt grondrechten van burgers, de
verhouding tussen de Bond en deelstaten en kent bevoegdheden en verhoudingen voor de belangrijkste
1
,staatsorganen. Zij onderscheidt zich doordat zij een aantal constitutionele uitganspunten formuleert en grondslagen
van de staat vastlegt die van belang zijn bij de interpretatie van grondwetsbepalingen. Art. 1 Gw noemt onaantastbare
menselijke waardigheid als fundament van de rechtsorde. Art. 20 Gw noemt de belangrijkste grondslagen van de
staatsinrichting met een republikeinse regeringsvorm, democratie en inrichting als een sociale en federale staat. De
keuze voor een republiek speelt met name wegens de positie van het staatshoofd. Met democratie gaat de macht van
het volk uit, maar oefent het volk de macht niet zelf uit. In de representatieve democratie oefenen staatsorganen
voor het volk de overheidsfuncties uit. Het handelen moet altijd democratisch gelegitimeerd zijn (de
legitimatieketen); het volk kiest de leden van de bondsdag, zij kiezen de bondskanselier en die kiest de
bondsministers. Enkel de leden van de bondsdag zijn dus rechtstreeks gekozen.
Politieke partijen vormen de schakel tussen het volk en staatsorganen. Door het staatsbondprincipe ex art. 20 Gw
bezitten deelstaten naast de bond als geheel statelijkheid. Art. 28 Gw noemt het rechtsstaatprincipe als constitutioneel
uitgangspunt. Lid 2 noemt machtenscheiding van wetgeving, bestuur en rechtspraak waarbij met name sprake is van
een systeem van checks and balances, alleen de rechterlijke macht is strikt gescheiden. Ook het rechtszekerheids- en
proportionaliteitsbeginsel stellen grenzen aan het handelen van staatsorganen. Ook functioneert de
rechtsbescherming tegen overheidshandelen door toegang tot een onafhankelijke rechter, waarbij het
Bundesverfassungsgericht de constitutionele toetsing en de grondwettigheid op zich neemt. De Grondwet kan slechts
met een bijzondere procedure gewijzigd worden bij wet van het parlement die door 2/3 van de Bondraad en de
bondsdag is aangenomen (art. 79 lid 3 en 121 Gw). Niet elk grondwettelijk voorschrift staat open voor herziening,
wegens bescherming door de Bondsrepubliek als federale staat en democratische rechtsstaat, mits geen inbreuk
wordt gemaakt op de constitutionele grondslagen. Met art. 146 GG kan de GG buiten werking worden gesteld door
een nieuwe constitutie.
3. Internationaal recht en EU-recht
Ex art. 25 Gw zijn algemene regels van volkenrecht onderdeel van het recht van de BRD, prevaleren zij en hebben
zij rechtstreekse werking. Doorwerking geschiedt via het dualistisch stelsel, waarbij een transformatie moet
plaatsvinden bij bondswet, welke de inhoud van het verdragsrecht omzet in nationaal recht (art. 59 lid 2 Gw).
Bepalingen worden door de rechter overeenkomstig toegepast. Het Duitse constitutioneel hof erkent dat het EU-recht
prevaleert en rechtstreeks werkt, maar vond zo lang geen EU-grondrechtencatalogus in de verdragstekst staat, te
toetsen of het gemeenschapsrecht in overeenstemming is met de grondrechten en in ontkennend geval buiten
toepassing te laten (Solange I, II). Het hof is nu van mening dat er geen plaats meer is voor toetsing zodat de EU een
effectieve en gelijkwaardige bescherming van grondrechten waarborgt. Wel toetst zij of het EU-recht niet in strijd
komt met onaantastbare uitgangspunten van de Grondwet.
