In dit document worden alle belangrijke hoofdstukken (plus arresten) voor het tentamen duidelijk samengevat van het boek 'Zwaartepunten van het vermogensrecht'.
H1 Inleiding
Het vermogen = het geheel van op geld waardeerbare rechten en verplichtingen die iemand
heeft.
Het vermogensrecht is te onderscheiden in twee soorten rechten: het objectieve en het
subjectieve recht.
Het objectieve recht = het geldende recht: alle regels met betrekking tot de subjectieve
rechten en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen vormen.
Het subjectieve recht = een aan iemand toekomende bevoegdheid: een aan een bepaalde
persoon toekomend recht dat deel uitmaakt van zijn vermogen.
Het vermogensrecht kun je onderverdelen in twee delen: het goederenrecht en het
verbintenissenrecht. Het goederenrecht is dat deel van het objectieve vermogensrecht dat
betrekking heeft op de rechtsverhouding tussen een persoon en een goed. Het
verbintenissenrecht is dat deel van het objectieve vermogensrecht dat betrekking heeft op
de rechtsverhouding tussen een persoon en een andere persoon. Binnen het goederenrecht
is er sprake van rechten die je tegen een ieder in kunt roepen: absolute rechten. Binnen het
verbintenissenrecht is er sprake van rechten die je slechts tegen een bepaalde persoon kun
inroepen, namelijk degene met wie men in een verbintenisrechtelijke verhouding zit:
relatieve rechten.
Gelaagde structuur van het vermogensrecht van algemeen naar bijzonder, boek 3 is
algemeen waarin dingen staan die overal in het vermogensrecht gelden.
H2 Absolute rechten op goederen
Eigendom
Art. 5:1 lid 1: het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben
(geregeld in boek 5).
- Lid 2: de eigenaar heeft het recht op het vrije genot daarvan, en kan anderen van dit
genot buitensluiten.
- De eigenaar is met uitsluiting van anderen gerechtigd om over de zaak te
beschikken. Alleen hij kan een ander tot eigenaar van die zaak maken
- De eigenaar kan het beschikkingsrecht ook door een ander laten uitoefenen. Hij
geeft een ander (niet-eigenaar) dus de bevoegdheid om bijvoorbeeld de zaak te
verkopen.
Beperkingen art. 5:1 lid 2: de eigenaar komt het vrije gebruik van zijn zaak toe, mits dit
gebruik niet strijdt met (a) rechten van anderen en (b) de op wettelijke voorschriften en (c)
regels van ongeschreven recht gegronde beperkingen in acht worden genomen.
a. Beperking van het recht van de eigenaar door rechten van anderen: als de anderen
ook recht hebben op gebruik van de zaak.
, b. Beperking van het recht van de eigenaar door de wet: tal van wettelijke regelingen
die dit beperken.
c. Beperking van het recht van de eigenaar door het ongeschreven recht: stellen
grenzen aan de uitoefening van zijn eigendomsrecht mag niet maatschappelijk
onaanvaardbaar zijn (misbruik van eigendomsrecht en hinder).
De eigenaar is vrij een ander van zijn zaak gebruik te laten maken, hij kan hiervoor een
tegenprestatie vragen, als hij een ander gratis van zijn zaak laten gebruiken, dit wordt ook
wel ‘om niet’ genoemd. De eigenaar heeft het recht om over zijn zaak te beschikken. Men
kan het beschikken ook door een ander uit te laten oefenen. De wet geeft soms een ander
de bevoegdheid om over andermans zaak te beschikken.
Misbruik van eigendomsrecht
Art. 3:13 – degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen, voor zover hij
haar misbruikt.
Een bevoegdheid kan worden misbruikt door het uitoefenen
Met geen ander doel dan een ander te schaden of
Met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of (kan niet bij uitoefening
eigendomsbevoegdheid)
Ingeval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de
uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot
die uitoefening had kunnen komen.
Hinder
De een belemmert de ander zodanig in de uitoefening van diens subjectieve recht dat die
ander dat niet hoeft te accepteren – art. 5:37. Omdat art. 5:37 voor onrechtmatige hinder
art. 6:162 als maatstaf neemt, levert hinder wel steeds een onrechtmatige daad op.
Het eigendomsrecht
Absolute werking = Art. 5:1 heeft een exclusief karakter – de eigenaar kan zijn recht
handhaven tegenover derden die hem beletten in de rechtmatige uitoefening van zijn recht.
Hierdoor ook wel absolute recht genoemd.
Revindicatie = de eigenaar van een zaak is bevoegd haar van eenieder die haar zonder recht
houdt, op te eisen (art. 5:2). Indien de zaak uit zijn macht raakt, volgt zijn recht de zaak
droit de suite/ zaaksgevolg
De eigenaar kan zijn zaak ook als zijn eigendom opeisen indien zij zich onder een failliet
bevindt – hij is separatist, hij heeft een droit de préférence.
Absoluut subjectief recht = Het recht van de eigenaar is een ‘absoluut subjectief
vermogensrecht’. Het objectieve recht verschaft aan de eigenaar het subjectieve recht – de
bevoegdheid – om over de aan hem toebehorende zaak te beschikken en daarvan met
uitsluiting van anderen gebruik te maken. Het recht van de schuldeiser uit een verbintenis is
een ‘relatief subjectief vermogensrecht’. Het objectieve recht geeft ook aan de schuldeiser
uit een verbintenis een subjectief recht: te weten het recht op nakoming van een door de
,schuldenaar te verrichten prestatie en daaraan verbonden de bevoegdheid om van de
schuldenaar ook nakoming te vorderen.
