In dit document vind je een uitgebreide samenvatting van alle stof die nodig is voor het tentamen van Inleiding Onderwijswetenschappen. Daarnaast worden er nog artikelen behandeld die ook tentamenstof zijn, dit zijn de artikelen: De leerling centraal, Ontwikkeling in de pedagogisch-didactische vaar...
Samenvatting Inleiding Onderwijswetenschappen
Thema 1 – Onderwijskunde: Een gestructureerde kijk op actoren, processen en variabelen
Onderwijs = Een geïnstitutionaliseerde en geprofessionaliseerde socialisatie. Dit wil zeggen dat het in
instelling is, die gebonden zijn aan wetten en (ongeschreven) regels. Dit wordt georganiseerd door
daartoe opgeleiden mensen. Het is een inleiding in de cultuur en een voorbereiding op te vervullen
rollen.
Voorbeelden van problemen bij de socialisatie:
- Leerlingen met opvoedings- en leerproblemen
- Leerlingen met fysieke en/of verstandelijke beperkingen
- Thuiszitters
- Het geringe onderwijssucces van Friezen, allochtonen en leerlingen uit de lagere
sociaaleconomische milieus
- Ondermaats functionerende leerkrachten
- Falende scholen
Onderwijskunde volgens Valcke: Wetenschapsgebied dat zich op leren en instructie richt. Dit hoeft
niet perse plaats te vinden in het formele onderwijs, maar ook bij de informele leeromgeving.
Daarom wordt er gesproken van een instructieverantwoordelijke en lerende.
Het leren en instructie geven kent verschillende doelgroepen. Bijvoorbeeld studenten in een
collegezaal of artsen die leren over een röntgenfoto etc. Elke doelgroep vraagt zijn eigen benadering.
Het begrip onderwijswetenschappen wordt vooral gebruikt om het wetenschappelijke karakter te
benadrukken.
Onderwijskundig referentiekader > Welke aanpakt werkt in het onderwijs? Hoeveel leren leerlingen
van verschillende aanpakken?
Het referentiekader brengt verschillende elementen samen die bepalen wat de impact is van een
onderwijskundig samenspel in een bepaalde context. Hierbij wordt gebruik gemaakt van meta-
analyses om de elementen en de impact in verband te brengen.
Bij de resultaten van wetenschappelijke onderzoek rapporteert men bijvoorbeeld over de mate
waarin er een significant verschil is in de gemiddelde resultaten tussen 2 groepen.
Men meldt daarnaast ook de mate waarin het vastgestelde verschil al dan niet aan toeval te wijten is
(uitgedrukt in p). Hoe kleiner de p-waarde, hoe kleiner de kans dat het vastgestelde verschil aan
toeval te wijten zou kunnen zijn. Zo betekent p < 0.1 dat de kans dat het gevonden effect op toeval
berust kleiner is dan 1%.
Maar zelfs wanneer een verschil significant is, blijft het onduidelijk of het om een ‘interessant’
verschil gaat. De vraag is dus niet alleen of verschillen significant zijn, maar ook of ze voldoende
interessant zijn om de onderwijspraktijk te inspireren. Effect sizes vertellen iets over de relevantie
van significante verschillen. Hierdoor helpen effect sizes beter onderbouwde conclusies te maken
over de statistische power van significante verschillen. Daarnaast helpen effect sizes op een
gestandaardiseerde manier naar een grote verzameling studies te kijken, waardoor de verschillende
studies onderling vergelijkbaar worden.
gemiddelde experimentele groep−gemiddelde controle groep
Effect size =
gemiddelde standaarddeviatie
https://www.youtube.com/watch?v=tTgouKMz-eI
Cohen geeft aan dat een effect size d = .20 klein is, dat d = .50 verwijst naar een gemiddelde effect
size en dat men vanaf d = .80 spreekt van een grote effect size. Alle effect sizes tot d < .40 zijn toe te
wijzen aan ontwikkelingsinvloeden en/of leerkrachteffecten. Hattie stelde dat wanneer de effect size
d ≥ .40 dat dan pas er significantie is om de aanpak toe te passen in het onderwijs. De invloed is dan
groot genoeg om ontwikkelingsinvloeden en de basisimpact van een leerkracht te overstijgen.
1
,Er zijn verschillende aggregatieniveaus te onderscheiden in het referentiekader. Elk niveau heeft zijn
eigen visie/perspectief op concrete situaties met betrekking tot leren en instructie. En ook ieder
niveau kent zijn eigen vragen:
1. Macroniveau = Niveau van de samenleving en het landelijke beleid
o “Alleen maar witte juffen voor de klas”
Vragen op dit niveau:
- Hoe monitort de overheid de onderwijskwaliteit?
- Hoe moet het onderwijs leerlingen voorbereiden op de maatschappij?
- Wat zijn de functies van onderwijs; wat doet het onderwijs?
Kwalificatie > Relatie tussen onderwijs en de arbeidsmarkt. Het onderwijs richt zich op
de aansluiting op de arbeidsmarkt. Arbeidsontwikkelingen zijn hierdoor van groot belang
voor de inrichting en invulling van het onderwijs. Dit is met name aanwezig in het
beroepsonderwijs (MBO).
