Stofwisseling II samenvatting week 2 December 2020
Inhoudsopgave
HC Basisprincipes endocrinologie ....................................................................................................... 2
HC Hypofyse functie en ziekten........................................................................................................... 8
Kennisclip 1 Hypopituitarisme adenohypofyse ................................................................................. 13
Kennisclip 2 Hypopituitarisme neurohypofyse ................................................................................. 16
Kennisclip 3 Het gonadale systeem en hypogonadisme bij de man ................................................. 18
Kennisclip 4 Calciumstofwisseling ..................................................................................................... 21
IC Bijschildklieren en calcium ............................................................................................................ 23
IC Hypogonadisme bij mannen.......................................................................................................... 27
Kennisclip 5 Schildklierhormoon synthese ........................................................................................ 33
Kennisclip 6 Schildklierhormoon regulatie en functie....................................................................... 35
HC Pathologie van de endocriene organen ....................................................................................... 37
HC Schildklierziekten ......................................................................................................................... 43
WG2 Schildklier- en hypofyseziekten ................................................................................................ 49
Kennisclip 7 Bijnierschors functie ...................................................................................................... 57
HC Bijnierziekten ............................................................................................................................... 59
HC Bijnierziekten 2 ............................................................................................................................ 65
1
,HC Basisprincipes endocrinologie
Wat is een hormoon?
• Hormoonproducerende cel stort een chemisch stofje uit in je bloedbaan
• Dat komt ergens anders terecht, waar het op een receptor op de doelcel bindt
• Receptor pikt heel specifiek dit hormoon op, en niet een ander hormoon
• Deze receptor zit op het celmembraan, soms zit hij binnen in een cel.
• Neurotransmitters zijn in zekere zin ook hormonen, alleen worden ze op korte afstand
afgegeven in de synaps. Bv adrenaline of Ach. Selectief.
• Wanneer adrenaline van bijnier in de bloedbaan komt, heet het een hormoon.
Hormoonproducerende klieren:
• Hypofyse → ACTH, GH, LH, FSH, prolactine en TSH
• Schildklier → T4/T3 en calcitonine
• Pancreas → Insuline, glucagon
• Ovaria → Oestradiol, AMH en inhibine
• Testis → Testosteron, AMH en inhibine
• Bijnier → Cortisol, aldosteron en adrenaline
• Bijschildklier → PTH parathormoon
• Bijschildklier zitten aan de achterkant
• Dit lijkt heel overzichtelijk, maar er zijn tegenwoordig veel meer weefsels bekend die ook
hormonen maken
• Vet maakt leptine. Leptine werkt op je hypothalamus en remt je eetlust.
Maag maakt ghreline en gastrine
Ghreline stimuleert je eetlust. Gastrine is voor zuurproductie.
• Lever maakt IGF-1 en 2. Groeihormoon GH
• Nier maakt renine. Samen met aldosteron betrokken bij bloeddrukregulatie
• Bot maakt FGF-23. Betrokken bij fosfaat en calciumhuishouding.
• Darm maakt GLP-1, NPY, PP, PYY en serotonine
• Als die hormonen worden uitgescheiden door de klier,
komen ze in de bloedbaan terecht. In de bloedbaan worden
ze getransporteerd.
• Ze kunnen ongebonden of gebonden aan een eiwit
getransporteerd worden
• Steroïdhormonen, vetoplosbaar. Hebben een transporteiwit
nodig om vervoert te worden, omdat ze niet goed oplossen
in water.
Steroïdhormonen worden getransporteerd naar een
bepaalde doelcel. Vetachtige stoffen laten weer los van
eiwitten. Is een vrije fractie. De vrije fractie kan over het
celmembraan van de doelcel heen. In het cytoplasma van de
cel, zit de receptor waar bv cortisol aan bindt. Dan gaat het
geheel naar de celkern. Genen worden geactiveerd.
• Peptidehormonen, wateroplosbaar. Polair genoeg. Kunnen
zonder transporteiwit. Kunnen goed oplossen in water. Deze hormonen kunnen niet door
celmembraan heen, binden aan een celmembraanreceptor. Die receptor zit in de
lipidebilaag. Op het moment dat binding is van hormoon aan de receptor, vindt er een
conformatieverandering plaats, wat doorgegeven wordt in het cytoplasma. Er worden dan
weer andere eiwitten geactiveerd, wat uiteindelijk gen afschrijving geeft. Tenslotte
eiwitsynthese, enzymsynthese of receptorsynthese.
• Concentratie van eiwitten is heel erg laag.
