Identiteit = het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij
als kenmerkend en blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid van zijn perceptie
over de groep(en) waar hij wel of juist ook niet deel van uitmaakt.
- Persoonlijk zelfbeeld
- Sociaal de groepen waar hij deel van uitmaakt
- Collectief het beeld dat hoort bij een groep (zie ook binding)
Socialisatie = het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en) en de
samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en andere
vormen van omgang met anderen.
Binding = de relatie en de onderlinge afhankelijkheden tussen mensen in een gezin of familie, tussen
leden van een groep, in de maatschappij en op het niveau van de staat.
- Formele groepen vast omschreven doelen, vastgelegde regels en procedures, bepaalde
rollenstructuur en hiërarchie
- Informele groepen stilzwijgende binding zonder vastgelegde doelen en normen,
rollenstructuur en hiërarchie
- Primaire groepen groep met persoonlijke en emotionele ban, die elkaar steun biedt en
loyaal is aan elkaar (vaak op micro/mesoniveau)
- Secundaire groepen doelgericht, onpersoonlijk en functioneel georiënteerd (op
macroniveau en voor sociale controle)
Macht: het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de
handelsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten.
De paradigma’s over binding:
Functionalisme: het belangrijkste in de samenleving. Functies en deelsystemen dragen bij aan de
binding en anders loopt de stabiliteit van de samenleving in gevaar.
Conflict: groepen kennen bindingen, de samenleving niet want deze wordt gedomineerd door een
groep met macht.
Sociaalconstructivisme: nadruk op persoonlijkheid of identiteit van de actor en diens identificaties en
dus het handelen van personen ten opzichte van elkaar.
Rationele-actor: bindingen zijn ruilrelaties die mensen aangaan omdat zij er beiden voordelen van
hebben. Groepsvorming is te verklaren door nutsmaximalisatie.
Groepsvorming: het tot stand komen van bindingen tussen meer dan twee mensen, waardoor ze
elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen. Het bestaat uit 5 fasen:
1) Oriëntatiefase onzekerheid overheerst over hoe met elkaar om te gaan
, 2) Conflictfase verschillen in opvattingen worden duidelijk en leiden tot conflicten.
Hoe om te gaan met tegenstellingen is nog onduidelijk.
3) Integratiefase een zeker evenwicht komt tot stand tussen opvattingen over
samenwerking. Gedeelde normen worden duidelijker waardoor de
leden naar elkaar kunnen luisteren en elkaar kunnen steunen.
4) Uitvoeringsfase samenwerking verloopt ongestoord en de problemen die er zijn
liggen niet op het vlak van de onderlinge samenwerking.
5) Ordefase de leden proberen de manier van samenwerking aan verdere regels
te binden om zo te komen tot institutionalisering van de
groepswerking.
In- en outgroup: in- en uitsluiting van mensen door de groep.
Niet meer bij een groep horen door:
- Dropping in en opting out er niet meer bij willen horen
- Uitsluiting en discriminatie er niet meer bij mogen horen
- Armoede/werkeloosheid er niet meer bij kunnen horen
Conflict = een situatie waarin individuen, groepen en/of staten elkaar tegenwerken om de eigen
doelen te bereiken.
Samenwerking = het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties vormen om hun
handelen op elkaar af te stemmen voor een gemeenschappelijk doel.
Institutionalisering = het proces waarbij een complex van waarden en min of meer geformaliseerde
regels vastgelegd wordt in standaard gedragspatronen, die het gedrag van mensen en hun
onderlinge relaties reguleren.
Sociale cohesie: het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader
met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een gemeenschap,
verantwoordelijkheid voelen voor elkaars welzijn en een beroep op anderen kunnen doen. Wordt
versterkt door
1) Wederzijdse afhankelijkheid (of eigenbelang)
2) Dwang (of macht)
3) Gedeelde normen en waarden (saamhorigheidsbesef)
2 blikken op identiteit:
1) Politicologische blik
- Mensen zijn van elkaar afhankelijk sommige dingen worden door het collectief geregeld
o Overheid heeft speciale bevoegdheden
Gevolg van staatsvorming = de institutionalisering van een politieke macht
tot een staat
- Modernistische school
o De natie is een uitvinding van het nationalisme
o In 19e eeuw werd nationalisme gecreërd door één taal, verplicht onderwijs,
(vaderlandse) geschiedenislessen, nationale feestdagen en dienstplicht
o Invented traditions: tradities zijn bedacht om bindingen met de staat en onderling te
versterken en deze zijn dus meer stereotypen
- Overheid zorgt voor collectieve acties en collectieve goederen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gabrielledrost. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.75. You're not tied to anything after your purchase.