Organisatie van een cel
Deze samenvatting gaat over verschillende soorten cellen, belangrijke onderdelen van een
dierlijke cel en de organisatieniveaus binnen een organisme.
Soorten cellen
Een cel is de kleinste zelfstandig functionerende eenheid binnen een organisme. Cellen kun je
onderverdelen in twee categorieën: eukaryoten en prokaryoten. Eukaryote cellen zijn cellen met
een celkern. Ze komen voor in planten en dieren. Prokaryote cellen bevatten geen celkern. Een
voorbeeld van een prokaryote cel is een bacterie. De verschillende celtypen zijn terug te vinden
in BINAS 79. Verder zijn er nog virussen. Virussen bestaan niet uit cellen en worden daarom
deeltjes genoemd.
Term: cel
Definitie: kleinste zelfstandig functionerende eenheid waaruit een organisme bestaat.
Organisatie van een dierlijke cel
Een cel bestaat uit verschillende onderdelen, organellen genoemd. Het celmembraan vormt de
afscheiding tussen de binnen- en de buitenzijde van de cel. Over het celmembraan vindt selectief
transport plaats. Dit houdt in dat niet elke stof zomaar het celmembraan kan passeren. Een
dierlijke cel bevat ook een celkern. De celkern bevat DNA en zorgt daarmee voor het aansturen
van de cel. De vloeistof in de celkern heet het kernplasma. De celkern wordt omsloten door het
kernmembraan. In het kernmembraan zitten gaten, oftewel kernporiën. Deze kernporiën zorgen
ervoor dat bepaalde stoffen de celkern in en uit kunnen. Verder bevat een cel ribosomen.
Ribosomen zijn complexen die betrokken zijn bij de eiwitsynthese. Ribosomen kunnen los
voorkomen in de cel of gebonden aan het endoplasmatisch reticulum. Het endoplasmatisch
reticulum, afgekort ER, speelt een rol bij het transport binnen de cel. Er bestaan twee vormen
endoplasmatisch reticulum: ruw en glad. Ruw endoplasmatisch reticulum bevat ribosomen, terwijl
aan glad endoplasmatisch reticulum geen ribosomen gebonden zijn. Een ander belangrijk
organel is het Golgi-systeem. Het Golgi-systeem heeft drie belangrijke functies. Het speelt een
rol bij de opslag van stoffen, zorgt voor de afwerking van eiwitten en is betrokken bij de vorming
van lysosomen. Een lysosoom is een blaasje gevuld met enzymen die belangrijk zijn bij de
vertering in de cel. In de cel bevinden zich ook mitochondriën. In een mitochondrium vindt
verbranding plaats, ook wel dissimilatie genoemd. Hierbij komt energie vrij. Deze energie is
belangrijk voor het in stand houden van de cel. Als laatste is er het cytoplasma. Dit is de
celvloeistof waar alle organellen zich in bevinden. Het cytoplasma bevat ook allerlei eiwitten en
opgeloste stoffen.
,Term: celmembraan
Definitie: begrenzing tussen de binnen- en buitenkant van de cel
Term: celkern
Definitie: organel dat DNA bevat en omsloten wordt door het kernmembraan
Term: ribosoom
Definitie: complex in de cel dat betrokken is bij de eiwitsynthese
Term: endoplasmatisch reticulum
Definitie: organel dat een rol speelt bij het transport binnen de cel.
Term: Golgi-systeem
Definitie: organel dat een rol speelt bij de opslag van stoffen, de afwerking van eiwitten en de
vorming van lysosomen
Term: lysosoom
Definitie: blaasje gevuld met enzymen die belangrijk zijn bij de vertering in de cel
Term: mitochondrium
Definitie: organel waar energie wordt vrijgemaakt door verbranding
Term: cytoplasma
Definitie: celvloeistof waar alle organellen zich in bevinden
Er zijn ook organellen die niet in elke dierlijke cel voorkomen. Zo is het voor sommige cellen
belangrijk om zich te kunnen voortbewegen. Zaadcellen bijvoorbeeld, bevatten flagellen om zich
te verplaatsen. Pantoffeldiertjes gebruiken zogenaamde ciliën om zich voort te bewegen.
Daarnaast zijn er organellen die kenmerkend zijn voor plantaardige cellen. Deze komen dus niet
voor in dierlijke cellen. Zo bevat een plant chloroplasten. Dit zijn bladgroenkorrels die nodig zijn
voor fotosynthese in plantaardige cellen. Een andere structuur die alleen voorkomt bij planten is
een vacuole. Een vacuole is een ruimte in de cel die wordt begrensd door een semipermeabel
membraan. Een vacuole biedt stevigheid aan de cel. Ten slotte hebben plantaardige cellen naast
een celmembraan ook een celwand. De celwand bestaat uit een wand van cellulose die om de
cel heen ligt. Het wordt daardoor niet gezien als onderdeel van de cel, maar van de
tussencelstof. Een celwand komt alleen voor bij planten, bacteriën en schimmels en dus niet bij
dierlijke cellen.