In 1992 is ingestemd met het Verdrag van Maastricht en wijziging van art. 23 Gw, wat bepaalt dat de bondsrepubliek
voor Europa meewerkt aan totstandkoming van de EU met democratische, rechtsstatelijke, sociale en federatieve
principe met subsidiariteit en dat de bond met toestemming van de bondsraad bevoegdheden kan overdragen aan de
EU, wat ook een wijziging van art. 79 lid 2 en 3 inhoudt. Met lid 1a (2008) kunnen de bondsdag en bondsraad
bezwaar maken bij het HvJEU als wetgevingsbesluiten van de EU in strijd zijn met de subsidiariteit. Als meer dan
1/4e verzoekt, is de bondsdag hiertoe verplicht. De Bondsregering moet zo snel mogelijk de bondsdag en bondsraad
informeren, de bondsdag mag voor EU-zaken een stelling innemen voordat de regering haar medewerking verleent
(art. 23 en 45 Gw).
De Bondsregering moet de bondsraad bij besluitvorming betrekken als belangen van landen in het geding zijn. Dit is:
1. De situatie waarin de bondsraad enkel wetgevende bevoegdheid bezit; of
2. Bij concurrerende bevoegdheid tussen bond en landen moet de Bondsregering het standpunt van de
bondsraad betrekken.
Bij uitsluitend een wetgevingsbevoegdheid van de landen, is de bondregering bij uitoefening van de rechten van de
bondsrepubliek overgedragen aan een door de bondsraad aangewezen vertegenwoordiger van de landen. Door de
wetswijziging is de positie van de bondsraad en bondsdag tegenover de Bondsregering sterker en verdwijnt de
ondermijning van het federale stelsel.
Bij totstandkoming van de verdragen van Maastricht en Lissabon heeft het Bundesverfassungsgericht ook geoordeeld
over het rechtskarakter van de Bondsrepubliek Duitsland en de EU. De EU is een statenverbond met soevereine
lidstaten (zonder deelstaten) die bevoegdheden overdragen aan de EU, waarbij landen ruimte houden om het
overheidsbestuur met eigen beleid te voeren. Art. 38 Gw wordt geschonden als de bondsdag zijn parlementaire
begrotingsverantwoordelijkheid zodanig verliest, dat de bondsdag niet zelf zijn budgetrecht kan uitvoeren. De
bondsdag moet controle en zeggenschap houden over de begroting en mag hiervoor geen andere instanties
machtigen.
III. Het regeringsstelsel op bondsniveau
1. De bondspresident
De BRD heeft een bondspresident als staatshoofd. Na de overname van Hitler en beperking van burgerlijke
vrijheden, is het logisch dat de parlementaire raad in 1948 geen presidentiële functie met politiek zwaartepunt wilde.
Ex art. 54 Gw wordt de president voor vijf jaar gekozen door het bondsconvent (kiescollege met leden van de
2
,bondsdag en parlementen van de deelstaten) met eenmalige verlenging. Er wordt geen debat gehouden en er is een
meerderheid van stemmen vereist. Lukt dit niet, dan geldt na twee stemmingen de relatieve meerderheid. Voor de
bondspresident geldt een verregaande imcompatibiliteitenregeling ex art. 55 Gw en hij wordt vervangen door de
voorzitter van de bondsraad. De bondspresident kan ontzet worden uit zijn ambt als hij opzettelijk de Grondwet of
bondswet schendt. Hij heeft weinig politieke beslissingsruimte. Uitgangspunt is art. 58 Gw waarin staat dat alle
besluiten van de bondspresident het contraseign behoeven van een bondsregeringslid, bondskanselier of
verantwoordelijke bondsminister. Hieruit blijkt dat eenduidig regelingsbeleid wordt gevoerd en is de bondspresident
zelf geen verantwoording verschuldigd aan het parlement. De bondspresident vervult representatieve verplichtingen
van het staatshoofd, vertegenwoordigt de BRD, sluit verdragen en neemt geloofsbrieven aan. Hij kan gratie verlenen,
vaardigt bondswetten uit en laat ze opnemen in het staatsblad. De uitvaardiging van wetten behoeft een contraseign.
Ook kan hij de noodtoestand uitroepen.
