biologie soorten, populaties & ecosystemen
verwantschap tussen soorten
Leven → domein → rijk → stam → klasse → orde → familie → geslacht → soort
Domein: eukaryoten & prokaryoten (bacteriën)
↓ ↓
wel een celkern geen celkern +
+ organellen organellen
Rijk: dieren & planten & schimmels
Individuen horen tot dezelfde soort als ze overeenkomen in uiterlijke kenmerken
(DNA) en als ze vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen. Als de soort beschreven
is, krijgt deze een wetenschappelijke naam, deze bestaat uit twee delen:
geslachtsnaam + soortaanduiding. Dit is de binominale naamgeving. Soms staat
er achter deze naam nog een naam of een letter, deze duidt de ondersoort aan →
een geografisch afgescheiden groep soortgenoten met iets afwijkende
kenmerken. Door het fokken van dieren of het kweken van planten ontstaan
variaties, rassen.
Soms kruisen verschillende soorten met elkaar en krijgen ze levensvatbare
nakomelingen: hybriden. Twee soorten kunnen alleen samen nakomelingen
krijgen als hun DNA voor het grootste deel gelijk is, vaak zijn de hybride
nakomelingen zelf onvruchtbaar, zodat verdere vermenging van soorten niet
optreedt.
populaties
Een populatie → een groep organismen van dezelfde soort in een bepaald
gebied.
Hoe groot een populatie is, is natuurlijk moeilijk om te onderzoeken.
Je kunt alle dieren tellen of schatten hoe groot de populatiegrootte is, maar een
nauwkeurigere manier is de vangst-terugvangst methode. Dan tel je de dieren
met behulp van deze formule: N= (n1 x n2) : n3.
N= populatiegrootte, n1 = eerste vangst, n2= tweede vangst, n3= tweede
gemerkt
Door geboorte en immigratie neemt de grootte van een populatie toe. Sterfte en
emigratie verkleinen de populatiegrootte. Populaties die zich nieuw vestigen in
een bepaald ecosysteem kunnen zich ontwikkelen volgens een zogenaamde J-
curve of een S-curve. Soorten die zich heel snel voortplanten vertonen vaak een
J-vormige groeicurve in het gebied. Deze groei is ongeremd en wordt ook wel
een plaag genoemd. Een plaag wordt door ongedierte of exoten veroorzaakt.
Populaties die minder nakomelingen produceren vertonen vaak een S-vormige
groeicurve. Deze groei is gezond. Er zijn veel factoren die de populatiegrootte
bepalen maar er is er vaak maar 1 die de groei van de populatie het meest
, belemmert: de beperkende factor. Door deze beperkende factor kunnen dieren
in een andere populatie terechtkomen en dit kan leiden tot genetische diversiteit
→ de genetische variatie in een populatie. De inbreng van andere genen maakt de
kans dat de populatie een bepaalde ziekte overleeft groter. Als de dieren wel in
dezelfde populatie blijven, vergroten ze de oorspronkelijke populatie, maar dan
paren ze met familie en deze inteelt kan de populatie kwetsbaar maken. Ze kunnen
bijvoorbeeld allemaal een ziekte krijgen en de populatie kan dan ineens
verdwijnen.
soorten in hun omgeving.
Biotische factoren → levende of dode invloeden in de natuur.
Abiotische factoren → levenloze invloeden in de natuur.
↪ Deze factoren beïnvloeden de leefomgeving van een soort, de habitat.
Voor elke abiotische factor kent een organisme een optimum → de waarde van de
milieufactor waarbij hij het best gedijt. In een populatie vertoont elk dier
verschillen in de optimumwaarde. Er gelden dan tolerantiegrenzen; buiten die
grenzen blijft geen enkel dier van die populatie in leven. De populatie leeft in hun
optimumgebied.
De niche van een soort → de functie of rol die een organisme vervult in een
bepaald gebied en hoe deze rol het gebied beïnvloedt. Soorten kunnen dezelfde
habitat hebben maar een andere ecologische niche, zo vermijden ze concurrentie.
Populaties overleven in hun habitat, de omstandigheden in hun habitat verandert
echter steeds (regen, wind, kou, warmte enz.). Door aanpassingen in het DNA,
mutaties, kunnen er eigenschappen in een populatie ontstaan die voor betere
overlevingskansen kunnen zorgen. Deze eigenschappen worden via genetica
doorgegeven naar de verdere populatie zodat steeds een groter deel voordeel
kan doen van deze eigenschappen.
relaties tussen soorten
Herbivoren → planteneters.
Omnivoren → alleseters.
Carnivoren → vleeseters.
↪ Ze jagen op prooien, predatie. Ze zijn predatoren en ze gebruiken hun ogen,
oren en neus om hun prooi op te sporen. Dieren hebben verschillende manieren
om hun prooi te vangen. De relatie tussen een prooi en zijn natuurlijke vijand heet
een predator-prooi relatie.
Deze relatie tussen predator- en prooisoorten is van grote
invloed op de populaties. Er ontstaan voedselketens →
energierijke voedselstoffen worden doorgegeven in het
ecosysteem van de ene soort naar de andere. Elke
voedselketen begint met producenten en is vrijwel altijd via zijn
organismen verbonden met één of meer ketens. Onderling
verbinden voedselketens in een ecosysteem en vormen zo een
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller junekijser. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.27. You're not tied to anything after your purchase.