,1.1 Bedrijfseconomie en maatschappij
Bedrijfseconomie is het deel van de economische wetenschap dat gericht is op bestudering van het
gedrag van individuele ondernemingen.
1.2 Personen, ondernemers en organisaties
Ondernemingen of commerciële organisaties zijn organisaties die naar winst streven. Niet-
commerciële organisaties zijn organisaties die niet naar winst streven maar een ander doel hebben.
Een organisatie is een samenwerkingsverband van mensen die bepaalde doelen willen bereiken.
De rechtsvorm is de juridische vorm van de organisatie. Rechtsvormen voor commerciële
organisaties:
Eenmanszaak: één eigenaar die overal voor verantwoordelijk is.
Vennootschap onder firma (vof): twee of meer vennoten oefenen een bedrijf uit onder
gemeenschappelijke naam.
Naamloze en een besloten vennootschap (nv en bv): rechtspersoon waarbij de eigenaren
beperkt aansprakelijk zijn.
Rechtsvormen voor niet-commerciële organisaties:
Vereniging: leden, bestuur en een doel.
Stichting: bestuur en een doel.
Organisaties worden geleid door het management. Taken van het management zijn het:
bepalen van de doelstellingen van de organisatie. Een organisatie streeft naar doelen en
werkt deze uit in doelstellingen. Van boven naar beneden (topmanagement -
middenmanagement - lager management) zijn
dit strategische, tactische en operationele doelstellingen. Er worden eisen aan doelstellingen
gesteld: deze doelstellingen moeten duidelijk, acceptabel, haalbaar en niet strijdig zijn;
plannen. Dit is de gedetailleerde uitwerking van de doelstellingen;
organiseren. het scheppen van doelmatige verhoudingen tussen mensen, middelen en
handelingen om een bepaald doel te bereiken;
geven van leiding. Hierbij begeleidt de manager de activiteiten van de verschillende
werknemers en afdelingen;
controleren. Dit is het nagaan of medewerkers hun taken zo doelmatig mogelijk uitvoeren.
1.3 Communicatie, onderzoek en informatie
Communiceren is het uitwisselen van informatie tussen een zender en een ontvanger
→ intern binnen de organisatie en extern tussen de organisatie en buitenwereld.
Een informatiesysteem is het geheel van personen, hulpmiddelen en activiteiten dat gericht is op het
verzamelen, verwerken en verstrekken van gegevens om te kunnen voorzien in de
informatiebehoeften van personen binnen en buiten de organisatie. Alle activiteiten daarbij zijn
onderdeel van het informatievoorzieningsproces.
Het doorlopende proces van de overdracht van informatie leidt tot informatiestromen. Informatie:
gegevens die de kennis van de ontvanger vergroten. Gegevens zijn feiten op zich.
Informatie moet aan de volgende eisen voldoen:
, betrouwbaar: dus juist en volledig;
relevant: de informatie moet zoveel mogelijk aansluiten op de informatiebehoeften;
tijdig: de informatie moet er op het juiste moment zijn.
Bij zoekmachines moet je selectief omgaan met de resultaten: de ouderdom en de herkomst van de
bron zijn van belang.
Soorten informatie:
om beslissingen nemen → beslissingsinformatie;
om verantwoording afleggen → verantwoordingsinformatie;
om te vergelijken met de norm → feedbackinformatie.
2.1 Procenten en promillages
Bij het rekenen met procenten stellen we eerst de basis (het uitgangspunt) vast. We bepalen welk
gegeven we gelijk moeten stellen aan 100%. Bij vragen als “hoeveel procent is 40 meer dan 25” en
“hoeveel is 60 minder dan 90”, is het getal achter “dan” de basis. En dat getal stellen we gelijk aan
100%. Is er sprake van een toename of afname van bijvoorbeeld de verkoopprijs, dan stellen we de
oorspronkelijke waarde (hier de verkoopprijs) gelijk aan 100%.
Rekenen met promillages gaat op dezelfde manier als het rekenen met procenten; het enige verschil
is dat we niet met 100% rekenen maar met 1.000‰.
Afzet = het aantal verkochte producten.
Omzet = afzet x verkoopprijs.
Brutowinst = omzet – inkoopwaarde omzet.
Nettowinst = brutowinst – de overige kosten.
2.2 Eerstegraads vergelijking
Eerstegraads vergelijking: twee uitdrukkingen met daarin één onbekende grootheid worden aan
elkaar gelijkgesteld: bijvoorbeeld 4x + 3 = 23. Deze vergelijkingen los je op door eerst de wel bekende
factoren in één uitdrukking te krijgen: 4x = 23 – 3 → 4x = 20. Daarna kun je de onbekende grootheid
berekenen: x = 20/4 = 5.
2.3 Ongewogen en gewogen gemiddelde
Het ongewogen rekenkundig gemiddelde berekenen we door de waarde van de verschillende
waarnemingen op te tellen en te delen door het aantal waarnemingen.
Het gewogen gemiddelde berekenen we door de verschillende waarden van de verschillende
waarnemingen te vermenigvuldigen met het gewicht en dit totaal te delen door het aantal
waarnemingen.
2.4 Tabellen en grafieken
Een tabel is een overzicht waarmee we de ontwikkeling van een bepaalde grootheid (of van
meerdere grootheden) laten zien. In een kolom staan de onder elkaar (verticaal) geplaatste getallen
en in een rij de horizontaal geplaatste getallen. Tabel met enkele ingang: de gepresenteerde
gegevens hebben betrekking hebben op één kenmerk. Tabel met meerdere ingangen: de
gepresenteerde gegevens hebben betrekking op meerdere kenmerken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller maykedenouden. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.43. You're not tied to anything after your purchase.