Twee belangrijke transportprocessen die op celniveau plaatsvinden zijn endocytose en
exocytose. Endocytose maakt de opname van deeltjes mogelijk doordat het celmembraan zich
insnoert en blaasjes vormt. Zo kan de cel stoffen opnemen uit zijn omgeving. Het afgeven van
stoffen aan de omgeving gebeurt via exocytose. Hierbij smelt een blaasje samen met het
celmembraan.
,Term: endocytose
Definitie: de opname van deeltjes doordat het celmembraan zich insnoert en blaasjes vormt
Term: exocytose
Definitie: het afgeven van stoffen door een cel via het samensmelten van blaasjes met het
celmembraan
Organisatie in een organisme
De cel is de kleinste zelfstandig functionerende eenheid binnen een organisme. Een cel kan zich
bevinden in een weefsel. Een weefsel is een geheel van gelijksoortige cellen met dezelfde bouw
en functie. Een voorbeeld van een weefsel is spierweefsel. Een orgaan is een deel van een
organisme met één of meerdere functies. Een orgaan kan uit verschillende typen weefsel
bestaan. Het hart bijvoorbeeld, bestaat uit spierweefsel, zenuwweefsel en andere weefsels. Deze
weefsels vormen samen het orgaan het hart. Een aantal organen die gezamenlijk een bepaalde
functie hebben heet een orgaanstelsel. Voorbeelden van orgaanstelsels zijn het zenuwstelsel en
het spierstelsel.
Term: weefsel
Definitie: geheel van gelijksoortige cellen met dezelfde bouw en functie
Term: orgaan
Definitie: deel van een organisme met één of meerdere functies dat uit verschillende typen
weefsel kan bestaan
Term: orgaanstelsel
Definitie: een aantal organen die gezamenlijk een bepaalde functie hebben
Enzymen
Deze samenvatting gaat over enzymen. Daarbij komen de ruimtelijke structuur van eiwitten,
kenmerken van enzymen en het begrip beperkende factor aan bod.
, Eiwitten
Enzymen zijn eiwitten. Een eiwit is een keten van aminozuren die gecodeerd is in het DNA. Met
betrekking tot de ruimtelijke structuur van een eiwit zijn er vier termen die belangrijk zijn om te
weten. De primaire structuur geeft de volgorde aan van de aminozuren in de aminozuurketen.
Met de secundaire structuur wordt de vouwing van de aminozuurketen bedoeld. De tertiaire
structuur duidt op de vouwing van het eiwit als geheel. De quaternaire structuur verwijst naar
de vorm die ontstaat door binding van meerdere eiwitten aan elkaar.
Term: primaire structuur
Definitie: de volgorde van de aminozuren in een aminozuurketen
Term: secundaire structuur
Definitie: de vouwing van een aminozuurketen
Term: tertiaire structuur
Definitie: de vouwing van een eiwit als geheel
Term: quaternaire structuur
Definitie: vorm die ontstaat door de binding van meerdere eiwitten aan elkaar
Vorm bepaalt functie
Enzymen hebben een aantal kenmerken. Ten eerste werken enzymen als katalysator. Dat
betekent dat ze een reactie versnellen, maar niet worden verbruikt bij de reactie. Daarnaast zijn
enzymen substraat- en reactiespecifiek. Een enzym is dus geschikt voor 1 type reactie en 1
substraat.
Ten slotte is de werking van een enzym afhankelijk van de vorm. De vorm van het eiwit bepaalt
dus de functie. Voor het eindexamen is het goed om te weten welke factoren de ruimtelijke
structuur van een eiwit kunnen veranderen. Ten eerste kan de zuurgraad, oftewel de pH-waarde,
de vorm van een eiwit veranderen. Ook de temperatuur heeft invloed op de ruimtelijke structuur
van een eiwit. De invloed van de temperatuur op de activiteit van een eiwit kan worden
weergegeven met een optimumkromme. Op de y-as staat dan de activatie weergegeven en op
de x-as de temperatuur. In het eerste deel van de grafiek is te zien dat de activatie van het eiwit
toeneemt als de temperatuur oploopt. Het eiwit is minder actief bij een lagere temperatuur. Bij
een bepaalde temperatuur is de activatie van het eiwit maximaal. Dit is de optimumtemperatuur.
Als de temperatuur hoger wordt dan de optimumtemperatuur dan vindt er denaturatie plaats. Dit
is een onomkeerbare verandering in de ruimtelijke structuur van een eiwit als gevolg van een te
hoge pH of een te hoge temperatuur. Het eiwit wordt daardoor minder werkzaam. Verandering
van de pH of de temperatuur heeft dan niet meer tot gevolg dat het eiwit beter gaat werken.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Floorsmagischesamenvattingen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.26. You're not tied to anything after your purchase.