Hoofdstuk 12 Media en Maatschappij
Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek: de algemene kennis vergroten, ‘weten om te weten’
Theorieën: systematisch geordende uitspraken en regels die de werkelijkheid beschrijven en
verklaren
Mediatheorieën:
- Geven inzicht in wat media doen met mensen
- Verklaren het verband tussen de inhoud van de media, het gebruik van de media en de
effecten daarvan op de individu en samenleving
De komst van een nieuw mediumtype gaf een impuls aan een nieuwe theorievorming. Er worden vijf
fasen in de theorievorming onderscheiden. In elke fase worden de macht en invloed van media op
mens en samenleving verschillend gewaardeerd.
Fase 1: de almacht van de media
Theorie: One-step-flow-theory (reuzeninjectienaaldtheorie)
In deze fase wordt in wetenschappelijk onderzoek de overheersende macht van de media
benadrukt.
Fase 2: beperkte macht van de media: de invloed van de opinieleider (vanaf ca. 1930)
Theorie: Two-step-flow-theorie of multi-step-flow theorie
- Stap 1: van zender naar opinieleider
- Stap 2: van opinieleider naar leden van publiek in omgeving van opinieleider
- Multi-step-flow-theorie -> meerdere stappen mogelijk met opinieleider als
schakel.
In deze fase wordt de media-impact verbonden met de invloed van de sociale
omgeving van de ontvanger
Fase 3: aandacht voor de ontvanger (vanaf ca. 1950)
Theorie: Zwamvlokmodel en uses en gratification (nut en beloningen)
In deze fase komt de focus te liggen op de keuzemogelijkheden van de ontvanger. Men kent
weinig invloed aan de media toe.
Fase 4: sturende macht van de media (vanaf ca. 1965)
Theorievorming: agenda-setting, framing en discoursanalyse, kenniskloof, culturele
indicatoren, zwijgspiraal, cultuurindustrie, media-imperialisme, specifieke mediawerking
In deze fase wordt opnieuw de macht van zender en massamedium benadrukt, maar wordt er
ook kritiek geleverd op de sturende invloed van de media.
Fase 5: media in het informatietijdperk: de media-explosie (21 e eeuw)
Theorievorming: wederzijdse betrekkingen tussen zender en ontvanger staan in het
middelpunt (interactie, participatie, convergentie, cocreatie, user-generated content,
platformwerking)
Maakt het denken in termen van eenrichtingsverkeer plaats voor theorievorming op basis van
interactiviteit.
, Hoofdstuk 13: Fase 1
o Tijd: vanaf 1920
o Mediatypen: populaire dagbladen en tijdschriften, radio, film
o Communicatiestroom: zender is actiegericht
o Criterium: intentionaliteit (bedoeling zender staat voorop)
o Almachtige media: wetenschappers waren van mening dat media heel veel invloed hadden
o Demonisering: het zwart maken van iemand in de media
1900: uitvinding van de media: van media naar massamedia:
Er moet eerst een massa ontstaan voordat er massamedia geproduceerd kan worden.
Dit gebeurde door:
1. Industriële revolutie: Eerst waren er vooral kleine dorpjes met boerderijen, een kruidenier,
een schooltje, een kerk en een kroeg. Doordat elektriciteit steeds verder werd toegepast en
machines werden ontwikkeld kwam er steeds meer fabrieksmatige productie.
2. Urbanisatie: Steeds meer mensen gingen in een fabriek werken. Vaak onder slechte
omstandigheden. Fabrieken stonden midden in de stad, zodat mensen er te voet naartoe
konden. Steeds meer mensen verhuisden dus van hun kleine dorpje naar de stad.
3. Alfabetisering: Doordat er geen anti-conceptie was, waren er grote gezinnen. Daarom
moesten kleine kinderen al meehelpen op de boerderij of oppassen op jongere broertjes en
zusjes. Dit ging gewoon door tijdens de industriële revolutie, waar kinderen goedkope
arbeidskrachten waren. Vanaf 1901 moesten alle kinderen van 7 tot 12 naar school. Daar
leerden ze lezen en schrijven. Tot dan toe was dat alleen voorbehouden aan de elite die het
zich kon veroorloven hun kinderen naar school te laten gaan.
4. Democratisering: Doordat mensen leerden lezen en schrijven werden ze mondiger. Ze
slikten niet alles meer voor zoete koek. Voor 1900 mocht 10% van de mannen stemmen. Een
voorwaarde was dat ze een bepaald bedrag aan belasting moesten betalen waardoor alleen
de rijke elite kon stemmen. Vanaf 1900 50% van de mannen mochten stemmen. Vanaf 1918
mocht 100% van de mannen stemmen. Vanaf 1919 ook de vrouwen. Er kwamen ook
vakbonden en politieke partijen die voor de arbeiders en boeren opkwamen.
In de eerste fase van onderzoek naar media-effecten ontstond het beeld dat ontvangers passief waren
en gemakkelijk te manipuleren door massamedia als dagbladen en radio. De mensen in die tijd namen
aan dat de media veel macht hadden en een directe invloed uitoefenden op het publiek. De zender
injecteert de passieve massa zo direct en schiet met de boodschap zo hard op het publiek dat maar
één enkele reactie mogelijk is.
One-step-flow-theorie:
Invloed massamedia is groot
Er is sprake van eenrichtingsverkeer
Ontvangers zijn weerloze sponsjes en zijn passief
Boodschap direct van zender naar ontvanger
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller toridegraaff03. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.96. You're not tied to anything after your purchase.