Voor parlementaire democratie kent de bondspresident een aantal bevoegdheden. De bondskanselier wordt op
voorstel van de bondspresident door de bondsdag gekozen en benoemd. Benoeming of ontslag van de bondskanselier
behoeft geen contraseign. Zijn politieke invloed op de Bondsregering is beperkt. Als de bondsdag geen
bondskanselier kan kiezen, dan heeft de bondspresident de vrijheid of hij deze persoon benoemt dan wel de bondsdag
ontbindt (art. 63 lid 4 Gw). Iets vergelijkbaars gebeurt als het vertrouwen in de bondskanselier wordt opgezegd (art.
68 Gw). Ook kan hij op voorstel van de bondskanselier en met toestemming van de bondsraad de
wetgevingsnoodtoestand afkondigen, waarmee wetgeving op grondslag van toestemming van de bondsraad mogelijk
is (art. 81 Gw), waardoor een minderheidskabinet zes maanden kan bestaan.
2. De bondsdag
De BRD is een representatieve en parlementaire democratie. De bondsdag is het parlement dat als enige rechtstreeks
is gekozen. Zij is bevoegd voor wetgeving en controle, maar is ook het vertegenwoordigend lichaam dat meewerkt
aan de totstandkoming van wetgeving. De bondsraad mist de bevoegdheden van de bondsdag voor het controleren
van de regering en ook de vertrouwensregel werkt niet in relatie tot de bondsraad. Ex art. 38 GW worden de
Bondsdagleden gekozen middels rechtstreekse, vrij, gelijke en geheime verkiezingen, het kiesstelsel staat niet vast en
is aan de bondsdagwetgever overgelaten en heeft gekozen voor mengvorm van evenredige vertegenwoordiging en
een meerderheidsstelsel. Ook geldt een kiesdrempel van 5%. Men brengt één stem uit voor een
districtsafgevaardigde via relatieve meerderheid. De tweede stem gaat via het lijstenstelsel zonder
voorkeursstemmen. Bij toewijzing van zetels volgens het lijstenstelsel wordt de verkiezingsuitslag in de districten
verdisconteert. De op districtsniveau verworven zetels worden landsgewijs in mindering gebracht op het aantal zetels
volgens evenredige vertegenwoordiging. Slechts de resterende zetels worden toegewezen aan de niet reeds in een
district verkozen lijstkandidaten in lijstvolgorde. Is echter het aantal in districten verkozen kandidaten groter dan het
aantal verworven zetels op de landslijst van de desbetreffende partij, dan blijvende deze zogenaamde overhangzetels
behouden. De te veel verkozenen krijgen een zetel in het parlement waardoor het totale zetelaantal toeneemt. Het
aantal overhangzetels neemt toe door het toenemen van het aantal partijen dat de kiesdrempel haalde en regelmatiger
gebruik om stemmen te splitsen.
Door de combinatie van zetelverdeling door het lijstenstelsel in deelstaten en overhangzetels ontstaat het risico van
negatief stemgewicht (überhangmandate); door op een lijst te stemmen waardoor de partij minder in plaats van meer
zetels krijgt. Dit werd ongrondwettig verklaard en de wetgever werd opgedragen om een nieuwe regeling op te
zetten, maar de nieuwe regeling voldeed niet aan de evenredige vertegenwoordiging. Er is een tweede fase aan de
vaststelling van de verkiezingsuitslag toegevoegd waarbij de zetelverdeling nogmaals wordt berekend, maar dan op
bondsniveau. Alle partijen die in de eerste fase te weinig zetels hebben in verhouding tot de partijen met
overhangzetels, krijgen deze gecompenseerd (Ausgleichmandate). Het aantal leden in de bondsdag blijft stijgen. De
methode van verdiscontering van de uitslag op districtsniveau in zeteltoewijzing volgens het lijstenstelsel heeft tot
gevolg dat de getalsmatige politieke verhoudingen vrijwel geheel door evenredige vertegenwoordiging worden
bepaald.
