Paragraaf 1: wat als mensen er samen niet uitkomen?
Mensen ervaren een onprettige spanning tussen hun overtuiging en hun handelen. Deze
spanning wordt cognitieve dissonantie genoemd, dit wordt opgelost door compensatie. BIj
een maatschappelijk probleem gaat het om een probleem:
- dat samenhangt met of het gevolg is van maatschappelijke veranderingen
- dat meerdere groepen mensen met verschillende belangen aangaat
- waarover verschillen van mening bestaan over de oorzaken en over de aanpak
- dat vraagt om een gemeenschappelijke oplossing
Het vinden van een oplossing is vaak moeilijk, doordat:
- actoren hebben tegengestelde belangen
- er is sprake van een collectieve-actieprobleem
1. mensen willen wel bijdragen, maar er is te weinig onderling vertrouwen
2. de kosten van maatschappelijke problemen worden vaak gedeeld door de
hele samenleving, waardoor de individuele baten groter zijn dan de kosten.
- actoren hebben verschillende waarden (= principes of doelen) en normen (=leef- of
gedragsregels).
Een belang is een situatie of een verandering waar je voordeel bij hebt. Actoren zijn mensen
en instanties die invloed proberen uit te oefenen met behulp van machtsbronnen op de
oplossing van een maatschappelijk probleem.
Als de overheid het maatschappelijk probleem overneemt, wordt het een politiek probleem.
De overheid heeft de macht: zij kan mensen in hun gedrag beïnvloeden, desnoods door
dwang en heeft een gewelds- en belastingmonopolie. De overheid heeft namelijk middelen
nodig voor collectieve goederen. dit zijn goederen of diensten waar iedereen gebruik van
mag maken. Het is aan de overheid om belangen af te wegen en beleid uit te zetten. Het
oplossen wordt in het systeemmodel van politieke besluitvorming weergegeven. In de
invoerfase wordt het probleem herkend, in de omzetfase wordt er een oplossing bedacht en
in de uitvoerfase wordt het beleid door de overheid uitgevoerd.
Daarna vindt er terugkoppeling plaats. Achter dit hele proces zitten 2 vragen verscholen:
- hoeveel moet de politiek zich eigenlijk bemoeien met de samenleving en met het
leven van mensen?
- hoe ziet een rechtvaardige samenleving eruit?
In Nederland hebben we een parlementaire democratie, dat betekent dat we
volksvertegenwoordigers vragen om waarden en belangen af te wegen.
Paragraaf 2: wat moet de overheid wel en niet doen?
In Nederland bestaan er 3 ideologieën:
1. liberalisme. Belangrijkste waarden zijn vrijheid en eigen verantwoordelijkheid. Een
kleine overheid en lage uitkeringen. Inkomensverschillen zijn niet erg, daardoor komt
er een economische prikkel. Het klassiek liberalisme neemt de individuele vrijheid
heel letterlijk. Vrij zonder bemoeienis van anderen, negatieve vrijheid. Het
sociaalliberalisme vindt dat je vrij bent als je de mogelijkheid hebt tot zelfontplooiing.
Positieve vrijheid.
2. socialisme. Belangrijkste waarden zijn gelijkheid en solidariteit. Men legt de nadruk
op minderbedeelden. Het communisme streeft naar een klasseloze samenleving. De
, sociaaldemocratie wil geen ingrijpende veranderingen, maar dat economische groei
aan allen toekomt. Hoe hoger het inkomen, hoe meer belasting iemand betaalt. Dat
is een progressief belastingstelsel.
3. Confessionalisme. het geloof wordt vooropgesteld. De belangrijkste waarden zijn
naastenliefde en gemeenschapszin. De christendemocraten laten zich inspireren
door de bijbel. De christelijke partijen kiezen de bijbel als uitgangspunt.
Er zijn drie dimensies waarop linkse standpunten kunnen verschillen van rechtse
standpunten:
- sociaaleconomische dimensie: Sociaaldemocraten links, liberalen rechts. Links wilt
gelijkmatige inkomensverdeling. Rechts accepteert inkomensverschillen.
- progressief-conservatieve dimensie: Progressieve partijen links en en conservatief is
rechts. Progressieven hebben het recht zelf over hun leven te bepalen.
Conservatieven vinden traditionele waarden en normen belangrijk.
- kosmopolitisch-nationalistische dimensie. Kosmopolieten zijn links en Nationalisten
zijn rechts. Kosmopolitisch betekent verbonden met de wereld en voor de EU.
Nationalisten vinden dat Nederland beter af is zonder invloeden van buitenaf.
Paragraaf 3: Beslissen we met zijn allen, om namens ons allen?
Er zijn verschillende vormen van democratie. Er zijn directe: de stemmen zijn bindend, de
meerderheid beslist. En er zijn indirecte democratie: de burgers kiezen
volksvertegenwoordigers. Nederland is een indirecte democratie, de uitslag van het
referendum is niet bindend voor het parlement. Democratieën hebben (formele)
basiskenmerken:
- Er zijn vrije en geheime verkiezingen. Iedereen heeft een actief en passief kiesrecht.
Niemand komt erachter wat je hebt gestemd.
- De rechtsstatelijke beginselen worden gerespecteerd. Er zijn grondrechten en een
onafhankelijke rechterlijke macht.
- Er zijn vrije media.
Er zijn ook informele kenmerken, deze liggen niet vast in wetten maar hebben vooral te
maken met de politieke cultuur. In een democratie moet zowel de overheid als de bevolking
democratische waarden hebben. Een dictatuur is het tegenovergestelde. In een dictatuur is
er één macht.
Volksvertegenwoordigers hebben de taak zo goed mogelijk de stem van het volk te
vertegenwoordigen. Op nationaal niveau vormt het parlement de volksvertegenwoordiging.
Het parlement bestaat uit de Eerste en Tweede Kamer. De leven van de Provinciale Staten
kiezen de Eerste Kamerleden. Het Nederlands parlement is de Staten-Generaal. De Tweede
kamerleden worden eens in de vier jaar gekozen door het volk.
De vertegenwoordigers in het parlement hebben twee taken:
- de wetgevende taak: ze kiezen de wetten.
- de controlerende taak: ze controleren of het kabinet (ministers en
staatssecretarissen) hun werk doen.
Er is een vertrouwensregel, als de meerderheid van een van de kamers het vertrouwen van
een kabinetslid opzegt, moet deze aftreden. Het parlement, dus indirect het volk, heeft het
laatste woord.
Nederland is ook een gedecentraliseerde eenheidsstaat: de landelijke overheid bepaalt voor
een groot deel welke taken de lagere bestuurslagen hebben.
De provinciale staten stellen elk jaar een provinciaal bestuur, de Gedeputeerde staten op.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller karlijnvanbarneveld1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.43. You're not tied to anything after your purchase.