Samenvatting Duitse WERKWOORDSTIJDEN

Duits werkwoorden
Zwakke werkwoorden (o.t.t, o.v.t en v.t.t)
Sterke werkwoorden (o.t.t, o.v.t en v.t.t)
Modale werkwoorden (o.t.t, o.v.t)

,O.T.T zwakke en sterke werkwoorden

, O.T.T zwakke en sterke werkwoorden
1. Bepaal de stam van het werkwoord door -(e)n van het hele werkwoord af te
halen.
2. Zet achter de stam van het werkwoord de goede uitgang van
“FE-E-ST-T-EN-T-EN”.

Let op:

➔ Bij de du, er/sie/es en ihr komt er een extra ‘e’ bij de uitgang.
◆ Eindigt de stam van het werkwoord op -t of -d?
◆ Het werkwoord atmen, rechnen, regnen, zeichnen, begegnen, öffnen?
➔ Bij de du vervalt de ‘s’ bij de uitgang
◆ Eindigt de stam van het werkwoord op een sis-klank (-s, -ß, -tz, -x of -z)

Ich Du Er/sie/es Wir Ihr Sie/sie

e est et en et en