100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Basiskennis aardrijkskunde, Toelatingstoets pabo $6.83   Add to cart

Summary

Samenvatting Basiskennis aardrijkskunde, Toelatingstoets pabo

 18 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van het boek: Basiskennis aardrijkskunde Gemaakt en gebruikt bij de toelatingstoets aardrijkskunde Pabo Volledige uitwerking Gestructureerd

Preview 3 out of 33  pages

  • Yes
  • April 19, 2021
  • 33
  • 2019/2020
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 2 De aarde

De aarde in het zonnestelsel
- Er draaien 9 planeten om de zon  waaronder de aarde.
- De aardbaan wordt in bijna één jaar voltooid  elk jaar heeft de aarde 365 volle
dagen + 6 extra uren om rond de zon te draaien  om te voorkomen dat onze
kalender langzaam verschuift wordt er daarom om de 4 jaar een extra dag
toegevoegd aan het eind van de maand februari  schrikkeljaar.
- De aarde ziet er vanuit de ruimte uit als een blauwe planeet  1/3 bestaat uit land en
2/3 uit water.
- Landoppervlakten bestaan uit 7 continenten  Europa, Azië, Afrika, Noord- en Zuid-
Amerika, Australië en Antarctica  daar tussen liggen oceanen  stille/grote oceaan
is het grootst.
- Elke oceaan bestaat uit zout water, heeft een reliëfrijke bodem en is enkele
kilometers diep  diepste punt is ruim 12 km in de Stille Oceaan bij Japan.
- Aan de randen van de continenten liggen gebieden onder water  ze horen wel bij
het continent  dit noemen we een zee  die bevat zout water en heeft meestal een
vrij vlakke bodem  maar enkele honderden meters diep
- OP de continenten ligt water in de vorm van sneeuw en ijs, in meren, rivieren en in
grondwater  zoet water.

Geografische coördinaten en tijdzones
- Elke plek op aarde ligt op een uniek punt op de aardbol  om te zeggen waar een
bepaald punt ligt gebruiken we geografische coördinaten.
- De aarde is verdeeld in een denkbeeldig graadnet  lijnen.
- De evenaar verdeeld de aarde in twee delen  het noordelijk en zuidelijk halfrond 
lijnen die parallel aan de evenaar lopen zijn breedtecirkels of parallellen  plek dicht
bij de evenaar is lage breedte  dicht bij een pool is hoge breedte  evenaar is 0 
bij de polen zit je 90 graden Noorder- of zuiderbreedte.
- Lijnen die van pool tot pool lopen heten meridianen  snijden elkaar in de Noordpool
en de Zuidpool.  bij de evenaar liggen ze het verste uit elkaar  er zijn er 360 die
we aanduiden in graden.
- De zogenaamde 0-meridiaan ligt bij Greenwich in Londen  verdeelt de aarde in
oost en west  je kunt maximaal 180 graden westerlengte en 180 graden
oosterlengte
- Om tussen graden in te meten wordt nog een onderverdeling gemaakt  1 graad is
60 minuten  1 minuut is 60 seconden.
- De aarde draait in 24 uur (etmaal) tegen de klok rond haar as  dit veroorzaakt dag
en nacht (aardrotatie)  door de draaiing van de aarde komt de zon op in het oosten
en onder in het westen
- Om goede afspraken over tijd te maken is de aarde verdeeld in 24 tijdzones  een
tijdzone komt overeen met 15 lengtegraden  in praktijk valt dit vaak samen met de
grenzen van een land  VK uur vroeger dan NL.

De seizoenen
- Wanneer de aardas recht zou staan, zouden er geen seizoenen op aarde zijn  kijk
je in juni naar het noordelijk halfrond dan zie je dat dit deel naar de zon toegekeerd
staat  wanneer de aarde in 24 uur om haar as draait  het noordelijk halfrond het
grootste deel hiervan in het licht  dagen langer en de nachten korter  hier is het
zomer  in december is dit dan omgekeerd.
- De zonnestralen vallen in december onder een veel schuinere hoek in dan in juni 
die moeten dan een groter stuk verwarmen  wordt minder warm.
- Tussen de zomer en winter zijn er overgangsseizoenen: najaar en voorjaar  op 21
sept en 21 maart zijn de dagen en nachten overal op aarde precies even lang.

