Om te kunnen kijken naar de vele processen die over de hele wereld plaatsvinden, gebruiken geografen vaak de
systeembenadering. Hierbij is gekozen voor een economische invalshoek. Samen met economische, politieke en
culturele relaties vormen de bijna tweehonderd landen het wereldsysteem. Een verandering in een van de landen
heeft positieve of negatieve gevolgen.
De landen binnen dit systeem kan je indelen op het soort economische activiteiten en de omvang ervan en de soort
(economische en politieke) relaties met andere landen. Je hebt centrumlanden, die zijn economisch
hoogontwikkeld, productie is gebaseerd op wetenschappelijke kennis en geavanceerde technologie Je hebt landen
van de semiperiferie. Een regio die qua economische en politieke macht een middenpositie inneemt tussen centrum
en periferie, het wordt gekenmerkt door een behoorlijke inustrialisatiegraad en een behoorlijke afzet van de
productie in de kernregio’s van het wereldsysteem. De landen van de periferie leveren land- en/of
mijnbouwproducten. Er zijn zelfvoorzienende landbouwbedrijfjes, maar ook moderne plantages. Fragmentarische
modernisering: moderne en traditionele activiteiten die in hetzelfde gebied voorkomen. De productiviteit en het
inkomen per hoofd zijn laag.
Door het kolonialisme werden gebieden economisch verbonden met West-Europese landen. De handel in
landbouwproducten zorgde ervoor dat gebieden over de hele wereld aan elkaar gekoppeld werden. Deze eerste fase
in het proces van globalisering wordt het handelskapitalisme genoemd.
De sterkere Europese staten verstevigden hun greep op landen elders in de wereld. Vanaf deze tijd importeerden de
centrumlanden niet alleen landbouwgewassen, maar ook mijnbouwproducten uit de exploitatiekoloniën. Ze hebben
toen geïnvesteerd in de infrastructuur van de periferie. Er werden spoorlijnen aangelegd naar kustgebieden, zodat
de goederen daar in de exporthavens naar centrumlanden kunnen worden vervoerd. Europese laagwaardige
industrieproducten werden nu ook afgezet in de koloniën. Daardoor verdween op veel plaatsen de ambachtelijke
nijverheid.
Het succes van West-Europese landen, hangt van veel af. Twee belangrijke factoren zijn; de kapitalistische
markteconomie – een economisch systeem dat privébezit van productiemiddelen combineert met het voortdurend
zoeken naar nieuwe mogelijkheden om winst te maken, de tweede factor is de stimulerende rol van de overheid, die
investeerde in eigen infrastructuur, winsten uit handel in spullen uit de koloniën kwamen daarbij goed van pas.
Vestigingskoloniën waren koloniën waar Europeanen naartoe emigreerden. Ze waren er al voor de industrialisatie. Er
ontstonden daar nieuwe steden en zo werd Noord-Amerika een tweede kernregio.
Hegemoniale staat: een staat die met politieke, economische en militaire middelen een overheersende en
beslissende rol speelt in de wereld. Imperialisme: proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld
willen uitbreiden door gebieden te veroveren. Tijdens het hoogtepunt van het imperialisme was de totale opdeling
van de nog niet onderworpen gebieden aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw.
Dekolonisatie: het staatkundig soeverein worden van een vroegere kolonie. De arme, gedekoloniseerde landen
waren vrij, maar bleven toch afhankelijk. Dat noem je neokolonialisme. Multinationale ondernemingen: nemen voor
een deel de rol over van de koloniale moederlanden.
In koloniën was er sprake van europeanisering, de overname van Europese waarden en normen, maar ook van
economische of politieke elementen. De koloniale periode heeft geleid tot een centrum-periferieverhouding. De
banden waren in het voordeel van het centrum. Internationale arbeidsverdeling: de verdeling van de agrarische,
industriële en dienstverlenende activiteiten over de landen van het wereldsysteem. Ruilvoetverslechtering: de
verhouding tussen het prijspeil van importproducten en het prijspeil van exportproducten wordt steeds ongunstiger
voor een land.
De ontwikkeling van het wereldsysteem leidde tot een enorme global shift (de verschuiving van het economische
zwaartepunt in de wereld).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lottes2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.81. You're not tied to anything after your purchase.