100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Fysiopathologie (1/6) - Inleiding fysiologie $5.88   Add to cart

Summary

Samenvatting Fysiopathologie (1/6) - Inleiding fysiologie

1 review
 265 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Fysiopathologie - inleiding fysiologie - GVO

Preview 8 out of 15  pages

  • October 8, 2014
  • 15
  • 2012/2013
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: loesges • 4 year ago

avatar-seller
Inleidende aspecten
1 Samenstelling van het menselijk organisme
- 18% eiwitten
o grote moleculen
o aaneenschakeling van aminozuren
o zeer diverse functies
o structuur kan wijzigen, waardoor ook eigenschappen veranderen
- 7% mineralen
o vb. ijzer, calcium, sporenelementen (zink, magnesium, koper, …)
- 15% vet
o voornamelijk triglyceriden, fosfolipiden, cholesterol, …
o fosfolipiden
 polair gedeelte (zit graag in water  hydrofiel)
 apolair gedeelte (zit graag in vet)
 celmembraan is grotendeels opgebouwd uit fosfolipiden
- 60% water


2 Lichaamsvloeistoffen
Verschillende compartimenten
- 2/3 intracellulaire vloeistof (ICV)  water aanwezig in de cellen
= milieu intérieur, internal sea
- 1/3 extracellulaire vloeistof (ECV)  aanwezig buiten de cellen
o 25% plasma: vloeistof in de bloedbaan
o 75% interstitiële vloeistof (ISV): tussencelvloeistof  vloeistof tussen de cellen in

Tussen de verschillende compartimenten: continu uitwisseling van moleculen
- opname zuurstof en voedingsstoffen: bloed  organen  tussencelvloeistof  opname
voedingsstoffen in de cellen
- afgifte afvalstoffen: lozing afvalstoffen door de cellen  tussencelvloeistof  bloed 
organen




1

,Samenstelling van lichaamsvloeistoffen
- ECV
o samenstelling van plasma en ISV is nagenoeg identiek, behalve op vlak van eiwitten
o plasma: aanwezigheid van eiwitten
o ISV: geen aanwezigheid van eiwitten
- verschillen ECV en ICV
Na en Cl K, fosfaten en Ca
eiwitten
ECV veel zie boven veel
ICV veel weinig




Homeostase van samenstelling van lichaamsvloeistoffen is essentieel!
vb. toename extracellulair van K-concentratie van 4 naar 8 mEq/L  hartritmestoornissen
terwijl intracellulair er een K-concentratie is van 150mEq/L!
 bij massale vernietiging van cellen kan er dus veel K in de bloedbaan komen en
dit kan leiden tot hartritmestoornissen

homeostase = het bestaan van een stabiel intern milieu
homeostatische regulering = aanpassingen van fysiologische systemen om de homeostase te handhaven




2

,3 Celmembraan




Structuur: lipiden + eiwitten
- lipiden: dubbele laag fosfolipiden (= bilipidenlaag)
o hydrofiele (oplosbaar in water) koppen aan de buitenzijde
o hydrofobe (onoplosbaar in water) staarten aan de binnenzijde
o De hydrofobe vetstaarten zullen zich niet met water of geladen moleculen mengen. Daardoor kan de celmembraan
als een selectieve fysieke barrière werken. In vet oplosbare moleculen en stoffen als zuurstof en koolstofdioxide
kunnen het vetgedeelte van een celmembraan passeren, maar ionen en in water oplosbare verbindingen niet.
Daardoor isoleert de celmembraan de ICV van de omringende ECV.
- eiwitten met diverse functies  onderbreken de laag lipiden op verschillende plaatsen
o transportproteïnen (maken het transport van specifieke moleculen doorheen de
celmembraan mogelijk)




o ionenkanalen (maken transport van ionen doorheen celmembraan mogelijk)




o receptoren die binden met
 specifieke neurotransmitters
 hormonen
 geneesmiddelen
 die binding veroorzaakt intracellulaire processen die leiden tot een bepaald
fysiologisch effect op de cel