• 1 pmol/L voor PTH, troponine cutoff
• 15 pmol/L voor FT4
Soorten receptoren
• Steroïden gaan door celmembraan heen, en binden aan een receptor in het cytoplasma. Dit
complex gaat dan naar het DNA. Aflezen van bepaald gen, eiwitproductie.
Dit heet --> directe gen activatie via nucleaire receptor
• Peptidehormonen zoals LH, werken met een membraanreceptor. G-eiwitgekoppelde
receptor, die 7 keer door het celmembraan heen gaat. LH bindt aan 7-
transmembraanreceptor. Er vindt een conformatie plaats. Er wordt een G-eiwit geactiveerd,
dit geeft c-AMP. Cascade aan activatie van andere eiwitten. Uiteindelijk via PKA afschrijving
van bepaald gen, eiwitproductie.
Dit heet --> G-eiwit gekoppelde receptor met 2nd messenger c-AMP
• Enzym-gekoppelde receptor. Ook een membraanreceptor. Bv voor IGF-1. 2nd messenger is
tyrosine-fosfaat.
Als er een receptor wordt geactiveerd, worden er heel veel andere eiwitten geactiveerd. Vaak door
fosforyleren. Hele cascade, die uiteindelijk bij de kern eindigt en gen afschrijving geeft. Vrij complex
proces.
3
, Pulsatiliteit en circadiane ritmes van hormonen
• Hormonen worden niet continue uitgescheiden, maar er zit een bepaald ritme in
• Groeihormonen worden vooral geproduceerd in de nacht, meerder pieken.
Overdag is dat veel minder.
Als je dus een bloedmonster neemt, kan je in een piek of juist in een dal zitten.
• Prolactine overdag redelijk constant, met name ’s nachts pieken. Zeker bij vrouwen veel
hoger dan bij mannen.
• Cortisol. Van persoon tot persoon anders. ’S ochtends hoog, middag daalt het, ’s avonds heel
laag. Richting de ochtend begint het weer op te lopen.
• LH en FSH hebben ook overdag pieken, maar ook een patroon over de jaren heen. Je ziet na
de geboorte, bij infancy, een piek --> voor de puberteit is het heel rustig --> dan in de
puberteit beginnen er piekjes in de nacht, en later ook overdag --> dan krijg je de
menstruatiecycli --> uiteindelijk in de overgang en dan worden LH en FSH hoog.
Hormonen spelen ook een belangrijke rol bij groei en ontwikkeling.
• Ontwikkeling van interne gonade, al tijdens de foetale periode.
• Anti-mullerian hormoon en androgenen erg belangrijk
• Een aantal weken in de ontwikkeling zien we structuren die zowel tot man, als tot vrouw
kunnen uitgroeien.
• Testis produceert AMH. Zorgt ervoor dat iemand man wordt.
AMH afwezig (en laag testosteron), dan wordt je vrouw.
• Testosteron zorgt voor ontwikkeling: epididimus, ductus deferens, vesicula seminalis
• Uitwendige geslachtsorganen + pubis haar vooral door DHT bepaald
• A en B meisjes met teveel androgenen. Krijg je dat
vulva gaat fuseren tot scrotale zwelling, clitoris kan
ontwikkelen tot een penis
• C is een jongetje dat al heel vroeg in de puberteit komt.
Jongetje wat veel LH/FSH produceert, waardoor de
gonade al op kinderleeftijd beginnen te groeien.
• Later kunnen androgenen ook gebruikt worden op
spier te groeien. Bodybuilders.
Eisen te stellen aan meettechnieken
• Om die lage conc hormonen goed te kunnen meten zijn er speciale meettechnieken
1. Enzymatische versterking: HRP of alk fosf labels. Vb Elisa
2. Luminescentie: lichtsignaaltjes. Meest gebruikt.
3. Fluorescentie
4. LCMSMS. Nieuwste techniek. Heel selectief de massa van het hormoon selecteren,
massaspectrum. Hierbij kan je ook meerdere hormonen tegelijk meten + het is heel selectief
Referentiewaarden/intervallen hormonen
• Centrale 95% van gezonde populatie vallen onder de referentiewaarden
• 2,5% erboven of 2,5% eronder tellen we niet mee
• Het moeilijke met vaststellen van referentiewaarden is, is dat het leeftijdsafhankelijk is.
IGF-1 als kind bv heel laag, puberteit heel hoog, daarna weer lager. Ook in menstruele cyclus
veranderen de hoeveelheden LH en FSH. Heb je dus andere referentiewaarden nodig.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sannahcw. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.