Samenvatting van geschiedenis werkplaats vwo hoofdstuk/tijdvak 9: de tijd van wereldoorlogen. Boven iedere paragraaf staat het bijbehorende kenmerkend aspect. Belangrijke begrippen zijn dikgedrukt.
Geschiedenis tijdvak 9: tijd van wereldoorlogen (1900-1950)
KA: het voeren van twee wereldoorlogen.
Oorzaken Eerste Wereldoorlog:
Militarisme
Nationalisme
Wapenwedloop
Wraak
Er waren twee blokken ontstaan:
Frankrijk en Rusland
Duitsland en Oostenrijk-Hongarije
De landen voelden zich bedreigd door elkaar, alle mogendheden waren namelijk
sterk aan het ontwikkelen.
Er waren spanningen op de Balkan, wat in verval was geraakt nadat het niet meer bij
het Turkse rijk hoorde. In 1914 werd de Oostenrijkse kroonprins in de voormalige
Turkse provincie Bosnië vermoord door een terrorist uit Servië. Oostenrijk, dat werd
gesteund door Duitsland, wilde wraak op Servië. Maar Servië kreeg steun van
Rusland, en Rusland van Frankrijk. Na de moord werden de legers gemobiliseerd en
de oorlog verklaard. Nadat Duitsers door België trokken om van daaruit Frankrijk aan
te vallen, steunde Groot-Brittannië Frankrijk. Langzamerhand werd overal ter wereld
gevochten, het was een wereldoorlog.
De Duitsers werden vlak voor Parijs teruggedrongen door de geallieerden en er
ontstond een loopgravenoorlog aan het westfront. Aan het oostfront vochten de
centralen tegen Rusland. In 1919 ontstond de Februarirevolutie in Rusland door een
hongeropstand waarna de tsaar aftrad. Na de volgende revolutie, de
Oktoberrevolutie nam de communist Lenin de macht en vlak daarna sloot hij vrede
met Duitsland, in 1918.
Na een tegenaanval van geallieerden aan het westfront werd in Duitsland een
burgerregering aangesteld, die voor vrede zorgde (Duitse keizer naar Nederland
gevlucht). Door het gebruik van moderne en massavernietigingswapens verloren
veel soldaten het leven.
Bijna alle mannen vochten in het leger en dus werkten vrouwen en ouderen in hun
plaats in bijvoorbeeld fabrieken voor de productie van wapens. De focus lag op de
oorlog en dat, samen met de blokkade van Duitse havens leidde tot een
voedseltekort.
Na de wapenstilstand werd Duitsland een democratische republiek. De Vrede van
Versailles werd opgesteld (1919):
Duitsland had als enige schuld aan de oorlog.
Duitsland kreeg enorme herstelbetalingen.
Duitsland mocht een klein en zwak bewapend leger hebben.
Frankrijk kreeg Elzas-Lotharingen terug van Duitsland, en Duitsland verloor
veel andere gebieden/kolonies.
Duitsland mocht geen lid worden van de nieuwe volkerenorganisatie
(Volkenbond) om de vrede te bewaren.
, KA: de crisis van het wereldkapitalisme.
In 1924 begonnen de ‘roaring twenties’ → er kwam welvaart. Er ontstond
massaconsumptie en optimisme. In 1929 gingen de koersen plotseling omlaag,
mensen probeerden snel hun aandelen te verkopen waardoor de koersen weer
daalden. Deze beurskrach leidde tot een wereldwijde recessie. Het werd wereldwijd
doordat landen nauwer verbonden waren door bijvoorbeeld leningen. Duitsland
leende geld van de VS om de herstelbetalingen te doen aan Frankijk en GB. Dat kon
na de beurskrach niet meer. Een andere oorzaak was dat er meer productie was dan
vraag.
Ook kolonies kregen het zwaar → moederlanden beschermden hun eigen
ondernemers ten koste van kolonies.
Alle landen geloofden dat de crisis vanzelf over zou gaan → het kapitalisme had
zichzelf altijd weer hersteld. Landen bezuinigden en lieten de markt zijn werk doen.
Hoe langer de crisis duurde, hoe meer twijfel er ontstond aan dit liberale idee. Door
subsidies uit te delen, waardevermindering van de munt en de bezuinigingen duurde
de crisis langer. Het beleid had verkeerd uitgepakt.
In 1933 startte de Amerikaanse president de New Deal → er kwam staatssteun voor
banken, werkelozen en openbare werken. Ook in andere landen trad vanaf 1933
langzaam herstel op, door het idee van Roosevelt om geld uit geven, op te volgen.
KA: het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën communisme, fascisme en
nationaalsocialisme.
In 1922 werd o.l.v. de communistische Lenin de Sovjet-Unie gesticht, een
eenpartijstaat (1 politieke partij toegestaan). In hetzelfde jaar grepen de fascisten
o.l.v. Mussolini de macht in Italië. De fascisten waren vooral nationalistische
oorlogsveteranen. Italië werd na geweld en chaos een dictatuur.
In Duitsland waren er gevechten tussen linkse arbeiders en nationalistische
oorlogsveteranen. Tijdens de economische crisis beloofde Hitler welvaart voor
Duitsland. Daarom kreeg zijn partij, de NSDAP, de meerderheid. In 1933 werd Hitler
benoemd tot regeringsleider. Daarna trok hij alle macht naar zich toe.
Fascisme en nationaalsocialisme leken op elkaar:
Nationalistisch
Verheerlijking van geweld en leiderschap
Voorbeeld van fascisten: Romeinse rijk
Voorbeeld van nazi’s: Heilige Roomse rijk en het Duitse keizerrijk
Hebben van een partijleger
Belangrijk verschil: fascisten waren tegen de rassenleer van nazi’s.
Bij de communisten doen ras en natie er niet toe → het gaat om arbeiders.
Communisten willen:
Overal een dictatuur
Een klasseloze samenleving
Alle bedrijven in handen van de staat
Een eind aan het kapitalisme
De drie ideologieën hadden een belangrijke overeenkomst → ze wilden de bevolking
compleet beheersen. Kenmerkend voor de ideologieën waren brute onderdrukking
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller rosiework. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.23. You're not tied to anything after your purchase.