3

,3.1 Transport doorheen celmembraan

 celmembranen zijn selectief permeabel: sommige stoffen kunnen vrij passeren en andere worden
tegengehouden (dit wordt bepaald door de omvang, de elekrische lading, de vorm van het molecuul
en de oplosbaarheid van de stof in vet)
- permeabel voor water
- niet permeabel voor grote moleculen (eiwitten, vele geneesmiddelen) of geladen moleculen
(zoals ionen)
- voorbeelden
o O2, CO2 en N2: klein en ongeladen  doorlaatbaar
o glucose: groot  beperkt doorlaatbaar via trage diffusie
o ionen: geladen  kunnen niet diffunderen door celmembraan

 verschillende transportmogelijkheden naargelang het type molecule
- passieve diffusie
o passief: er is geen energie nodig
diffussie: moleculen verspreiden zich homogeen en gelijkmatig van hoge naar lage
concentratie, zodat de concentratie overal gelijk is (bv. suikerklontje in koffie doen)
o volgens concentratie/elektrisch gradiënt
 diffusie = verplaatsing van moleculen van een plaats met relatief hoge concentratie naar een gebied met relatief
lage concentratie (er is dus een concentratieverschil = concentratiegradiënt)
 verplaatsing gebeurt met het concentratieverschil mee
 na diffusieproces zijn moleculen gelijkmatig verdeeld en wordt het concentratieverschil opgeheven
o afhankelijk van grootte, lading en vetoplosbaarheid

- gespecialiseerde mechanismen
o bij kleine molecule en volgens concentratie (veel  weinig)
 gefaciliteerde diffusie via transporteiwitten
 wanneer de molecule onoplosbaar zijn in vet en te groot om door de membraankanalen heen
te kunnen
 Het molecuul bindt zich aan de receptorplaats van een dragereiwit. Daarna verandert de vorm
van het eiwit, waardoor het molecuul naar de binnenkant van de celmembraan wordt
verplaatst, waarna het in het de ICV wordt afgegeven
 geen verbruik van ATP en verplaatsing van gebied met hoge concentratie naar lage
concentratie
 via ionenkanaal

o bij kleine molecule en tegen concentratie (weinig  veel)
 actief transport: hiervoor is energie nodig (pomp) (voordeel actief transport: niet
afhankelijk van een concentratiegradiënt  de cel kan dus specifieke stoffen opnemen en afgeven
ongeacht de concentratie binnen of buiten de cel  kan dus ook tegen de concentratie in)
 ATPase (ase duidt op enzymen)
 transport gebeurt via transporteiwitten
 ATP = energiehoudende molecule die energie levert voor diverse
processen  ATP wordt afgebroken en energie die daarbij vrijkomt
wordt gebruikt om de ‘pompen’ aan te drijven




De energie waardoor cellen worden aangedreven, wordt verkregen door de afbraak van
organische moleculen zoals glucose. De energie is alleen bruikbaar als deze van het ene
molecuul op het andere of van het ene deel van de cel op het andere kan worden
overgedragen.



4

, Meestal wordt energie overgedragen doordat enzymen in de cel energierijke bindingen
vormen. Als die binding later verbroken wordt, komt de energie vrij. De belangrijkste
energierijke verbinding is ATP (adenosinetrifosfaat). In ATP is een fosfaatgroep gekoppeld aan
ADP (adenosinedifosfaat). Binnen onze cellen representeert de omzetting van ADP in ATP de
belangrijkste methode voor energieopslag en de omgekeerde reactie biedt een middel voor
het vrijmaken van energie: ADP + fosfaatgroep + energie ↔ ATP + H2O
 natrium-kalium-ATPase-pomp
o handhaaft het Na-K-verschil in ECV en ICV.
o pompt Na-ionen naar buiten en neemt K-ionen op
o per verbruikt ATP-molecuul worden 3 Na-ionen naar buiten
gepompt en 2 K-ionen opgenomen

o bij grote moleculen
 vb. eiwitten
 exocytose: naar buiten brengen (ICV  ECV)
 membraan van secretiegranule versmelt met celmembraan (een blaasje
dat in de cel is ontstaan, versmelt met de celmembraan en geeft zijn inhoud
af aan de extracellulaire omgeving)
vb. secretie van bepaalde eiwithormonen en neurotransmitters
 Ca en energie (ATP) is vereist




 endocytose: naar binnen brengen (ECV  ICV)
 celmembraan invagineert en omsluit de op te nemen molecule
(extracellulair materiaal wordt in een blaasje verpakt bij het celoppervlak
voor transport in de cel)




5

,3.2 Membraanpotentiaal

3.2.1 Rustmembraanpotentiaal = Em
= membraanpotentiaal van een cel in rust
 Wanneer positieve en negatieve ladingen gescheiden worden gehouden, is er een potentiaalverschil tussen deze ladingen. Deze
ladingen worden gescheiden gehouden door een celmembraan en dus wordt dit potentiaalverschil, een membraanpotentiaal genoemd.

