1. DE GROTE RECESSIE
In een krimpende economie worden er minder goederen en diensten geproduceerd.
Als een krimp minstens twee kwartalen aanhoudt, is er sprake van een recessie. Het
bbp is de totale productie in een jaar en is gelijk aan het totale inkomen in een jaar.
De vermogensmarkt is het geheel van de vraag naar en het aanbod van vermogen.
De rente is de prijs die op de vermogensmarkt tot stand komt. Sparen wordt in de
economie gedefinieerd als het niet-besteden van inkomen. De spaarquote is het deel
van het inkomen dat wordt gespaard.
De vermogensmarkt bestaat uit een verzameling van deelmarkten. Op de geldmarkt
worden kortlopende kredieten verhandeld met een looptijd tot twee jaar. Op de
kapitaalmarkt gaat het om langlopend en soms zelfs permanent vermogen.
Een hypothecaire lening of hypotheek is een langdurige lening met een onroerend
goed (grond, gebouw) als onderpand.
Een aandeel is een bewijs van mede-eigendom van een nv of bv. De aandelen van een
naamloze vennootschap zijn vrij verhandelbaar, die van een besloten vennootschap
niet. Een vennootschap kan winst uitkeren, het zogenaamde dividend.
Een obligatie is een schuldbekentenis voor een langlopende rekening. De rente
wordt elk jaar uitgekeerd en is vast gedurende de looptijd.
Wanneer iemand kiest voor een reis dit jaar ipv over 5 jaar, is er sprake van een
positieve tijdsvoorkeur. De positieve tijdsvoorkeur verklaart dat de belegger een
beloning wil voor het afstand doen van zijn huidige koopkracht en dat de geldlener
bereid is een prijs te betalen om zijn huidige koopkracht te kunnen vergroten. Op die
manier vinden we in de tijdsvoorkeur een verklaring voor het bestaan van de rente.
Rente verschilt per deelmarkt. Er zijn twee soorten risico’s. Allereerst loopt de
geldgever het risico dat hij geen rente en aflossing ontvangt. Dit noemen we het
risico van wanbetaling of het debiteurenrisico. Een ander risico bestaat door de
inflatie, een stijging van het algemeen prijsniveau. Door inflatie verliezen de rentes
en aflossingen die de geldgever ontvangt een deel van hun koopkracht. De reële
rente wordt berekend door het nominale rentepercentage, het rentepercentage dat
je krijgt of moet betalen, te corrigeren voor de inflatie.
Mensen die het geld niet op de juiste waarde schatten, lijden aan geldillusie. Als
mensen enkel kijken naar de nominale waarde van het geld hebben ze geen zicht op
de reële waarde van het geld.
Een selffulfilling prophecy is een voorspelling die uitkomt omdat mensen zich ernaar
gaan gedragen.
Beleggers in aandelen en obligaties kopen deze effecten tegen een bepaalde
(beurs)koers, dat is de prijs op de beurs op een bepaald moment. Door de handel
verandert de koers voortdurend.
Als de prijs van de verkoop van aandelen boven die van de inkoop ligt maakt de
, belegger koerswinst. Om rekening te kunnen houden met alle opbrengsten
gebruiken we het begrip rendement. Het rendement van een belegging is het totaal
van de opbrengsten in procenten van het belegde bedrag.
Bij een lage rente is het aantrekkelijk om met geleend geld te beleggen. Beleggers die
dat doen maken gebruik van een hefboomwerking. Deze is positief als de rente lager
is dan het rendement. Beleggen met geleend geld kent echter grote risico’s. Als de
rente stijgt of het rendement daalt, neem de hefboomwerking af en kan hij zelfs
negatief worden.
Het eigen vermogen wordt verschaft door de eigenaars van een onderneming. Het is
permanent beschikbaar voor de onderneming en wordt ook risicodragend
vermogen genoemd. Door het maken van winst kan het toenemen, maar bij
verliezen neemt het af. Het aantrekken van vreemd vermogen betekent: geld lenen.
Bij een lagere rente is het voor bedrijven verleidek om te lenen, omdat de
investeringen eerder rendabel zijn. Dit is niet zonder risico. De leningen
verslechteren de solvabiliteit. De solvabiliteit is de mate waarin een onderneming in
staat is haar schulden terug te betalen. De maatstaaf voor solvabiliteit is de
verhouding tussen het eigen vermogen en het totale vermogen.
Net als beleggers en bedrijven maken banken ook gebruik van een hefboomwerking.
De hefboomwerking wordt vele malen vergroot als banken overgaan tot
geldschepping. Bij deze geldschepping of geldcreatie verlenen banken krediet
zonder dat daar een toename van het eigen vermogen tegenover staat. De
kredietverlening kan de solvabiliteit van een bank verslechteren.
Behalve de solvabiliteit is ook de liquiditeit voor banken van levensbelang. De
liquiditeit is de mate waarin een bedrijf de kortlopende verplichtingen kan
nakomen. Als een bank niet voldoende liquide is heeft ze te weinig middelen in kas
om bijvoorbeeld aan de spaarders hun rente te betalen.
De centrale bank houdt toezicht op de banken. Een centrale bank is een nationale
instelling die dwingende regels kan opleggen aan financiële instellingen.
Naast de centrale bank is ook de Autoriteit Financiële Markten (AFM) belast met
toezicht. De AFM houdt toezicht op de financiële markten: op sparen, beleggen,
verzekeren en lenen.
Volgens Adam Smith ontstaat de hogere arbeidsproductiviteit door specialisatie,
door Smith arbeidsdeling genoemd. De arbeiders worden niet alleen handiger omdat
ze routine ontwikkelen, er gaat ook minder tijd verloren met het voortdurend
wisselen van taken. De marktwerking stemt alle leveranties op elkaar af. Een
onzichtbare hand zorgt ervoor dat bedrijven, gedreven door onderlinge
concurrentie, zullen leveren wat de consumenten willen kopen, dat door de
onderlinge concurrentie bedrijven geen woekerwinsten maken, dat de hulpbronnen
efficiënt worden ingezet voor die producten waaraan het meeste behoefte is en dat
markten bewegen naar een evenwicht tussen vraag en aanbod. Door het
marktmechanisme blijft de prijs zich aanpassen tot de prijs waarbij vraag en aanbod
gelijk zijn. Klassieke economen pleiten ervoor dat de werking van het
marktmechanisme niet wordt gehinderd door de overheden. Volgens de klassieken
zullen ondernemingen de productiecapaciteit, de maximaal haalbare productie,
steeds volledig benutten (maximale schaalvoordelen en laagste kostprijs). Als
reactie op de klassieke theorie ontstaat door de crisis in de jaren 30 de Keynesiaanse
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amberbarka. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.89. You're not tied to anything after your purchase.