hoofdstuk 1.1
Wat is het verschil tussen inkomen en welvaart?
Het inkomen is het geld wat je binnenkrijgt door middel van arbeid of uitkeringen, welvaart is
de mate waarin je in je behoeften kunt voorzien.
gemiddeld inkomen = totaal in een land verdiende inkomen / aantal inwoners
Bij de Human Development Index (HDI), die de VN gebruik is een bredere maatstaaf,
naast het gemiddeld inkomen spelen ook andere factoren een rol zoals onderwijs en
levensverwachting
Hieruit blijkt dat niet alleen inkomen maar ook andere factoren belangrijk zijn om welvarend
te zijn.
soorten inkomen
- inkomen uit arbeid
- uitkering (werkloosheid- of bijstandsuitkering)
- inkomen uit vermogen (bijv. rente op spaarrekening of huur uit een huis die je
verhuurt)
vaak krijg je bovenop je inkomen uit arbeid nog aanvullende uitkeringen zoals kinderbijslag
nominaal inkomen
Het inkomen wat je verdiend in euro’s. Je kunt het nominaal inkomen ook uitdrukken in
indexcijfers. Het indexcijfer in een basisjaar is altijd 100.
Dus besteedbaar inkomen 2010 → 21 400 euro 2020 → 28 600 euro
- basisjaar is 2010 dus indexcijfer is 100
- indexcijfer 2020 = 28 400 x 100 = 133,6 → dus er is een stijging van het
nominaal inkomen met 33,6%
reëel inkomen (koopkracht)
Het reëel inkomen is het nominaal inkomen gecorrigeerd voor de verandering in het
gemiddeld prijspeil. Dus het nominaal inkomen is met 33.6% gestegen maar of ze ook meer
goederen en diensten kunnen kopen hangt af van de prijzen van die goederen en diensten.
Dus als je een hoger nominaal inkomen hebt dan vroeger, betekent dit niet dat je er meer
van kan kopen. Er kan namelijk inflatie plaats hebben gevonden, heet er deflatie plaats
gevonden kan je wel meer kopen van 1 euro.
inflatie → de stijging van het gemiddeld prijspeil
deflatie → de daling van het gemiddeld prijspeil
indexcijfer reëel inkomen = index nominaal inkomen / index gemiddeld prijspeil x 100
index gemiddeld prijspeil = 100 x (1,015)^10 (bij 10 jaar lang een stijging van de prijspeil met
1,5%)
behoeften en middelen
tastbare producten (goederen) → voedingsmiddelen, boeken en vliegtuigen
niet-tastbare producten (diensten) → de piloot die het vliegtuig bestuurd of de supermarkt
vrije goederen → goederen waarvoor niets opgeofferd hoeft te worden bijv. lucht
, De meeste goederen zijn alternatief aanwendbaar: ze kunnen op verschillende manieren
worden gebruikt. Bijvoorbeeld een baksteen kan je voor een huis maar ook voor een
sporthal gebruiken, als je voor 1 ding kiest geef je iets anders op.
Ook tijd is alternatief aanwendbaar, je kan je zaterdag gebruiken op te sporten maar ook op
te werken.
schaarste
schaarste is de spanning tussen de menselijke behoeften en de beschikbare, alternatief
aanwendbare, middelen om in die behoeften te voorzien (dus voor de behoefte zijn er te
weinig middelen)
welvaart
welvaart is de mate waarin je in je behoefte kunt voorzien
een hoger inkomen geeft niet gelijk een hogere welvaart:
- met een hoger inkomen kun je meer kopen, maar als je een hogere inkomen hebt
willen mensen vaak ook meer hebben, als je behoeft even hard groeit als je inkomen
voel je je niet welvarender
- er zijn vormen van schaarste die niet of niet gemakkelijk met een hoger inkomen
kunnen worden teruggedrongen, bijvoorbeeld minder stilte of meer co2 uitstoot
- welvarend is een subjectief begrip: iedereen ervaart welvaart op zijn of haar eigen
manier, de een heeft meer behoeften dan de ander
1.2
Op welke manier dwingt schaarste tot het maken van keuzes?
je kan je geld maar 1 keer uitgeven
budgetlijn
schaarste dwingt je keuzes te maken, je kan je geld immers maar 1 keer uitgeven. In een
budgetlijn worden 2 producten tegen elkaar uitgezet.
Stel je hebt 10 euro. Een zakje chips is 1 euro en een chocolade
reep is 2 euro. Als je 4 zakjes chips koopt kun je 3
chocoladerepen kopen. Zie afbeelding.
y = budget = 10 euro
p1 = prijs product 1 = 1 euro
q1 = hoeveelheid van product 1 = 10 stuks
p2 = prijs product 2 = 2 euro
q2 - hoeveelheid product 2 = 5 stuks
Dus q2 = -(p1/p2)q1 + (y/p2)
De richtingscoëfficiënt is (met - teken) de verhouding tussen prijs
van product 1 en 2)
opofferingskosten
opofferingskosten of alternatieve kosten bestaan uit de (waarde van) het opgeofferde
alternatief
Bijv. Elke chocoladereep kost 2 euro dat kost hem 2/1 = 2 chipszakjes, de opofferingskosten
van een chocoladereep zijn dus 2 chipszakjes
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SofieKerkhof05. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.59. You're not tied to anything after your purchase.