1. Stadrechten
2. Aantal inwoners
3. Gebouwen/hoogbouw
4. Bebouwingsdichtheid
5. Voorzieningenniveau
6. Verkeersknooppunt
Verschil van een dorp en een stad:
Dorp:
Een landelijk karakter
Weinig voorzieningen
Een hechte gemeenschap
Stad:
Grotere bevolkingsdichtheid
Meer voorzieningen (trein, scholen, winkels, etc.)
Geen hechte gemeenschap
Je hebt in NL 3 soorten steden:
1. Historische stad
2. Industrie stad
3. Beleidsstad
1. Een historische stad is een stad met een binnenstad. Aantal voorbeelden: Den Bosch, Breda,
Zwolle, Amsterdam en Rotterdam.
2. Een Industrie stad is herkenbaar aan het aantal mensen dat in de secundaire sector werkt. De
fabrieken zijn vooral in het zuiden en oosten te vinden van Nederland want hier is een groot aanbod
van goedkope arbeid.
3. Een beleidsstad is een stad die connecties heeft met de overheid. Deze stad heeft veel vinex-
wijken en groeikernen.
Veel mensen woonden in de groeikernen, maar werkte in de
centrale stad. Gevolg hier van was het ontstaan van forensisme (=
het op en neer reizen tussen woon- en werkplaats). Dit leverde veel
files op. Om dit op te lossen is men VINEX-wijken (=nieuwe wijken
die vlak bij de stad liggen) gaan bouwen. Voordelen hiervan zijn:
1. Mensen kunnen buiten de stad wonen
2. Beperkt woon- en werkverkeer
3. Goed openbaar vervoer/bereikbaarheid
4. Aanwezigheid van voorzieningen
, In het centrum van een stad vind je meestal een stadscentrum of een binnenstad
Stadscentrum = economische centrum van een stad
Binnenstad = historisch deel van de stad
Vier opvallende verschillen:
1. Binnenstad is ouder
2. Historische panden in de binnenstad
3. Binnenstad vaak centraal gelegen
4. In een binnenstad is de ruimte schaarst
Alle begrippen van deze paragraaf:
Stad = geconcentreerde groep mensen in een gebied met stedelijke functies
Agglomeratie = stad met de er aan vastgegroeide randgemeenten=> ruimtelijke eenheid (ontstaan
tijdens de urbanisatiefase)
Stadsgewest = stad met de omliggende gemeenten=> geen ruimtelijke eenheid/wel een functionele
eenheid (ontstaan tijdens de suburbanisatiefase)
Stedelijke zone = een aantal met elkaar samenhangende (=functionele relaties) stadsgewesten
Historische stad = stad met een binnenstad
Industriestad = stad met een dominante secundaire sector => groot deel van de beroepsbevolking
werkt in de industrie
Beleidsstad = stad die een relatie heeft met het overheidsbeleid (ruimtelijke ordening)
Groeikern = gemeente die als taak had om de suburbanisanten uit de stad op te vangen
Vinex-wijk = nieuwe wijk/stad dicht bij de bestaande stad
Forensisme = op en neer reizen tussen woon- en werkplaats/pendel
Binnenstad = historisch deel van de stad
Stadscentrum = economisch centrum van een stad
,Paragraaf 3.1
Productiefactoren = zaken die je nodig hebt om goederen of diensten te maken
Kenniseconomie = samenleving waarbij kennis ("know how") een centrale plaats inneemt bij het
bedenken van nieuwe producten / productieprocessen
Kennis belangrijk bij innovaties (= nieuwe producten/productiemethoden)
Voorbeelden van innovaties:
1. 3D printer => nieuwe technologie
2. autopilot in een vliegtuig
3. kunstmatige intelligentie
Twee soorten kennis:
1. technologisch=> nieuwe producten
2. sociaal=> kennis bij marketing
Belangrijke rol van de zakelijke dienstverlening (= het leveren van diensten aan de overheid en het
bedrijfsleven)
"Creatieven" zijn een motor voor de stedelijke economie door
1. De komst van de jonge en goedverdienende "creatieven" die hoogwaardige voorzieningen
willen
2. De komst van de "creatieven" die andere bedrijven aantrekken
Naast de creatieve stad (= stad met een oververtegenwoordiging van mensen werkzaam in creatieve
beroepen) is de 2e pijler van de stedelijke economie de kennisstad (= een economie/stad waarbij
kapitaal en kennis gebruikt worden bij de ontwikkeling van nieuwe technologie/nieuwe producten)
Steden willen graag hoogopgeleiden met kennis + creativiteit aantrekken door
1. Ontwikkelen van "scienceparks"
2. Beschikbaar stellen van bedrijfsruimten in oude fabrieken, opslagplaatsen
, Er ontstaat een tweedeling op de arbeidsmarkt:
Duale arbeidsmarkt = tweedeling op de arbeidsmarkt tussen de goedopgeleiden en de
laagopgeleiden
Hoogopgeleiden
kenniseconomie
creatieve stad
hoogwaardige voorzieningen
yuppies = young urban professionals
dinkies = double incomes no kids
Laagopgeleiden
Goedkopere huurwijken
achterstandswijken
De duale arbeidsmarkt is ook zichtbaar in de ruimtelijke segregatie (= het gescheiden wonen / leven
van bevolkingsgroepen o.b.v. inkomen en/of etniciteit)
Binnen de stad is er dus ook sprake van ruimtelijke ongelijkheid (= verschillen tussen de duurdere
wijken en de achterstandswijken) en sociale ongelijkheid (= verschillen tussen de goed- en de
laagverdienenden)
Begrippen bij deze paragraaf
Productiefactoren = zaken die je nodig hebt om goederen of diensten te maken
Kenniseconomie = samenleving waarbij kennis ("know how") een centrale plaats inneemt bij het
bedenken van nieuwe producten / productieprocessen
Innovaties = nieuwe producten/productiemethoden
Zakelijke dienstverlening = het leveren van diensten aan de overheid en het bedrijfsleven
Creatieve stad = stad met een oververtegenwoordiging van mensen werkzaam in creatieve beroepen
Kennisstad = een economie/stad waarbij kapitaal en kennis gebruikt worden bij de ontwikkeling van
nieuwe technologie/nieuwe producten
Duale arbeidsmarkt = tweedeling op de arbeidsmarkt tussen de goedopgeleiden en de
laagopgeleiden
Yuppies = young urban professionals
Dinkies = double incomes no kids
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MiddelbareNerd. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.17. You're not tied to anything after your purchase.