100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
samenvatting anatomie en fysiologie niveau 4, hoofdstukken 13, 14, 15, 16, 17, 22 en 23 $4.31
Add to cart

Summary

samenvatting anatomie en fysiologie niveau 4, hoofdstukken 13, 14, 15, 16, 17, 22 en 23

 0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Een duidelijke samenvatting van de hoofdstukken 13, 14, 15, 16, 17, 22 en 23. Ik heb de samenvatting gebruikt voor het leren van mijn toetsen.

Preview 2 out of 7  pages

  • No
  • 13, 14, 15, 16, 17, 22, 23
  • April 19, 2021
  • 7
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Anatomie periode 2
Hoofdstuk 13
Kleine bloedsomloop gaat als volgt: rechterkamer – longslagader – kleine slagaders –
haarvaten- longweefsel – haarvaten – kleine aders – longader – linkerboezem
De grote bloedsomloop: linkerkamer – aorta – slagaders – kleine slagaders – haarvaten –
organen en weefsels – haarvaten – kleine aders – aders – holle aders – rechterboezem (dan
rechterkamer en die gaat over op de kleine bloedsomloop.) De functie van het hart is ervoor
zorgen dat het bloed in het lichaam rond gepompt word. Daardoor komt er overal zuurstof.
De beweging ontstaat door de prikkelgeleiding. Het hart trekt samen door de
prikkelgeleiding:
 De sinusknoop (pacemaker): ligt in het myocard van de rechterboezem tussen de
onderste en bovenste holle ader. Hij wekt impulsen op dat is het sinusritme. Eerst
trekken de boezems samen en daarna de kamers.
 De boezem-kamerknoop (atrioventriculaire knoop): ligt onder de sinusknoop. Hij
ontvangt prikkels van de sinusknoop en geeft die weer door.
 De bundel van His: is een bundel prikkelgeleidende spiercellen vanaf de boezem-
kamerknoop door het harttussenschot.
 De purkinjevezels: zijn vertakkingen van de bundel van His. Zorgen er voor dat de
kamers samentrekken.
Het hart heeft een rustfase dan is het hele hart ontspannen. Het hart stroomt nu vol
(passieve vullingsfase). Bij de boezemsystole trekken de boezems samen. De holle aders en
de longslagader worden dicht geknepen. Het bloed gaat de kamers in. De
boezemkamerkleppen gaan open (actieve vullingsfase). Bij de kamersystole zijn 3 fases. De
1e is de isovolumetrische fase dan ontspannen de boezems (boezemdiastole). De 2 e is de
ejectiefase dan word het bloed in de slagaders gepompt als de druk in de aorta lager is. Als
laatst de relaxatiefase dan zijn de kamers leeg en ontspannen.
Het hart heeft een bepaald hartcapaciteit dat is het vermogen van een kamer op per
tijdseenheid een bepaald hoeveelheid bloed weg te pompen. Het hartminuutvolume (HMV)
is de hoeveelheid bloed dat er per minuut per kamer weggepompt word. Daar spelen 2
factoren een rol: hartfrequentie (fH): aantal kamersamentrekkingen per minuut en
slagvolume (vS) aantal ml bloed dat er per minuut weggepompt word. Het hart word door
de kransslagaders (slagaders over het hart) van bloed voorzien.

Hoofdstuk 14
Er zijn 3 soorten bloedvaten:
 Slagaders (arteriën): de tunica media bestaat uit bijna alleen maar elastisch
bindweefsel. In kleine slagaders is de tunica media vooral gladde spieren. De
arteriolen hebben rond de tunica media alleen een laag gladde spiervezels.
 Haarvaten (capillairen): is gericht op uitwisseling van stoffen tussen het weefselvocht
en bloed. Ze hebben een vaatwand van 1 laag, een tunica intima die bestaat uit
endotheellaag met dun bindweefselmembraam eromheen.
 Aders (venen): de venulen (aansluiting op haarvaten) bestaat de tunica media uit
bindweefsel met collagene vezels. Die sluiten aan op de grote aders (venen) de wand

, is dunner dan die van slagaders maar aders zijn wijder. 5 verschijnselen zorgen dat
het bloed terug gaat: kleppen: zorgen dat het bloed niet terugstroomt, spierpomp:
stuwende beweging van spieren, slagaderpomp: door polsslag van nabij gelegen
slagader, adempomp: onderdruk waardoor boezems en holle aders vol lopen en de
hartpomp: drukdaling zorgt dat het bloed opgezogen word.
In het haarvatennetwerk vind er stofwisseling plaats. In het bloed aan het begin van het
haarvatennetwerk is de druk 35 mmHg. In het bloed zitten zouten die helpen de osmotische
waarde op peil te houden die altijd 25 mmHg is. De plasma-eiwitten helpen er ook bij. Van
de plasma-eiwitten speelt albuminen de grootste rol. Doordat de osmotische druk in het
weefselvocht lager is (25 mmHg) zuigt het de kleinste delen uit het bloed: zuurstof en
voedingsstoffen. Aan het einde van het haarvatennetwerk is de bloeddruk 15 mmHg dus is
die nu lager dan in het weefselvocht en zuigt het de afvalstoffen terug het bloed in.
In de bloedvaten heb je verschillende druk:
 Arteriële druk: bloeddruk in de slagaders
 Capillaire druk: de bloeddruk in de haarvaten
 Veneuze druk: de bloeddruk in de aders
Bloeddruk is normaal 120/80. Dit word geregeld door:
 Zenuwen (neurale regulatie): in het verlengde merg van de hersenen bevind zicht het
hartregulatiecentrum (cardiovasculaire centrum) die ontvangt info van
bloeddruksensoren (barosensoren) die in de wand van de aorta en halsslagader ligt
 Hormonen (hormonale regulatie): gebruikt een aantal hormonen: antidiuretisch
hormoon- bevordert bloeddrukstijging door veranderde werking van de nieren die
scheiden minder water uit dat daarom in het bloed blijft. Aldosteron: word in
bijnieren gemaakt en heeft invloed op werking van de nieren, ze scheiden minder
natrium uit wat weer water aantrekt. Renine: bevordert de vorming van het plasma-
eiwit angiotensine die veroorzaakt bloedvatvernauwing en productie van aldosteron.
Adrenaline en noradrenaline: bloeddrukverhogend adrenaline stimuleert
hartactiviteit en noradrenaline veroorzaakt bloedvatvernauwing.


Hoofdstuk 15
Bloed bestaat uit:
Bloedplasma (55%):
 Water: word uitgescheiden door nieren, huid, uitademing en ontlasting
 Zouten: kalium, natrium, chloor, calcium, magnesium en waterstofcarbonaat. Ze
helpen de osmotische waarde te bepalen, veel zouten zorgen voor een hogere
bloeddruk omdat het water aan trekt en zouten spelen een rol bij de zuurgraad.
 Plasma-eiwitten: hebben als functies: bepalen ook osmotische waarde, ondersteunen
bufferwerking van de zouten, dragen in grote mate bij aan de stroperigheid van
bloed en zijn in noodsituatie een brandstof. 3 belangrijkste zijn: albuminen (speelt de
grootste rol bij osmotische waarde), globuline (transport (alfaglobuline en
bètaglobine) en afweer (gammaglobuline)) en stollingsfactoren (voor bloedstolling).
 Bloedgassen: zijn: zuurstof, koolstofdioxide en stikstof.
 Tijdelijk aanwezige stoffen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller daniquehierden. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.31. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64405 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$4.31
  • (0)
Add to cart
Added