Recht van de eigenaar is een vermogensrecht: Het recht van de eigenaar en schuldeiser zijn
(subjectieve) vermogensrechten (op geld waardeerbaar).
Art. 3:6: rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een ander recht;
(1) overdraagbaar zijn, of (2) ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te
verschaffen, ofwel (3) verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld
stoffelijk voordeel, zijn vermogensrechten.
Verschillen tussen de subjectieve vermogensrechten van de eigenaar en de schuldeiser:
De schuldeiser: Het recht van de schuldeiser heet ‘persoonlijk’ of ‘relatief’ recht –
schuldeiser kan zijn voortvloeiende vorderingsrecht alleen uitoefenen tegen een bepaalde
persoon, zijn schuldenaar.
De eigenaar: Het recht van de eigenaar heet ‘onpersoonlijk’ of ‘absoluut’ recht – de
eigenaar kan zijn recht tegen iedereen die op één of andere wijze met zijn eigendomsrecht
in aanraking komt. De absoluutheid uit zich in het ‘droit de suite’ en het ‘droit de
préférence’.
Eigendom is een recht op een zaak = Bij een vorderingsrecht heeft de schuldeiser recht op
een door de schuldenaar te verrichten prestatie. Object van een vorderingsrecht is altijd een
prestatie, maar die prestatie kan soms een zaak zijn. Object van een eigendomsrecht is altijd
een zaak, daarom wordt er gesproken van een ‘recht op een zaak’.
Absolute rechten op goederen
Men kan slechts een zaak in eigendom hebben, omdat art. 5:1 lid 1 het begrip eigendom
uitsluitend voor zaken reserveert. Zaak is onderdeel van het begrip goed (goederen zijn alle
zaken en alle vermogensrechten). Er wordt gesproken van rechthebbende op een goed, en
niet eigenaar van een goed want daarmee wordt aangegeven dat aan hem het meest
volledige recht op het goed toekomt. De rechthebbende heeft een absoluut recht op het
goed.
Zaken- en goederenrecht
Zakenrecht = zakelijke rechten zijn absolute vermogensrechten met een zaak als object
(erfpacht, hypotheek etc.) het objectieve recht dat hierbij hoort is het
verbintenissenrecht.
Goederenrecht = absolute rechten op goederen heten het goederenrecht. Een zaak is een
categorie van het begrip goed. Het goederenrecht is dat deel van het objectieve recht dat de
absolute rechten op goederen regelt.
, H5 bezit
Art. 3:107:
1. Bezit is het houden van een goed voor zichzelf
2. Bezit is onmiddellijk, wanneer iemand bezit zonder dat en ander het goed voor hem
houdt
3. Bezit is middellijk, wanneer iemand bezit door middel van een ander die het goed
voor hem houdt
Bezit = bezit is het houden van een goed voor zichzelf (Art. 3:107). Iemand houdt een goed
wanneer hij over dat goed macht uitoefent bezit is nooit eigendom, dus degene is geen
eigenaar maar heeft alleen bezit over het goed.
2 categorieën voor het begrip ‘houden’:
- Men houdt het goed voor zichzelf: art. 3:107 lid 1 noemt dit ‘bezit. Wie voor zichzelf
houdt is ‘bezitter’. Ook zonder dat men eigenaar is of eigenaar denkt te zijn kan men
een goed voor zichzelf als bezitter houden. Voorbeelden: iemand denkt dat hij
eigenaar is van een auto, maar eigenlijk is hij alleen in bezit ervan. Of een dief steelt
een auto en denkt dat hij eigenaar is nu, maar hij bezit alleen de auto.
- Men houdt het goed voor iemand anders: ook wel ‘houder voor een ander’ of
‘detentor’ genoemd. Het houderschap wordt dan ‘detentie’ genoemd.
Beoordelingsmaatstaf: of iemand een goed voor zichzelf houdt en of hij dat voor zichzelf
doet of voor een ander, dient naar verkeersopvatting op grond van uiterlijke feiten te
worden beoordeeld (Art. 3:108). Die uiterlijke feiten bestaan uit gedragingen waarin het
‘houden’ zich uit. Dit moeten gedragingen zijn die (volgens verkeersopvatting) normaal
gesproken alleen de rechthebbende op dat goed verricht (= bezitsdaden).
Bezitsdaden = kunnen feitelijke handelingen of rechtshandelingen zijn.
Houden is niet hetzelfde als onder zich hebben: voor bezit en dententie is vereist dat de
bezitter of de detentor het object van zijn bezit of detentie ook feitelijk onder zich heeft.
Bezit en detentie gaat verloren als men over het goed geen rechtstreekse macht meer heeft.
Art. 3:117: Bezit gaat slechts verloren indien de bezitter het goed kennelijk prijsgeeft, dan
wel een ander het bezit van het goed verkrijgt.
Middellijk en onmiddellijk bezit en detentie (art. 3:117 lid 2 en 3) = Wie zijn eigen huis met
daarin zijn eigen meubilair bewoont, bezit huis en meubilair onmiddellijk. Wie zijn huis
gemeubileerd heeft verhuurd, bezit huis en meubilair middellijk. Het in detentie geven leidt
niet tot verlies van het bezit, het leidt ertoe dat het voorheen onmiddellijke bezit nu tot
middellijk bezit is geworden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller burcinuslu58. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.05. You're not tied to anything after your purchase.