 tussen ICV en ECV: elektrische spanning
- sterk variabel naargelang celtype (-9 tot -100mV)
- o.a. gevolg van activiteit van Na-K-ATPase pomp (transport pompt continu 3 Na-ionen ICV 
ECV en 2 K-ionen ECV  ICV)
- door onevenwicht ontstaat spanningsverschil: ICV is negatief geladen t.o.v. ECV




3.2.2 Actiepotentiaal = AP

- Em is in de meeste cellen stabiel
 niet stabiel in exciteerbare cellen: zenuwcellen, spiercellen en kliercellen: in deze cellen
kan de rustmembraanpotentiaal verstoord worden door actiepotentialen
Meeste cellen hebben geen exciteerbaar membraan dat actiepotentialen kan geleiden. Zenuwcellen, spiercellen en kliercellen
dus wel.
- actiepotentiaal = korstondige (msec) omkering (van negatief naar positief) van de
rustmembraanpotentiaal die voortgeleid wordt langs de celmembraan
Een actiepotentiaal is een elektrisch signaal dat van invloed is op het oppervlak van de gehele membraan.
Actiepotentialen worden opgewekt via het openen en sluiten van Na- en K-ionenkanalen, in reactie op een plaatselijk potentiaal
(een plaatselijke depolarisatie). Deze depolarisatie werkt als het drukken op de trekker van een geweer. Het geweer gaat alleen
af nadat een zekere minimale druk op de trekker wordt uitgeoefend. Een AP zal alleen ontstaan wanneer de membraan
voldoende depolariseert tot een niveau dat de drempelwaarde wordt genoemd.




6

, - onder invloed van een AP neemt de intracellulaire Ca-concentratie toe
 gevolgen
o in zenuwuiteinden: vrijstelling neurotransmitters
o in spieren: contractie
o in klieren: vrijstelling substanties




- ontstaan van AP kan geblokkeerd worden door een lokaal anesthetica




4 Intercellulaire communicatie
= communicatie tussen verschillende cellen van het organisme, veelal via chemische substanties
(neurotransmitters, hormonen, …) en soms via doorgeven van ladingen via lage weerstandscontacten

Hoe?
- via gap junctions: moleculen kunnen rechtstreeks van cel naar cel overgaan via nauwe
openingen in de celmembraan
- via ECV
o communicatiemoleculen komen hierin tercht en worden zo getransporteerd naar de
cellen waarop zij hun effect uitoefenen
o verschillende communicatievormen
 autocriene communicatie: enkel effect op de cel die de
communicatiemolecule zelf vrijstelt
 paracriene communicatie: enkel effect op de naburige cellen
 endocriene communicatie: molecule wordt getransporteerd via het bloed en
zo worden cellen in het volledige organisme bereikt
 exocriene communicatie: moleculen worden vrijgesteld naar de buitenwereld
toe (vb. zweet) of in lichaamsholten (vb. darmlumen, maaglumen, luchtpijp)




7

, Aspecten van het zenuwstelsel
 samen met verschillende endocriene systemen: belangrijke coördinerende rol
 twee types cellen
- zenuwcellen (neuronen)
- gliacellen

1 Zenuwcellen (neuronen), synapsen en gliacellen

1.1 Zenuwcellen

- verschillende types met receptoren die gevoelig zijn voor allerlei types van stimuli
- bij voldoende prikkeling  ontstaan van actiepotentiaal dat naar het andere uiteinde van de
zenuwcel loopt en daar vrijstelling van neurotransmitter
- functioneel gezien 3 soorten neuronen




o sensoriële neuronen = input-neuronen
 geleiden stimuli naar het centraal zenuwstelsel

o motorische neuronen = output-neuronen
 geleiden prikkels vanuit het centraal zenuwstelsel naar de effectoren
(spieren en klieren)

o associatieneuronen = schakelneuronen
 verbinden sensoriële met motorische neuronen
 zorgen soms voor zeer complexe schakelingen binnen het centraal
zenuwstelsel

 soms zijn een sensorieel en motorisch neuron onmiddellijk met elkaar verbonden
(nodig voor snelle reacties  vb. je hand op een warme plaat leggen)
 meestal zijn er veel schakelneuronen: maken hogere functies mogelijk (vb.
geheugen, oordeel, creativiteit)




8

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Morelies. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.88. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

70055 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.88  3x  sold
  • (1)
  Add to cart