Hoofdstuk 3
Inkomen en belasting
3.1 Klaar met de opleiding
Werken in loondienst bij een bedrijf of bij de overheid. (weinig onzekerheid)
Zelfstandige mét of zonder personeel (zzp-er). (niemand kijkt op je vingers)
Productiefactoren en primaire inkomens:
Kapitaal: rente en huur uit spaargeld en verhuur van kapitaalgoederen
Arbeid: loon uit het werken in loondienst
Natuurinkomen: pacht uit verhuur van grond
Ondernemerschap: winst uit een eigen bedrijf
3.1.1 In loondienst
Wie zijn de vragers en aanbieders op de arbeidsmarkt?
Vraag: de werkgevers, dus bedrijven en de overheid
Een deel van de vraag is al voorzien
Een deel van de vraag nog niet à de vacatures
Aanbod: iedereen die zich aanbiedt om te werken
De beroepsbevolking
Een werkgever let op het menselijk kapitaal van een werknemer: kennis, vaardigheden, opleiding en
ervaring.
De belangrijkste arbeidsvoorwaarden zijn vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao).
Loon
Normale arbeidstijd en overuren
Vakantieregelingen
Pensioen
Reiskostenvergoedingen
Werkgevers- en werknemersorganisaties (vakbonden) onderhandelen hierover. Je kunt lid worden
van een vakbond of profiteren zonder lid te worden.
In bepaalde secties is lidmaatschap van een vakbond verplicht: collectieve dwang
3.1.2 Eigen baas
Ondernemersrisico: beginnen aan iets waarvan je niet weet of het een succes zal worden.
Een ondernemingsplan geeft inzicht in de doelstellingen, de marktpositie en de haalbaarheid van de
plannen.
Ook andere belanghebbenden krijgen een goed beeld van het bedrijf (afnemers, leveranciers en
banken).
Kapitaal: Het kapitaal dat je nodig hebt om iets te kunnen produceren (ook geld)
Het kopen ervan heet investeren
Er is vermogen nodig om te kunnen investeren.
Eigen vermogen
Vreemd vermogen
Kapitaal betekent dus kapitaalgoederen, maar ook vermogen.
Als je kapitaal investeert in een bedrijf is de beloning die je daarvoor krijgt rente of huur.
, 3.2 Heffing op inkomen
3.2.1 Inleiding
Alle ingezetenen van Nederland met een inkomen betalen inkomstenbelasting en premies voor de
volksverzekeringen.
Deze gelden besteedt de overheid aan bijvoorbeeld onderwijs, veiligheid, infrastructuur, maar ook aan
uitkeringen.
Inkomen wordt verdeeld in 3 ‘boxen’:
Box 1: inkomen verdiend uit arbeid en woning: het arbeidsinkomen
Box 2 en 3: inkomen verdiend uit vermogen: het kapitaalinkomen
3.2.2 Heffing op inkomen uit arbeid en woning (box 1)
Over je loon betaal je inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen.
De werkgever houdt maandelijks loonheffing in en draagt die af aan de Belastingdienst.
De loonheffing is een voorheffing op de inkomensheffing (belastingaangifte).
Een verschil tussen loonheffing en inkomensheffing betekent dat iemand belasting terug krijgt of moet
bijbetalen.
Berekening inkomensheffing
Bruto jaarinkomen
+ Bijtellingen: eigenwoningforfait + leaseauto
- Aftrekposten: hypotheekrente, reiskosten OV, giften voor goede doelen.
= Belastbaar inkomen
Aan de hand van het schijventarief wordt het heffingsbedrag berekend.
Het belastbaar inkomen wordt opgedeeld in twee schijven met een oplopend belastingtarief (tabel 3.1
bladzijde 40).
Over elke schijf wordt een heffing berekend die per schijf naar beneden wordt afgerond op hele
euro’s.
Het heffingsbedrag is niet wat je moet betalen aan de Belastingdienst!
Er zijn heffingskortingen, die in mindering worden gebracht op het heffingsbedrag:
Algemene heffingskorting: daalt geleidelijk bij een stijgend inkomen
Arbeidskorting: stijgt, maar daalt dan geleidelijk bij een stijgend inkomen
Wat overblijft is de inkomensheffing. à Te betalen aan de Belastingdienst
3.2.3 Belastingstelsel
Draagkrachtbeginsel: De hogere inkomens betalen in verhouding meer belasting dan de lagere
inkomens. “De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten.”
Progressief belastingstelsel: Hogere inkomens betalen een hoger percentage
Nivellering van de inkomens: arm en rijk komen dichter bij elkaar.
Gemiddeld heffingstarief=inkomensheffing/(bruto looninkomen)∗100%
Hoeveel procent van het inkomen iemand moet afdragen.
Hoeveel cent per verdiende euro moet worden afgedragen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller valeriedepree. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.41. You're not tied to anything after your purchase.