Maxima: “er is geen Nederlandse identiteit”
Identiteit = persoonlijk, sociaal en collectief.
Identiteit = het beeld dat iemand van zichzelf heeft, uitdraagt en anderen voorhoudt en als
blijvend beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is afgeleid van zijn perceptie over de
groep(en) waar hij wel of juist ook niet deel van uitmaakt.
Hoe komt dat Nederlanders zich “Nederlands gedragen”?
→ socialisatie = het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en)
en de samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding
en andere vormen van omgang met anderen.
Er zijn vier typen bindingen:
● Politiek
- Bindingen die te maken hebben met zaken die geregeld moeten worden op het
gebied van de collectieve goederen en diensten (onderwijs, zorg, verkeer, veiligheid)
● Affectief
- Emotionele bindingen: mensen geven elkaar liefde en steun en zijn daardoor van
elkaar afhankelijk.
● Cognitief
- Bindingen op het gebied van kennis: mensen zijn afhankelijk van anderen die hen
iets kunnen leren
● Economisch
- Bindingen die te maken hebben met werk en/of goederen die mensen nodig hebben
voor hun bestaan
Vanuit de paradigma’s wordt er ook naar bindingen gekeken:
● Functionalisme: bindingen en sociale cohesie van het allergrootste belang
● Conflict: niet bindingen maar conflicten zijn interessant; samenlevingen kennen
geen bindingen maar dominatie door macht.
● Sociaalconstructivisme: het handelen van personen ten opzichte van elkaar is
interessant.
● Rationele actor: bindingen zijn relaties die mensen aangaan omdat ze er zelf nut
van hebben
Sociale cohesie = het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer
sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een
gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn en de mate waarin
anderen daar ook een beroep op kunnen doen.
Macht = het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken
en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten.
, Er zijn verschillende soorten groepen:
● Formele groepen
- Vast omschreven doelen, vastgelegde regels → denk aan een goededoelenstichting
● Informele groepen
- Stilzwijgende binding zonder vastgelegde doelen → denk aan een vriendengroep
● Primaire groepen
- Groep met emotionele band, loyaliteit → denk wederom aan een vriendengroep
● Secundaire groepen
- Groep op basis van functie en nut → denk aan een team collega’s
Groepsvorming = het tot stand komen van bindingen tussen meer dan twee mensen,
doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen
Groepsvorming kent 5 fasen:
1. Oriëntatiefase: onzekerheid over hoe met elkaar om te gaan
2. Conflictfase: verschil in opvattingen over hoe te werk te gaan leidt tot conflict
- Conflict = een situatie waarin individuen, groepen en/of staten elkaar
tegenwerken om de eigen doelen te bereiken
3. Integratiefase: evenwicht komt tot stand. Gedeelde normen worden duidelijk
4. Uitvoeringsfase: samenwerking in de groep verloopt goed
- Samenwerking = het proces waarin individuen, groepen en/of staten relaties
vormen om hun handelen op elkaar af te stemmen voor een
gemeenschappelijk doel
5. Ordefase: groepsleden binden de manier van samenwerken aan regels en
institutionaliseren de samenwerking
- Institutionalisering = het proces waarbij een complex van waarden en min of
meer geformaliseerde regels vastgelegd wordt in standaard gedragspatronen,
die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren
Groepsvorming maakt onderscheid tussen in/ en out-group, oftewel wie wel/niet bij de groep
hoort. Groepen proberen onbewust afwijkend gedrag onder leden te verminderen, en
uittreden te voorkomen. Situaties waarbij dat toch kan gebeuren:
● Een actor wil er niet meer bij horen → qua ideeën niet meer bij een partij willen horen
- Dropping out en opting out
● Een actor mag er niet meer bij horen → misdragen
- Uitsluiting en discriminatie (als het onterecht is)
● Een actor kan er niet meer bij horen → lidmaatschap niet kunnen betalen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller florinevandendungen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.89. You're not tied to anything after your purchase.