100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Active Learning samenvatting Sales $6.44
Add to cart

Summary

Active Learning samenvatting Sales

2 reviews
 82 views  8 purchases
  • Course
  • Institution

MyEdumundo samenvatting tentamen Sales, Active Learning

Preview 4 out of 37  pages

  • April 26, 2021
  • 37
  • 2020/2021
  • Summary

2  reviews

review-writer-avatar

By: lennartklijn • 2 year ago

review-writer-avatar

By: mariekefrencken • 3 year ago

avatar-seller
Active Learning samenvatting:
Week 2: hoofdstuk 2

Marketingmix:
1. Product: het product of dienst dat het bedrijf aanbiedt.
2. Prijs: de prijs die het bedrijf voor het product of dienst vraagt.
3. Plaats: de plaats waar het bedrijf het product of dienst verkoopt.
Bijvoorbeeld:
Online of een winkel
4. Promotie: alle vormen van communicatie die het bedrijf in kan zetten om in te spelen
op de wensen en behoefte van de afnemer

Marketing: op een dusdanige wijze ontwikkelen en aanbieden van producten, diensten of
ideeën dat zowel de aanbieder als de afnemers er voordeel bij hebben.

5. Personeel: de bekwaamheid en klantvriendelijkheid van degene die de dienst
verlenen.
6. Processen: hierbij moeten we deken aan de activiteiten, procedures en protocollen
met behulp waarvan de dienst tot stand komt.
Bijvoorbeeld:
De snelheid en het gemak waarmee klanten hun problemen aan de
klantenservice kunnen voorleggen en aan de manier waarop hun problemen
worden afgehandeld/opgelost.
7. Tastbare bewijzen: hierbij gaat het om de omgeving waarin de dienst wordt
verleend.
Bijvoorbeeld:
Zijn wachtruimtes prettig ingericht, krijgt de klant koffie, is het schoon?

Product: daarbij gaat het om het product zelf en om de eigenschappen van het product,
zoals de verpakking en service.
1. Het Kernproduct: de behoefte waarin het product voorziet.
Bijvoorbeeld:
De afnemer heeft als behoefte dat hij dagelijks van A naar B moet reizen. De
aanschaf van een fiets vormt hiervoor de vervulling.
2. Het werkelijke product: het fysieke product.
Bijvoorbeeld:
Voorbeeld van een fiets - een samenstel van buizen en wielen waarop je kunt
zitten en waarmee je kunt rijden.
3. Het uitgebreide product: de producten en bijbehorende service.
Bijvoorbeeld:
Garantie, aflevering en installatie.

,Producten VS diensten:
1. De tastbaarheid: producten zijn tastbaar, diensten ontastbaar.
Bijvoorbeeld:
Een nieuwe broek kunnen we aantrekken, maar een controle aan de tandarts
niet.
2. De uniformiteit: producten zijn homogeen, diensten zijn heterogeen.
Bijvoorbeeld:
Iedere tv is hetzelfde, maar het ene kappersbezoek is anders als de andere.
3. De vergankelijkheid: producten kunnen op voorraad worden gehouden, diensten
niet.
Bijvoorbeeld:
Het ene uur dat de tandarts geen patiënten heeft, kan hij die niet meer
inhalen.
4. Tijdigheid van productie en consumptie: bij een product wordt het eerst gemaakt,
dan in de winkel gelegd, daarna gekocht en vervolgens geconsumeerd. Bij een dienst
vinden productie en consumptie zo goed als gelijktijdig plaats.
5. Mate van co-productie leverancier-klant: producten worden in de meeste gevallen
gemaakt zonder betrokkenheid van de afnemer. Bij diensten is dit anders: leverancier
en afnemer werken samen.
Bijvoorbeeld:
De patiënt houdt zijn mond open bij de tandarts
6. Zichtbaarheid: producten zijn compleet zichtbaar voor de klant. Bij dienstverlening is
dit anders. Afnemers zien slechts deels de processen waaruit de dienst bestaat.
Bijvoorbeeld:
Restaurantbezoekers zien bijvoorbeeld alleen maar de bediening, maar niet
de bereiding in de keuken.

Urgentie:
1. Convenience goods: gemak producten. Zijn producten waarvoor de afnemer weinig
moeite wil doen.
Bijvoorbeeld:
Dagelijkse boodschappen
2. Shopping goods: de afnemer is bereid meer moeite te doen.
Bijvoorbeeld:
Aankoop van een fiets
3. Specialty goods: waarvoor de afnemer veel moeite wil doen.
Bijvoorbeeld:
Aankoop van een huis

Unsought goods: het gaat hierbij om producten waarin de consument niet uit zichzelf is
geïnteresseerd.
Bijvoorbeeld:
Doodskist

