Sociologie = een wetenschappelijke discipline die probeert in kaart te brengen waarom mensen
doen waarom ze doen. Doen ze dat vanuit instinct, vanuit genen of vanuit een combinatie van
beiden? Het systematisch onderzoek van de menselijke samenleving, waarvan de kern bestaat uit een
geheel eigen gezichtspunt: sociologische visie/sociologisch perspectief.
Sociale integratie =
Het behoren tot bepaalde groepen en de mate van aanwezigheid van sociale banden met
daartegenover de mate van harmonie of disharmonie (conflict) tussen deze personen of
groeperingen.
H1.5 sociologie en de moderne samenleving
Moderniteit = sociale patronen die het resultaat zijn industrialisering/het sociale veranderingsproces
dat in gang is gezet door de industrialisering. Verwijst naar de relatie tussen nu en het verleden
Gemeenschapszin = ondanks nadelige situaties en factoren die men kan verdelen, toch een hechte
eenheid vormen.
Volgens Durkheim werd de modernisering gekenmerkt door de toenemende arbeidsverdeling,
oftewel een gespecialiseerde economische activiteit.
Anomie = een situatie waarin een samenleving het individu weinig morele richtlijnen te bieden heeft.
Drie hoofdvragen van de sociologie:
1. Hoe is sociale (on)gelijkheid mogelijk?
2. Hoe is sociale (wan)orde mogelijk?
3. Hoe werkt het proces van rationalisering(modernisering) van de wereld?
H3.1 wat is cultuur?
Cultuur = de wijzen van denken, de wijzen van handelen, de symbolen en de materiële objecten die
in combinatie de levenswijze van een volk vormen.
Immateriële materiële
Omvat door de leden van een samenleving materiële objecten gecreëerd door
Ontwikkelde ideeën leden van een samenleving
Cultuurschok = een gevoel van desoriëntatie als we met een onbekende levenswijze geconfronteerd
worden.
Natiestaat = politieke eenheid met een eigen afgebakend grondgebied.
, Samenleving = mensen die in een bepaald gebied leven en een bepaalde cultuur gemeenschappelijk
hebben.
H3.2 cultuurelementen
Symbool = een verschijnsel dat een bepaalde betekenis heeft die door mensen met dezelfde
culturele achtergrond herkend wordt.
Taal = een systeem van symbolen dat mensen in staat stelt om met elkaar te communiceren. Vormt
de kern van een symbolenstelsel.
Cultuuroverdracht = het proces waarmee een generatie een cultuur doorgeeft aan de volgende
generatie of aan mensen elders.
Sapir-Whorfthese = mensen zien en begrijpen de werelddoor het culturele perspectief van de taal.
Waarden = cultureel gedefinieerde standaarden waarmee mensen bepalen wat wenselijk, goed en
mooi is, en die als algemene richtlijnen voor het maatschappelijk leven fungeren.
Normen = regels en verwachtingen waarmee een samenleving het gedrag van haar leden reguleert.
Overtuigingen = specifieke uitspraken die mensen als waar aannemen.
De tien waarden van de Westerse Wereld:
1. Gelijke kansen;
2. Individuele prestaties en persoonlijke successen;
3. Materiële welstand;
4. Activiteit en werk;
5. Praktisch en efficiënt zijn;
6. Vooruitgang;
7. Wetenschap;
8. Individuele rechten;
9. Vrijheid;
10. Superioriteitsgevoelens.
Belangenconflicten = conflicten waarbij twee strijdende partijen er beide belang bij hebben om er
uit te komen, bijvoorbeeld omdat ze elkaar later nog nodig hebben.
Waardenconflicten = conflicten over diepgewortelde opvattingen die wegens hun aard moeilijk met
elkaar te verenigen zijn en waarvoor moeilijk één gemeenschappelijke taal te vinden is.
Mores = normen die we in veel situaties kunnen waarnemen en een grote morele betekenis hebben.
Traditionele gebruiken = normen voor routinematige of vluchtige interacties.
Sociale controle = pogingen van de samenleving om gedrag en gedachten van mensen te
beïnvloeden.
Anomie = normloosheid
H3.4 culturele diversiteit
Elitaire/hoge cultuur = culturele patronen die de elite van een samenleving onderscheidt van de rest
van de samenleving.
Populaire/lage of volks- cultuur = culturele patronen die wijdverbreid onder de leden van de
samenleving voorkomen.
Subcultuur = cultuurpatronen die een bepaald segment van de populatie van de samenleving
afscheiden van de rest.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Ilyaa. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.27. You're not tied to anything after your purchase.