Combi samenvatting eerste deeltoets ICS (bevat alles!)
ICS WEEK 1 TO 5
ICS WEEK 7-8
All for this textbook (4)
Written for
Universiteit van Amsterdam (UvA)
Communicatiewetenschap
Inleiding Communicatiewetenschap, ICW
All documents for this subject (24)
Seller
Follow
kirsten_lemstra
Content preview
Week 7
MEDIA EN PUBLIEKE OPINIE
CNN effect:
Berichtgeving geeft invloed op de publieke opinie. En heeft ook druk op de regering.
CNN is een belangrijke omroep. Heeft een bepalend beeld t.o.v. over hoe mensen over
bepaalde onderwerpen denken.
Pseudo-event:
Bepaalde media-aandacht heeft een invloed op de publieke opinie.
Media event creëren: meer aandacht voor een bepaald onderwerp en zo ook de
publieke opinie veranderen.
Kenmerken:
Dramatisch
Gepland
Duidelijk afgebakend qua tijd en plaats
Voorbeeld:
Bush ‘Mission Accomplished’ speech: er is vrede, we hebben Irak beter gemaakt.
Militairen aanwezig, vliegdekschip.
MEDIA LOGICA
Medialogica: ‘de macht om te bepalen wie en wat (politiek) relevant is, wordt voor
een groot deel bepaald door de media.’
Esser en Stromback: mediatisering, medialogica, hoe journalisten te werk gaan. Is
een proces gerelateerd concept. Gaat over de toename van iets. En hoe belangrijk
media is voor onze samenleving. Structurele veranderingen.
Mediatisering vs. mediated communication. Mediated communication is een kleiner
begrip. Gaat over het overbrengen van iets via de media.
Mediatization: 4 dimensies:
1. Hoe belangrijk media is en welke rol media speelt in ons dagelijks leven.
2. In hoeverre media onafhankelijk is van politieke instituties. Kritisch kijken naar
gebeurtenissen in de samenleving.
3. Media-inhoud wordt bepaald door medialogica. Journalist heeft een sterkere invloed
over wat er wordt geschreven.
4. Politieke actoren reageren erop (politici). Hoe kunnen we mensen beinvloeden?
Veranderende journalistiek
Partijlogica: tot 1970
o Media identificeren zich met de partij. (Ieder geloof een eigen krant of
programma)
o Publiek wordt geadresseerd als onderwerp (top-down wijze van communicatie:
politieke partijen ‘informeren’ het electoraat)
o Rol van de journalist is afhankelijk, spreekbuis (nauwe band met politieke
partijen)
o Type rapportage is ‘gekleurd’, inhoudelijk
o Journalistieke metafoor is schoothond.
Publieke logica: 1970-1990
Medialogica: na 1990
o 3e dimensie.
o Media identificeren zich met publiek.
, o Publiek wordt geadresseerd als consument (wensen en verlangens van het
publiek zijn belangrijker – door concurrentie en commercialisering)
o Rol van de journalist is dominant, entertaining, cynisch
o Type rapportage is interpretatief, minder inhoudelijk (populair)
o Journalistieke metafoor is cerberus (waakhond)
NIEUWSWAARDEN
Wie bepaalt het nieuws?
Onderzoek verschillende percepties.
The gatekeeper
Wat is de invloed van de individuele journalist?
Mr Gates
o ‘’Wire editor’’, moest bepalen of het onderwerp wel of niet relevant is. Vragen
waarom het nieuws niet goed genoeg is.
o Nationaal en internationaal nieuws
o Persbureaus
Individu heeft weinig invloed
Demografische kenmerken
o Beperkte invloed
Persoonlijke waarden en normen
o Afhankelijk van rol/macht individu
Andere factoren waarom sommige onderwerpen niet in het nieuws komen?
Negatief nieuws
Kenmerken; aantal gewonden/doden?
Plaats van ramp/ongeluk – proximity
Sommige events hebben een belangrijkere nieuwswaarde. Journalisten hebben ongeschreven
regels die antwoord geven op de vraag ‘wat is nieuws?’.
Nieuwswaarden (welke gebeurtenissen worden gerapporteerd?)
1. Frequentie: een gebeurtenis die zich gelijktijdig met de nieuwsproductie cyclus
ontvouwt (bijvoorbeeld moord)
De frequentie hoe vaak is gebeurt is makkelijker. Het moet een duidelijke gebeurtenis
zijn om te rapporteren.
2. Drempel: een gebeurtenis die een bepaalde drempel overschrijdt (bijvoorbeeld meer
slachtoffers)
3. Ondubbelzinnigheid: hoe makkelijker het is om een gebeurtenis te interpreteren, des
te waarschijnlijker wordt het gerapporteerd.
Ingewikkeldere gebeurtenissen worden minder snel gerapporteerd.
4. Betekenisvol: cultureel relevante gebeurtenis wordt vaker gerapporteerd.
5. Consonance: als de jounalist al een idee heeft dat er iets gaat gebeuren.
Bijvoorbeeld protesten, het is makkelijker nieuws.
6. Onverwacht: gebeurtenis is zeldzaam of onverwacht.
7. Continuiteit: zodra een gebeurtenis nieuws is, blijft het dan ook.
8. Samenstelling: gebeurtenis past beter (compositie)
Niet alleen maar negatieve onderwerpen. Maar ook niet steeds dezelfde onderwerpen.
9. Verwijzingen naar elite naties: bijvoorbeeld de VS.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kirsten_lemstra. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.