Kosten worden veroorzaakt door het gebruik van productiemiddelen.
- Vaste kosten
Veranderen NIET als de productieomvang toe- of afneemt
- Variabele kosten
Veranderen als de productie varieert
Het management van een organisatie moet weten hoe de kosten zijn opgebouwd en hoeveel deze
toenemen wanneer de productie verandert.
Variabele kosten:
er zijn 3 soorten variabele kosten,
1. Proportioneel variabele kosten
De variabele kosten per product zijn gelijk dus als de productie 1 toeneemt stijgt het met dat
aantal, en als die met 100 toeneemt stijft het met 100* dat aantal.
2. Degressief variabele kosten
De kosten nemen verhoudingsgewijs minder toe dan de productie. Hoe meer er
geproduceerd word, hoe minder de variabele kosten per product
Komt vaak voor bij een lage productie, bijv. door korting bij inkoop.
3. Progressief variabele kosten
de kosten nemen verhoudingsgewijs meer toe dan de productie. hoe meer er geproduceerd
word, hoe hoger de variabele kosten per product.
Komt vaak voor bij een hoge productieomvang, bijv. door het inhuren van uitzendkrachten.
Vaste kosten:
De vaste kosten veranderen niet als de productieomvang verandert.
Bijv. de huur van een pand of aflossing op hypotheek.
Deze kosten kunnen wel veranderen door een andere reden, bijv. verhoging van de huur. Maar dit is
geen gevolg van verandering van de productieomvang.
De vaste kosten per eenheid dalen altijd, dit komt omdat de vaste kosten bij een hogere productie
verdeeld worden over meer producten.
Aan vaste kosten zit vaak een limiet, bijvoorbeeld het maximaal aantal producten dat een machine
kan produceren. Wanneer er meer geproduceerd moet worden is er een nieuwe machine nodig
waardoor de vaste kosten zullen toenemen. Dit heet het relevante productie interval van vaste
kosten.
Daarnaast zijn er ook trapsgewijs variabele kosten, dit houd in dat de productiemiddelen beperkt
deelbaar zijn waardoor er een interval ontstaat. Bijv. je moet producten vervoeren in busjes waar er
200 in kunnen en €400 kosten. Dan zijn de trapsgewijs variabele kosten €400 per 200 productie.
Totale kosten:
Vaste kosten + variabele kosten.
hierin worden alle kosten van een bedrijf meegerekend om tot zo’n goed mogelijke kostprijs te
komen.
Deze kosten zijn lastig te berekenen omdat elk bedrijf een andere kosten structuur heeft. Daarvoor is
de hoog-laagmethode:
Totale kosten= vaste kosten + (aantal eenheden * variabele kosten)
Vul deze formule in voor de hoogste en de laagste productie
Streep de vaste kosten weg en hierna kan je de vergelijking oplossen, de uitkomst zijn de variabele
kosten.
Als laatst vul je de variabele kosten per eenheid weer in, in de formule, dan heb je de
kostenstructuur.
, Voorbeeld:
Hoogste productie is 5.000 totale kosten daarbij €200.000
Laagste productie is 1.500 totale kosten daarbij €95.000
€200.000 = vaste kosten + 5.000 * variabele kosten
€95.000 = vaste kosten + 1.500 * variabele kosten
Het verschil hiertussen is dus:
€105.000 = 3.500 * variabele kosten
Variabele kosten zijn (105..500) = €30 variabele kosten per eenheid
Vaste kosten zijn dan:
€200.000 = ? + (5.000 * €30)
? = (200.000 – 150.000) = €50.000 vaste kosten
Dit is de hoog-laagmethode
Break-evenanalyse.
Voor bedrijven is niet alleen het verband tussen de kosten en productie van belang maar ook tussen
de kosten en omzet of winst.
Wanneer de kosten en omzet aan elkaar gelijk zijn is er een break-even punt, hierbij maakt de
onderneming geen winst of verlies. Dit heet het break-evenpunt en word berekend met de
break-evenanalyse
wanneer er 0 producten worden verkocht bedraagt het verlies de vaste kosten. Wanneer er 1
product word verkocht neemt het verlies af met het verschil tussen de verkoopprijs en variabele
kosten per eenheid van dit product.
(verkoopprijs – variabele kosten per product) = dekkingsbijdrage per product.
Dit word berekend door:
BEA = vaste kosten / dekkingsbijdrage per product.
Om de break-even analyse te kunnen gebruiken zijn er 3 punten van belang:
1. Lineair zijn van kosten en opbrengsten
Bij de BEA word er vanuit gegaan dat de omzet en kosten lineair verlopen.
Wanneer dit niet zo is, bijv. degressieve omzet en progressieve kosten kunnen er 2
break- even punten zijn.
2. één soort product
er word vanuit gegaan dat een onderneming 1 type product verkoopt waardoor de
dekkingsbijdrage altijd hetzelfde is, als dit niet zo is dan is de BEA niet te berekenen.
Tenzij de procentuele dekkingsbijdrage bekend is, dan kan de BEO berekend worden door:
Bekijk voorbeeld 11.6 blz. 264!
3. Productie = afzet
De BEA word er vanuit gegaan dat alles wat er geproduceerd is ook verkocht word, hierdoor
zijn de vaste kosten te verdelen over de productie en worden dus alle vaste kosten terug
verdiend omdat ook alles verkocht word.
Veiligheidsmarge
Een bedrijf wilt graag dat de afzet en omzet ruim boven het break-even punt liggen, daardoor is er
meer zekerheid.
De afstand tussen de afzet en het break-evenpunt heet de veiligheidsmarge.
De veiligheidsmarge geeft het percentage aan waarmee de afzet maximaal mag afnemen om niet
onder het BE punt te komen.
De formule =
Veiligheidsmarge = (huidige afzet – break-even afzet) / huidige afzet)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 498252. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.86. You're not tied to anything after your purchase.