Summary Nectar / Biologie 4 Havo / deel Leerboek - Science
Class notes Biomaths Nectar / Biologie 4 Havo / deel Leerboek
Biology 12th edition by Sylvia s Mader Test Bank
All for this textbook (3)
Written for
Secondary school
HAVO
Biologie
4
All documents for this subject (2020)
Seller
Follow
marijedeweerd
Reviews received
Content preview
Samenvatting Biologie Toetsweek 4 Havo 4
Hoofdstuk 7: soorten en relaties paragraaf 1: soorten
Parasieten halen hun voedingsstoffen uit andere organismen.
Van parasieten zoals muggen kun je enorm veel last hebben. Dat geldt
voor mensen én voor dieren. In bepaalde delen van Finland zijn zoveel
muggen dat rendieren ’s nachts liever op een verharde weg lopen dan
tussen al die muggen in het natte grasland. Dat leidt tot ongelukken,
waardoor jaarlijks honderden rendieren sterven. Hierdoor daalt hun aantal
sterk.
Voor de rendieren zijn zowel muggen als mensen een biotische factor:
de invloed die een organisme heeft op andere organismen.
De invloed van mensen op rendieren is trouwens niet alleen negatief.
Elke soort beïnvloedt zijn omgeving via meerdere biotische factoren,
sommige positief, andere negatief. Naast biotische factoren beïnvloeden
ook abiotische factoren het leven van organismen. Dit zijn factoren uit
de levenloze natuur. De hoeveelheid regen en wind en zonlicht, de
temperatuur en de grondsoort zijn belangrijk voor de bomen in een bos.
Elke abiotische factor bepaalt mee of een dier- of plantensoort kan
overleven in een bepaald ecosysteem. Voor iedere abiotische factor heeft
elke soort zijn eigen tolerantiegebied. Dit gebied omvat alle waarden
van een abiotische factor waarbij een bepaalde soort kan overleven. Bij
waarden buiten de tolerantiegrenzen sterven alle organismen van die
soort. Bij de maximum- en minimumwaarden kunnen maar weinig
individuen overleven. De meeste individuen van een soort komen voor
rond de optimumwaarden van de abiotische factoren.
Vijf verschillende namen voor dezelfde soort. Biologen gebruiken liever de
wetenschappelijke naam in het Latijn. De wetenschappelijke naam
bestaat altijd uit twee delen, soms met een toevoeging.
1. Voorop, met een hoofdletter, staat de naam van het geslacht
waartoe het organisme behoort. Bij het rendier is dat Rangifer. Een
geslacht bestaat uit een groep verwante soorten.
2. Na de geslachtsnaam komt de soortaanduiding. Die is voor het
rendier tarandus, geschreven met een kleine letter. Een soort is een
groep organismen die zich onderling geslachtelijk voortplanten en
vruchtbare nakomelingen krijgen.
Achter de tweedelige naam staat soms nog een letter of een naam. Dat is
bijvoorbeeld de naam van de ondersoort of een toevoeging. Een
ondersoort is meestal een geografisch afgescheiden groep soortgenoten
met iets afwijkende kenmerken. Hebben mensen een groep dieren gefokt
of planten gekweekt, dan spreek je van een ras.
Ordenen is mensenwerk. Meestal is er een systeem. Ordenen heeft een
doel. Het voorkomt verwarring en onnodig zoeken. Hetzelfde geldt voor
ordening en naamgeving van soorten organismen. De verwarring over de
naam van het rendier is verleden tijd zodra je de juiste wetenschappelijke
naam gebruikt.
,Linnaeus bedacht niet alleen de wetenschappelijke naamgeving, maar ook
een systeem van ordening. Hij plaatste soorten bij elkaar in steeds grotere
groepen: organismen → soorten → geslachten → families → ordes.
Een aantal soorten met gemeenschappelijke kenmerken vormt samen een
geslacht.
Een aantal geslachten vormt samen een familie.
Boven de orden zijn er nog andere, grotere groepen. Bovenaan zette
Linnaeus de rijken (Binas 92A). Tegenwoordig plaatsen biologen boven de
rijken nog de domeinen. Een domein is een groep organismen met een
vergelijkbare celbouw. Wolven behoren tot het domein eukaryoten,
organismen die cellen hebben met een celkern.
Paragraaf 2: populaties
Het komt voor dat mensen andere mensen eten. Uit honger bijvoorbeeld
of uit minachting voor de overwonnen vijand.
Soortgenoten doden en opeten komt bij dieren vaker voor.
Wanneer er weer velduilen zijn in Nederlands is dat dikke pech voor de
muizen in de akkers. Hun aantal vermindert. De veldmuizen in de akker
vormen samen een populatie: alle organismen van dezelfde soort in een
bepaald gebied. De populatiegrootte is het aantal individuen van de
populatie. Deel je die populatiegrootte door het aantal m2 of hectares, dan
krijg je de populatiedichtheid: het aantal individuen per eenheid van
oppervlak.
Grote grazers hebben in Nederland geen natuurlijke vijanden. In een
aantal gebieden neemt de beheerder de rol van de predatoren over. Door
dieren uit de kudde weg te halen of erop te jagen, zorgt hij ervoor dat de
populatiegrootte van de diverse grote grazers net onder de draagkracht
van het natuurgebied blijft. Dat is de maximale populatiegrootte waarvoor
in een gebied voldoende voedsel, schuil- en nestplaatsen zijn, zodat de
populatie jarenlang op peil blijft.
Veldmuizen hebben, in tegenstelling tot de grote grazers, wel natuurlijke
vijanden, veel zelfs. In de meeste jaren is de populatiedichtheid
veldmuizen niet groot. Maar soms groeit een populatie vrijwel ongeremd
en overschrijdt de draagkracht van het gebied. Er ontstaat een plaag.
Landbouwers houden de populatie veldmuizen het liefst ver onder de
draagkracht van het gebied. Zij bestrijden de muizen door de weilanden
onder water te zetten. Daardoor gaan veel veldmuizen dood.
Niet alleen muizen, ook sommige plantensoorten kunnen snel in aantal
toenemen. Een voorbeeld is Ambrosia artemisiifolia. Deze plant uit
Amerika is via vogelzaad hier gekomen en vervolgens verwilderd. De
alsemambrosia is een exoot, een soort die in een andere, vreemde
leefomgeving is terechtgekomen. Door snelle voortplanting (veel zaden)
en door weinig natuurlijke vijanden en concurrentie) neemt de populatie in
Nederland snel toe. Inmiddels is de plant een plaag. Het stuifmeel, de
mannelijke voortplantingscellen, leidt bij veel mensen tot een allergisch
reactie. Het stuifmeel ontstaat in de meeldraden van een bloem. Na
bevruchting van de eicellen in de vruchtbeginsels ontstaan zaden. Die
, kiemen tot planten. Planten groeien, bloeien en vormen nieuwe zaden. Dit
is de levenscyclus, de verschillende fasen in groei en ontwikkeling van
een organisme.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller marijedeweerd. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.94. You're not tied to anything after your purchase.