De bondsdag kiest ex art. 40 Gw een voorzitter en plaatsvervanger die de bondsdag vertegenwoordigt en leiding
geeft. Hij wordt ondersteund door het presidium (voorzitter, plaatsvervangers) en het seniorencollege. De
werkzaamheden vinden plaats in de plenaire vergadering en Bondsdagcommissies die de beraadslaging
voorbereiden. De commissies zijn een afspiegeling van de samenstelling van de bondsdag. Een commissie voor EU-
zaken is ex art. 45 Gw verplicht, de bondsdag kan deze commissie machtigen om de bevoegdheden ex art. 23 Gw uit
te oefenen. Leden van de bondsdag kunnen samenwerken in fracties, dit zijn verenigingen met rechtsbevoegdheid in
het parlement waaraan bevoegdheden toekomen. De leden van de bondsdag hebben een vrij mandaat en
vertegenwoordigen ex art. 38 Gw het gehele volk. Ook indemniteit en immuniteit spelen een rol ex art. 46 Gw.
Indemniteit betekent dat Bondsdagleden voor uitingen in de bondsdag niet in rechte aangesproken kunnen worden.
Immuniteit beperkt de mogelijkheid van strafvervolging voor gedragingen in en buiten het parlement. De bondsdag
neemt een zelfstandige en onafhankelijke positie in en beslist zelf over organisatie en werkwijze. Het onderzoek van
de rechtmatigheid van Bondsdagverkiezingen is aan de bondsdag zelf opgedragen, maar er staat een ingang bij het
Bundesverfassungsgericht open. De bondsdag bezit ruime bevoegdheden. Zij heeft een centrale rol in de
wetgevingsprocedure en moet instemming verlenen, ex art. 81 GG. Ten tweede bepaalt de bondsdag de keuze van
3
, ambtsdragers van andere bondsorganen en verleent aan hen democratische legitimering. Ten derde stelt de bondsdag
de begroting van inkomsten en uitgangen van de bond bij bondswet vast en ten vierde behoorde de politieke controle
van de regering en het regeringsbeleid tot een van de hoofdfuncties van de bondsdag. De leden van de Bondsregering
kunnen verplicht worden ter vergadering van de bondsdag aanwezig te zijn en vragen te beantwoorden. Hierbij
gelden het interpellatierecht en het vertrouwensbeginsel. Soms is de politieke controle geformaliseerd in een
instemmingsbevoegdheid, zoals bij de inzet van Duitse strijdkrachten buiten de NAVO. Uitbreiding van taken en
bevoegdheden voor de EU kan niet zonder verdragswijziging, voor wijziging is goedkeuring van de bondsdag nodig.
Na het verdrag van Lissabon stelde het constitutioneel hof de positie van de bondsdag aan de orde, omdat dit verdrag
voorziet in veranderde besluitvormingsprocedures zonder verdragswijziging. Stilzwijgende toestemming van het
nationaal parlement is hierbij onvoldoende; het parlement moet vooraf uitdrukkelijk goedkeuring verlening (BverfGE
Lissabonurteil). Op verzoek van 1/4e moet de bondsdag een enquêtecommissie instellen ex art. 44 Gw, tenzij art. 45
Gw. Dit is een belangrijk recht van de oppositie. Zij kan onderzoekscommissies instellen in is hiertoe verplicht als
1/4e hierom vraagt. Om de parlementaire greep op de militairen te vergroten is het instituut van de parlementaire
commissaris voor strijdkrachten ingesteld als hulp ter bescherming van grondrechten. Zij fungeert als
onderzoeksinstantie en kan aanbevelingen doen. Ook kent de bondsdag gegevensbescherming door de
bondspresident benoemd. Er is een aantal stromingen.
3. De bondsraad.
Bij totstandkoming van de Grondwet ontstond behoefte aan een federatief orgaan als landsvertegenwoordiging op
bondsniveau. Modelmatig stond voor ogen:
a. Bondsraadconstructie: een uit leden van de landsregeringen bestaand orgaan met dezelfde bevoegdheden als
de bondsdag. Bezwaar is dat er onvoldoende democratische legitimatie van de bondsraadsleden is en dat de
uiteindelijke beslissingsbevoegdheid wordt verlegd naar de landsregeringen.
b. Senaatsconstructie: orgaan met leden gekozen door het electoraat van de landen waar de bondsraadleden niet
afkomstig zijn uit landsregeringen, maar dezelfde wetgevingsbevoegdheden als de bondsdag. Bezwaarlijk is dat
de senaat een kopie zou worden van de bondsdag en werkelijke vertegenwoordiging niet zou verwezenlijken.
