Hoofdstuk 1: Inkomen verdienen
Een resultatenrekening is een overzicht van de opbrengst, de kosten en het resultaat (= winst of
verlies) over een periode, meestal een jaar. De opbrengst komt uit de verkoop van goederen. De
kosten bestaan uit de inkoopwaarde van de grondstoffen en overige bedrijfskosten. De
resultatenrekening zou er als volgt uit kunnen zien:
In de economie wordt produceren gezien als het toevoegen van waarde aan ingekochte goederen en
diensten. Bedrijven kopen grondstoffen en diensten (zoals transport, verzekering, accountant, etc.) in
en leveren eindproducten aan afnemers. De verkoopopbrengst (= omzet) zal hoger zijn dan de
inkopen. Het verschil noemen we de toegevoegde waard (= omzet – inkoopkosten). De toegevoegde
waarde is de productiewaarde van een bedrijf. Uit de toegevoegde waarde moeten de
productiefactoren nog worden beloond: loon voor werknemers, pacht voor het gebruik van grond,
huur voor het gebruik van gebouwen, rente voor het gebruik van kapitaal en de rest is winst voor de
eigenaren van het bedrijf. Hieruit blijkt dat de toegevoegde waarde precies gelijk is aan de inkomens
die het bedrijf verdiend.
Dus:
Toegevoegde waarde = productiewaarde = (omzet – inkoopwaarde grond- en hulpstoffen)
en
Toegevoegde waarde = optelsom van alle inkomen = (loon + rente + huur + pacht + winst)
De toegevoegde waarde van niet-commerciële instellingen (zoals de overheid, ziekenhuizen en
verzorgingsinstellingen), kan niet berekend worden met omzet – inkoopwaarde. Daarom wordt de
toegevoegde waarde van niet-commerciële instellingen gelijk gesteld aan de salarissen van het
personeel.
Primair inkomen wordt verdiend door deelname aan het productieproces, door het te beschikking
stellen van productiefactoren. Over dit inkomen moet belasting en sociale premies worden betaald.
Uit de belasting en sociale premies worden uitkeringen en subsidies/toeslagen betaald. Deze
uitkeringen, subsidies/toeslagen, noemt men overdrachtsinkomens. Je ontvangt ze zonder dat je
deelneemt aan het productieproces.
Primaire inkomen – inkomsten belasting en sociale premies + uitkeringen en subsidies/toeslagen =
secundaire inkomen (= besteedbaar inkomen)
Microniveau is het niveau van één werknemer of één bedrijf. Macroniveau is het niveau van een
land: alle bedrijven, alle werknemers, alle werklozen, etc. De bedrijfskolom bestaat uit alle bedrijven
waarin de opeenvolgende productiestadia worden doorlopen van oerproduct tot eindproduct.
(Boer…bakkerswinkel).
, Een bedrijfstak wordt gevormd door de bedrijven die eenzelfde soort productie verzorgen in de
bedrijfskolom. (bijvoorbeeld alle bakkerswinkels). Het bruto binnenlands product (bbp) krijg je door
de toegevoegde waarde van alle (commerciële en niet-commerciële) bedrijven in een land bij elkaar
op te tellen. Omdat de toegevoegde waarde (productie) gelijk is aan de waarde van de inkomens,
geldt op macroniveau ook:
Bbp = bruto binnenlands inkomen
Het bbp kun je dus ook meten door alle inkomen (loon, rente, huur, pacht, winst) bij elkaar op te
tellen. In plaats van binnenlands inkomen wordt er ook wel gesproken van nationaal inkomen.
Nominaal inkomen is het inkomen gemeten in geld. Het reëel inkomen is het inkomen gemeten in
goederen, wat kun je kopen voor het nominaal inkomen. Het is de koopkracht van het nominaal
inkomen. Is de groei van het nominaal inkomen > dan de groei van het reëeel nationaal inkomen, dan
is er sprake van een inflatie. Bij het berekenen van veranderingen in het reëel inkomen kun je
indexcijfers gebruiken:
NIC (indexcijfer nominaal inkomen)
RIC ( indexcijfer reëelinkomen )= × 100 %
PIC ( prijsindexcijfer )
indexcijfer loonkosten per werknemer
indexcijfer loonkosten per product= × 100 %
indexcijfer arbeidsproductieviteit
Omdat het vaak gaat om kleine veranderingen mag je de verandering van het reële inkomen ook
berekenen door de inflatie af te trekken van de verandering van het nominale inkomen. Dus:
Verandeirng reëel inkomen=verandering nominaal inkomen−inflatie
Welvaart geeft aan in welke mate mensen hun behoeften kunnen voorzien. De welvaart wordt
gemeten door te kijken naar het inkomen (= productie). De welvaart van een land meet je dan door
te kijken naar het reëel bruto binnenlands product per inwoner. Deze maatstaf houdt rekening met
verschillen in het aantal inwoners (per inwoner) en verschillen in prijsniveau tussen landen (reëel).
Nadelen meten welvaart via reëel bruto binnenlands product per inwoner:
1. Houdt geen rekening met de inkomensverdeling
2. Niet geregistreerde productie, zwart werkers, wordt niet meegesteld. Men spreek ook wel
van informele economie of informele circuit. in de formele economie vindt de
geregistreerde productie plaats.
3. Productie waarvan je je kunt afvragen of het de welvaart verhoogt, zoals extra productie van
beveiligingsbedrijven als gevolg van stijgende criminaliteit wordt meegeteld
4. Externe effecten (= onbedoeld bijkomend effect van de productie en consumptie) worden
niet meegeteld
5. Er wordt geen rekening gehouden met de uiputting van natuurlijke hulpbronnen waardoor
de welvaart op lange termijn wordt aangetast
Een betere maatstaf voor de welvaart is duurzame ontwikkeling. Dat is een economische
ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de welvaart van
toekomstige generaties aan te tasten. Hiermee samenhanged is het begrip ‘groen bbp’ ontwikkeld.
Bij het groen bbp wordt meegewogen wat de gevolgen van productie zijn voor het milieu. Voor
vervullende productie worden punten afgetrokken bij de berekening van het groen bbp. Ook de
Human Development Index (HDI) kijkt verder dan alleen de productie. Bij de HDI wordt naar het bbp
bekenen, maar daarbij ook naar het scholingsniveau en de gezondheid van de bevolking, dus landen
met een relatief laag bbp, maar met goede gezondheidszorg en goed onderwijs hebben een relatief
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller MiddelbareNerd. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.35. You're not tied to anything after your purchase.