Socialisatie > Het inleiden in tradities, culturen en praktijken. Maar ook de algemene
aanvaarde waarden en normen
- Omgangsnormen
- Opvoedende taak
- Denominatie: Overbrengen van geloofsovertuigingen (bijv. christelijke basisschool)
- Burgerschapsvorming
- Omgang met culturele diversiteit
Persoonsvorming > Individualisering van de leerling: Ontwikkeling van identiteit en
uniciteit van de leerling. En het vormen van kritisch denkende burgers.
Differentiatie > Selecteren en alloceren: Het toewijzen van leerlingen aan verschillende
onderwijsprogramma’s en het toewijzen van leerlingen aan sociale posities in de
maatschappij. Kinderen komen het onderwijs verschillend binnen en gaan er daardoor
ook verschillend uit.
- Wat is de rol en invloed van de overheid?
Onderwijs moet je centraal regelen, omdat het een belangrijke rol heeft in de maatschappij.
Het zorgt namelijk voor kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming.
De overheidsbemoeienis kent 3 niveaus:
1) Gemeentelijk niveau > Uitvoering van de leerplichtwet en huisvesting van scholen
2) Provinciaal niveau > Maatregelen met betrekking tot krimp, genoeg toegang tot
onderwijs
3) Landelijk niveau > Onderwijswetgeving en controle op functioneren van scholen
(onderwijskwaliteit – Inspectie van Onderwijs)
Het onderwijsbeleid wordt beïnvloedt door verschillende factoren, waardoor ook de mate van
overheidsbemoeienis wisselend is qua intensiteit. Deze factoren zijn bijvoorbeeld:
Het tijdsbeeld
Veranderingen in opvattingen over verhouding overheid-maatschappelijk leven
2
, Economische omstandigheden (uitgaven aan onderwijs vanuit staatsbegroting)
Vanuit de overheid zelf
Pressiegroepen/ druk op de overheid vanuit de maatschappij
Grondwet - Artikel 23
1) De overheid moet zorg dragen voor het onderwijs
2) Als je wilt mag je een school oprichten, maar er toezicht gehouden door de overheid en je
moet aan bepaalde eisen voldoen
3) Het openbaar onderwijs is levensbeschouwelijk en godsdienstig neutraal
4) In de gemeentes moeten genoeg openbare scholen zijn
5) Het bijzonder onderwijs heeft een vrije richting m. b. t. godsdienst en levensbeschouwing
6) De scholen moeten voldoen aan de eisen van deugdelijkheid, waarbij het bijzonder
onderwijs meer vrijheid heeft qua keuze van leermiddelen en aanstelling van onderwijzers
7) Ook het bijzonder algemeen onderwijs wordt door de overheid bekostigd, mits het aan de
eisen voldoet van deugdelijkheid
8) De regering doet jaarlijks verslag van de staat van het onderwijs aan de Staten-Generaal
Openbaar onderwijs = gaat uit en wordt bestuurd vanuit de overheid. Is levensbeschouwelijk en
godsdienstig neutraal.
Bijzonder onderwijs = niet vanuit overheidsinitiatief. Vanuit een bepaalde levensbeschouwelijke
of godsdienstige visie of "algemeen bijzonder"
Openbare scholen worden gestart door de overheid. Bijzondere scholen zijn particulier initiatief
en gaan meestal uit van een specifieke levensbeschouwelijke of godsdienstige visie. Het
algemeen bijzondere onderwijs gaan uit van een specifiek pedagogisch of … visie, zoals
Montessori. Beide soorten onderwijs worden gefinancierd door de overheid, mits zij voldoen
aan bepaalde eisen van deugdelijkheid.
De overheidsbemoeienis kan dus actief of terughoudend zijn. Actief, omdat de overheid de
opdracht heeft om zorg te dragen voor het goed functioneren van het onderwijsstelsel als
geheel. Terughoudend, omdat scholen een zekere vrijheid hebben om het onderwijs naar eigen
overtuiging in te richten.
Hoe kan de overheid dat beleid voeren? Daar heeft de overheid verschillende
beleidsinstrumenten voor:
Wet- en regelgeving (machtsmiddelen) > Bijvoorbeeld verplichten om iets te doen aan
burgerschapsvorming en sociale integratie
Financiering (ruilmiddelen) > Bijvoorbeeld de school financieren om
stimuleringsprogramma’s van excellentie te kunnen uitvoeren
Overtuiging of moreel appèl (overredingsmiddelen)
Naar verwachting wordt het onderwijsbeleid de komende jaren nog meer beïnvloed door:
o Toenemende invloed van de internationale context
o Voortschrijdende technologisering
o Toenemende culturele verscheidenheid
o Toenemend belang van leren gedurende het gehele leven
2. Mesoniveau = Niveau van de school (organisatie, instelling, bedrijf en faculteit) > Het
schoolbestuur en beleid van de school
o “Basisscholen Geldrop dicht door bestuurscrisis”
Vragen op dit niveau:
- Wat is een goede school?
- Hoe kun je leerkrachten beoordelen?
- Hoe kunnen leerkrachten van elkaar leren?
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller brttlvld8. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.