,De getijden: vloed en eb
- Veel planeten hebben een of meer manen  de aarde heeft er 1  draait in ruim 27
dagen om de aarde  steeds dezelfde kant naar de aarde toe.
- Het zeewater staat onder invloed van de aantrekkingskracht van de maan, de zon en
een kracht die ontstaat door de draaiing van de aarde  optelsom van krachten
- Op aarde ontstaan er 2 bulten waar het water wordt aangetrokken.  daar is het
vloed met de hoogste waterstand  daartussen liggen 2 gebieden waar minder
water is  daar is eb met de laagste waterstand
- De vloed en eb gebieden blijven op dezelfde plek liggen ten opzichte van de maan 
de draaiing van de aarde om haar as is veel sneller  een gebied op aarde draait
door de omwenteling van de aarde als het ware door de gebieden heen waar het
vloed en eb is  daardoor ontstaan er opgaand tij (vloed) en afgaand tij (eb) 
omdat er 2 gebieden met vloed en eb zijn wordt het 2 keer vloed en 2 keer eb in 24
uur  een getij duurt ongeveer 6 uur.

Endogene krachten
- Krachten die van binnenuit op de aardkorst inwerken  endogene krachten 
veroorzaken verschijnselen op aarde die voor een belangrijk deel bepalen hoe de
aarde eruitziet.

Continentbewegingen
- Dwarsdoorsnede van de aarde  buitenkant bestaat uit dunne aardkorst  bij
continenten is de gemiddelde dikte 25 – 30 km  dikte bij oceaanbodem is 5 – 10 km
- Onder de aardkorst zit een zogenaamde mantel  bestaat voor groot deel uit magma
 vloeibaar gesteente met een temperatuur van meer dan 1.200 graden  midden
van de aarde zit een vaste kern.
- De aardkorst drijft op de magma  stroming van magma veroorzaakt
aardplaattektoniek  er zijn 6 grote aardkorstplaten die op verschillende manier
bewegen bij breuklijnen:

Van elkaar af bewegen
- Op bepaalde plaatsen bewegen de platen van elkaar af  er komt magma naar
boven door de stroming  als gevolg liggen er over de hele oceaanbodem vulkanen
in de vorm van een langgerekte rug  oceanische rug  op sommige plaatsen zijn
de vulkanen zo hoog dat ze boven water uit komen (IJsland)  bij de oceanische rug
wordt nieuwe aardkorst gevormd.
- Bij oceanische rug in de Atlantische oceaan wordt door de stroming het ene deel van
de aardkorstplaat naar het westen en het andere deel naar het oosten
getransporteerd  plaat kan zo wel 8 cm per jaar opschuiven  op deze manier zijn
Zuid-Amerika en Afrika in de loop van miljoenen jaren uit elkaar geschoven  dit
gaat nog steeds door.

Naar elkaar toe bewegen
- Daar waar aardplaten naar elkaar toe bewegen verdwijnt er weer aardkorst  3
manieren waarop aardplaten naar elkaar toe bewegen  bij elke manier kan ook
gebergtevorming optreden.
1. Waar een oceaanplaat en een continentplaat naar elkaar toe bewegen  de
dunne oceaankorst schuift door de zijwaartse druk onder de dikkere
continentkorst door  subductie  in de subductiezone ontstaat aan de rand van
het continent een grote diepte  trog
Wanneer de oceaankorst zich steeds dieper onder de continentkorst bevindt 
smelt deze door de hoge temperatuur en druk  er ontstaat magma dat zich
vervolgens weer langzaam omhoog werkt in de aardkorst  via vulkanen komt de
magma uiteindelijk deels weer aan de oppervlakte  een manier waarop een
gebergte kan worden gevormd  bijv. Andesgebergte in Zuid-Amerika

