Vakstudie 4: Geschiedenis
1. De nieuwe tijd: een verhelderende of een misleidende
chronologie?
1.1 De oorsprong van de nieuwe of vroegmoderne tijd.
‘Nieuwe tijd’:
• Oorsprong in de 15e eeuw
• ‘media tempestas’ in een werk van 1469
= ‘middentijd’ → geeft aan dat het tussen een oude en nieuwe tijd bevindt.
• Wordt beschouwd als de herleving van de antieke cultuur.
→ Humanisten: maakten de stijl van hun antieke voorgangers eigen en keken
met minachting naar de middeleeuwen. → Beperkt tot het intellectuele en
het literaire domein
→ Renaissance: nieuwe kunststijl → geïnspireerd op antieke voorbeelden.
• Aan het einde van de 17e eeuw werd de term algemeen aanvaard.
o Grote ontdekkingen → geeft Europa een plaats in de wereld
o Ontwikkeling van territoriale koninkrijken → nieuwe politieke context,
religieuze verdeeldheid.
o Doorbraken op wetenschappelijk vlak.
• Is geen statisch gegeven: steeds andere vernieuwingen, soms geleidelijk, soms
abrupt.
o Vb. Abrupt: De Franse Revolutie (1789) : afsluiter van de nieuwe tijd en
begin van de nieuwste tijd met daarin de Industriële Revolutie.
→ 1450/1500 – 1750
→ ‘vroegmoderne tijd’
1.2 Periodisering of periodiseringen?
1.2.1 Braudel
Aanvang nieuwe tijd: culturele aspecten
Einde nieuwe tijd: politieke aspecten.
Fernand Braudel → drie tijdsniveaus:
• La longue durée: geografische en klimatologische omstandig heden →
structurele niveau.
• La moyenne durée: economische golfbewegingen → conjuncturele niveau
• La courte durée: initiatieven van individuen of groepen → evenementiële
niveau.
Voorbeeld zie ppt: 35-57
1
,Vandaag de dag wordt er algemeen onderscheid gemaakt tussen de lange
termijngeschiedenis en de middellange termijngeschiedenis.
Voor de korte termijngeschiedenis wordt er minder belang aan gehecht, wel als het
invloed heeft op de middellange termijngeschiedenis.
1.2.2 De nieuwe of vroegmoderne tijd in de lange termijngeschiedenis.
Golven van de beschaving: zijn die ingrijpende bewegingen die ervoor zorgen dat
een beschaving overgaat naar een volgend type.
• Agrarische of neolithische revolutie
• Industriële revolutie
De nieuwe tijd of de vroegmoderne tijd hoort thuis bij het type
landbouwsamenleving.
• Grondbezit vormde de economische basis van de maatschappij.
• Energie: menselijke en dierlijke spierkracht aangevuld met wind- en
waterenergie.
• Ontwikkeling kapitalisme → grondbezit niet langer enige bron van rijkdom.
→ motor (geld) economie
→ de nieuwe tijd sluit dan ook aan bij de (tweede) middeleeuwen)
→ ancien régime (500-1750): middeleeuwen en nieuwe of vroegmoderne tijd.
1.2.3 De nieuwe of vroegmoderne tijd in de middellange termijngeschiedenis.
In de meeste schoolboeken wordt deze periode nog als een aparte periode
beschouwd. → bezwaren tegen deze periodisering:
• De periodisering is niet voor alle domeinen van de samenleving even geldig.
• Te sterke nadruk op de veranderingen waarmee de nieuwe tijd wordt ingeluid
→ de continuïteit tussen de nieuwe tijd en de middeleeuwen wordt op die
manier verdoezeld.
1.2.4 Wanneer begint de nieuwe of vroegmoderne tijd en is die wel zo nieuw?
Suggesties voor een concrete datum om de nieuwe of vroegmoderne tijd te laten
aanvangen:
• 1450: Gutenberg lanceert de boekdrukkunst
o Zeer belangrijke uitvinding
o Bracht een revolutie in de communicatiemogelijkheden
2
, Maar…:
- Al vanaf de 12e eeuw was er toename van verschriftelijking.
→ productie van papier
- De uitvinding had niet onmiddellijk een spectaculair effect.
• 1453: De van Constantinopel
o De inname van de hoofdstad van het Byzantijnse rijk door de Ottomaanse
Turken was een militaire gebeurtenis die toen een grote indruk maakte.
Maar …
- Het inkrimpen van het Byzantijnse rijk was al eeuwen aan de gang.
• 1492: de ontdekking van Amerika door Colombus.
Maar …
- Uitbereiding van de geografische ruimte al eeuwen aan de gang.
- Geen onmiddellijke gevolgen.
• 1500: De geboorte van Karel V
o Tijdgenoten: Frans I en Hendrik VIII
o Indrukwekkende vorst
Maar …
- Geboortejaar is symbolisch
- Traditionele en middeleeuwse aanpak
- Product van staatsvormingsprocessen die al eeuwen aan de gang is.
• 1517: Luther afficheert zijn 95 stellingen aan de deur van de kerk van
Wittenberg.
o Startpunt van de Reformatie.
Maar …
- Er werd al enkele eeuwen kritiek op de kerk en/of antiklerikalisme
gegeven.
→ geen enkele datum kan als grens aangeduid worden tussen de middeleeuwen en
de nieuwe tijd.
→ Vele vernieuwingen die reeds een tijd aan de gang waren, juist bij aanvang van
de nieuwe of vroegmoderne tijd in een stroomversnelling kwamen.
3
, 1.2.5 Economische en sociale structuren.
Tijdens de lange 16e eeuw (1450-1650):
Demografische groei
o Tegen 1500 had het bevolkingsaantal het peil bereikt van voor ‘de
pestepidemie van het midden van de 14e eeuw’.
→ vraag naar basisproducten en grondstoffen stijgt.
‘Prijsrevolutie’: ongelijke stijging van prijzen en lonen.
o Voortdurende prijsstijgingen door:
- Ongecontroleerd geld opeisen
- Aangroei van de bevolking.
- Aanvoer van edelmetaal (→zilver → geld)
o Lonen werden niet aangepast aan de stijgende prijsstijgingen van
producten.
Dalende koopkracht
De mensen moesten met hetzelfde loon duurder wordende producten
kopen. Hierdoor gingen mensen minder dingen gaan kopen.
Verpaupering (= verarming)
o In steden:
- Stijging van de werkloosheid onder de ambachtslieden en
loonarbeiders.
- Vele gezinnen belandden onder het bestaansminimum en zo in de
marginaliteit.
o Op het platteland:
- Door de inflatie (stijging van de prijs) en de oplopende belastingen,
werden de boeren verplicht om hun gronden te verkopen.
Marginalisering
= meer en meer uitgesloten worden uit de samenleving.
Tot de marginalen behoorden al diegene die gedwongen of zichzelf situeren
in de ‘marges’ van de samenleving, die niet deelnemen aan
productieprocessen en die de heersende gedragsnormen niet volgen.
Vb.: vooral armen, bedelaars en landlopers, maar ook prostituees en
homoseksuelen, joden, zigeuners, ziekte en waanzin.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fiengoeminne. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.90. You're not tied to anything after your purchase.