,Productlevenscyclus:
1. De introductiefase: in deze fase is er nog weinig omzet, en heeft het publiek nog niet
of nauwelijks van gehoord. Zodoende wordt er verlies gedraaid.
Bijvoorbeeld:
Toen de eerste cd’s op de markt kwamen, sloegen ze helemaal niet aan.
Klanten hielden vast aan hun vertrouwde grammofoonplaat.
2. De groeifase: in deze fase neemt de omzet sterk toe. Meestal wordt er winst
gemaakt.
Bijvoorbeeld:
Steeds meer mensen schaften een cd-speler aan en begonnen cd’s te kopen.
3. De volwassenheidsfase: in deze fase groeit de mark nog, maar in een laag tempo. De
omzet stijft en de concurrentie is toegenomen.
4. De verzadigingsfase: in deze fase neemt de winst verder af. Met behulp van
productvernieuwing proberen producenten de levenscyclus nog te verlengen.
5. De neergangfase: in deze fase loopt de vraag sterk terug. De enige manier om nog
winst te maken is door te snijden in de promotie-uitgaven of door kostenreductie.




Assortimentsdimensies:
1. Assortimentsbreedte: aantal productgroepen waaruit het assortiment is opgebouwd.
Bijvoorbeeld:
Een supermarkt heeft een breder assortiment dan een speciaalzaak.
2. Assortimentsdiepte: het aantal productvarianten of merken binnen de productgroep
van een assortiment.
Bijvoorbeeld:
Een wijnhandel heeft een dieper assortiment, dan een supermarkt.
3. Assortimentshoogte: het prijsniveau van de productgroepen.
4. Assortimentslengte: het aantal producten in het assortiment van de organisatie.

Productattributen:
1. Verpakking: verpakking biedt bescherming tijdens transport, gebruiksgemak en
communicatiemogelijkheden.
2. Garantie: is een instrument waarmee de onzekerheid van de consument wordt
verminderd.
3. Kwaliteit: de mate waarin een product aansluit bij de behoefte van de klant. Is een
kwestie van technische eigenschappen, duurzaamheid en prestaties van het product.
4. Merknaam: een merk zorgt voor onderscheid en herkomst, imago, klantbinding en
wettelijke bescherming bij registratie.


Prijzen komen tot stand:

, 1. Vraag: bij veel vraag en een klein aanbod kunnen bedrijven een hogere prijs vragen
voor hun producten dan bij een kleine vraag en een groot aanbod.
2. De kosten: bij deze methode baseren bedrijven hun prijs op hun maakkosten, waar
ze vervolgens nog een kleine opslag bovenop doen.
3. De prijsstelling van de concurrentie: hierbij stemmen bedrijven hun prijzen af op de
prijzen van de concurrentie. Past de concurrentie de prijzen bijvoorbeeld aan, dan
kunnen bedrijven ervoor kiezen om de prijsaanpassing te volgen of te negeren.

Prijsdoelstelling:
1. Het behalen van marktaandeel: hierbij wordt de prijs dusdanig gezet dat het bedrijf
een maximaal marktaandeel haalt.
2. Het behalen van rentabiliteit of winst: hierbij wordt de prijs dusdanig gezet dat een
bepaald percentage van de investeringskosten wordt verdiend of dat een bepaalde
hoeveelheid winst wordt geboekt.
3. Omzet en afzetdoelstelling: hierbij wordt voor prijzen gekozen waarvan men
aanneemt dat ze voor de gewenste om- of afzet zorgen.
4. Het realiseren van een prijsbeleving en -perceptie: daarbij eindigen bedragen
bijvoorbeeld op 99, omdat een bedrag van €4,99 in de beleving van de consument
significant lager zou zijn dan een bedrag van €5,00.

Prijsbeleid bij dienstverlening:
1. Satisfaction based pricing:
Doel – het minimaliseren van de onzekerheid bij de consument.
Uitwerking – door het bieden van harde garanties (geld terug bij ontevredenheid).
2. Relationship pricing: hierbij staan het aangaan en behouden van de relatie voorop.
Doel – rentabiliteit in plaats van kortetermijnwinst.
3. Efficiency pricing: deze strategie is gericht op het reduceren van kosten, om zo de
goedkoopste aanbieder te zijn. Op deze manier kan de dienstverlener de
prijsgevoelige klant binnenhalen.

Dienstverleners af te rekenen met de klant:
1. Basis van uurtarief: alle uren die in het project worden gestoken, krijg je betaald.
2. Flat fee of lump sum: hierbij komen de serviceverlener en afnemer van tevoren een
prijs overeen voor een resultaat.
3. Variabele prijs per klant: in plaats van een vaste prijs voor alle klanten wordt per
klant een prijs vastgesteld op basis van onderhandelingen en omzetpotentie.




Plaats: het draait hierbij om op het juiste moment af te leveren van het product bij de klant.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller cheyenne0904. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.44. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53920 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.44  8x  sold
  • (2)
Add to cart
Added