Men koos voor een afgezwakte bondsraadconstructie met leden van landsregeringen maar geen gelijke
bevoegdheden in het wetgevingsproces. Ex art. 51 bestaat de bondsraad uit leden van de landsregeringen met elk
minstens drie stemmen. Het voorzitterschap wordt telkens voor een jaar vervuld. Leden mogen aan beraadslaging
van de bondsraad deelnemen. Stemmen van een land kunnen door de leden van de betrokken landsregering slechts
als eenheid worden afgegeven. Het vrije mandaat geldt niet in de bondsraad. Leden van de landsregeringen kunnen
gehouden zijn aan aanwijzingen van hun regering, maar schending leidt niet tot ongeldigheid van de stemmen. De
bondsraad werkt mee aan totstandkoming van wetgeving, omdat zij toestemming moet geven bij herziening van de
Grondwet met 2/3e meerderheid. Bij bondswetgeving heeft de bondsraad initiatiefrecht, maar hierbij bestaat
onderscheid tussen toestemmingswetten (met name bestuursbevoegdheden tussen bond en landen) en
bezwaarwetten. Toestemmingswetten kunnen zonder positief besluit van de bondsraad niet tot stand komen, bij
overige bondswetgeving kan zij totstandkoming niet tegenhouden.
Ook heeft de bondsraad bestuursbevoegdheden waarbij zij mogen ingrijpen in de bestuurlijke zelfstandigheid van de
langen. De Bondsregering kan beleidsregels voor de uitoefening van bestuurstaken vaststellen, zij behoeven
toestemming van de bondsraad. Toestemming van de bondsraad is vaak vereist bij verordeningen van de
Bondsregering, ook mag de bondsraad initiatiefverordeningen voorleggen aan de Bondsregering en kan zij
bestuursbevoegdheden uitoefenen in het kader van toezicht op de landen (art. 84 lid 3 Gw). Ex art. 23 Gw heeft de
bondsraad een belangrijke functie met betrekking tot Europese integratie. Een bijzondere bevoegdheid heeft zij bij de
wetgevingsnoodtoestand bij een vertrouwenscrisis tussen de bondskanselier en de bondsdag. Als de bondsdag niet
wordt ontbonden en de Bondsdag geen nieuwe bondskanselier kiest, dan kan de bondspresident op voorstel van de
kanselier en toestemming van de bondsraad voor een bepaald wetsontwerp verklaren dat de
wetgevingsnoodtoestand bestaat. Als het voorstel opnieuw wordt afgewezen, geldt bij aanvaarding door de
bondsraad de wet als aangenomen.
Een andere belangrijke bevoegdheid is de verkiezing van rechters van het constitutionele hof. Door de bondsraad
kunnen de landen meebesturen op bondsniveau voor bondswetgeving en bondsbestuur. De bondsraad is niet
voldoende democratisch gelegitimeerd om een partijpolitieke rol te vervullen.
4. Bondsregering, bondskanselier, bondsminister
De regeringsfunctie wordt op bondsniveau uitgeoefend door drie ambten. De Bondsregering is het collegiale ambt,
de bondskanselier de regeringsleider en de bondsministers hebben een eigen terrein. Na verkiezingen kiest de
bondsdag de bondskanselier ex art. 63 Gw. De bondspresident draagt een kandidaat aan. De bondsdag is niet
gehouden zich de beperken tot de kandidaat van de bondspresident. De kandidaat moet ten minste de meerderheid
van de stemmen krijgen. Is dit niet zo, dan kan de bondsdag binnen veertien dagen een eigen kandidaat kiezen met
dezelfde meerderheidseis. Lukt dat niet, dan gelden de meeste stemmen met absolute meerderheid, anders heeft de
bondspresident de keuze tussen benoeming en ontbinding van de bondsdag. Na benoeming volgt samenstelling van
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amlaw. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.88. You're not tied to anything after your purchase.