, 2. Waar twee continentplaten naar elkaar toe bewegen  Himalayagebergte 
India was een eiland en is door de continentbeweging langzaam tegen Azië
gebotst  bij die botsing zijn grote delen van de continentkorst geplooid 
aardlagen in elkaar gedeukt, rechtop gaan staan en over elkaar heen geschoven
 een dergelijk gebergte wordt een plooiingsgebergte genoemd
Bij het ontstaan van de Alpen is dit ook gebeurd  Italië is tegen Oostenrijk en
Zwitserland aangeschoven  de plooiing van het vaste gesteente is het bewijs
van enorme endogene krachten.
3. Waar twee oceaanplaten naar elkaar toe bewegen  de ene oceaanbodem
schuift dan onder de andere door  daarbij ontstaat eveneens een
subductiezone met verderop een vulkanisch gebergte  bijv. eilanden van
Indonesië.

Langs elkaar bewegen
- Zoals bijv. de San Andreas-breuklijn bij San Francisco komen vooral aardbevingen en
verschillende vulkanische verschijnselen voor  ook is mogelijk dat er enkele
vulkanen ontstaan.

Aardbevingen, vulkanen en vulkanische verschijnselen
Aardbevingen
- De beweging van aardplaten gaat niet geleidelijk  schoksgewijs  dat ervaren wij
als een aardbeving  ze komen langs de gehele breuklijn voor  daar waar platen
langs elkaar heen bewegen zijn de aardbevingen veelal heviger  per dag ongeveer
25.000 kleine aardbevingen op aarde.
- Ze zijn moeilijk te voorspellen de hevigste en vooral die in dichtbevolkte gebieden
komen in het nieuws  vanwege de verwoestingen die dan ontstaan.
- In rijke landen valt de schade meestal naar verhouding mee  bij constructie van
gebouwen al rekening is gehouden met mogelijke bevingen  wel ontstaan er
branden als gevolg van lekken in gas- en oliepijpleidingen  in arme landen is de
schade en het aantal slachtoffers vaak groter doordat bouwwerken gemakkelijker
instorten.
- Daar waar aardbevingen in zee plaatsvinden spreek je van zeebeving  er kan een
golf ontstaan die aanvankelijk bijv. maar een halve meter hoog is en in de ondiepere
kuststreken uitgroeit tot metershoge vloedgolf  Tsunami
- Op plaatsen waar een (ei)land voor de kust ligt kunnen de hogere golven het
vasteland niet bereiken  Tsunami’s komen vooral voor in de kuststreken van de
Grote Oceaan en de Indische oceaan.
- Keermuren langs de kust en waarschuwingssystemen in zee moeten een
overstromingsramp voorkomen.

Vulkanen
- Langs de breuklijnen komen op veel plaatsen vulkanen en vulkanische verschijnselen
voor  globaal gezien 2 soorten vulkanen
1. De vulkanen die magma krijgen dat in delen van de aardkost opgesloten zit 
bekendste vulkanen  ze zien eruit als een kegel  kegelvulkanen  wanneer
de magma aan de aardoppervlakte komt noem je het lava  de lava die bij een
uitbarsting uit de krater stroomt is erg stroperig en vormt bij elke uitbarsting een
nieuwe laag die op de vulkaan blijft liggen  dit gestolde gesteende wordt
stollingsgesteente genoemd  hoe actiever de vulkaan hoe hoger en breder
Bij een uitbarsting kan in het ergste geval een explosie ontstaan  mogelijk dat
een deel van de vulkaan uit elkaar klapt  naast langzaam uitvloeiende lava (die
alles verwoest) ontstaan er bijna altijd stenenregens en gloeiend hete gas- en
aswolken.  uitbarsting van kegelvulkaan is meestal ruim van tevoren te
voorspellen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmy_2001. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.83. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.83
  • (0)
  Add to cart