100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Fysiopathologie (2/6) - cardiovasculair systeem $9.10   Add to cart

Summary

Samenvatting Fysiopathologie (2/6) - cardiovasculair systeem

1 review
 191 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Fysiopathologie - cardiovasculair systeem - GVO

Last document update: 10 year ago

Preview 8 out of 78  pages

  • October 8, 2014
  • October 21, 2014
  • 78
  • 2012/2013
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: studentugent009 • 4 year ago

avatar-seller
Hoofdstuk 1: Het cardiovasculair systeem
Cardiovasculair systeem:
- vasculatuur: bloedvaten die bloed doorheen het hele organisme geleiden
- hart: pompfunctie  stuwt bloed doorheen vasculatuur
o atria: linker- en rechtervoorkamer
o ventrikels: linker- en rechterachterkamer

linkerventrikel pompt zuurstofrijk bloed naar de verschillende organen en vaatgebieden
= grote, perifere circulatie

in de weefsel worden zuurstof en voedingsstoffen uit het bloed opgenomen en uitgewisseld voor
metabole afvalstoffen

nadat het bloed door de weefsels is gestroomd, stroomt het zuurstofarme bloed terug in het
rechteratrium van het hart

bloed stroomt naar het rechterventrikel van waaruit het naar de longen wordt gepompt
= kleine, pulmonale circulatie

bloed neemt zuurstof op en het zuurstofrijke bloed vloeit dan via het linkeratrium terug naar het
linkerventrikel

bij de volgende hartslag wordt het bloed dan opnieuw naar de weefsels toe gepompt




 de verschillende vaatgebieden staan parallel en
niet in serie (dit wil zeggen dat ze dus afzonderlijk
geregeld kunnen worden)




Samenvatting fysiopathologie: cardiovasculair systeem 1

,1 Structuur van het hart
Het hart ligt tussen twee benige structuren
- het sternum (= borstbeen)
- rugwervels

Het hart is opgebouwd uit enkele celtypes, die structureel en functioneel van elkaar verschillen:
- hartspiercellen = myocardspiercellen
- neuro-musculair weefsel = geleidingsweefsel
- epitheelweefsel


1.1 Celtypes

1.1.1 Hartspiercellen = myocardspiercellen

- cellen kunnen verkorten (contraheren) en verlengen (relaxeren)
 door het tegelijk contraheren en relaxeren ontstaat de pompfunctie van het hart
- contraheren/relaxeren gebeurt door de omzetting van chemische energie (ATP) in
mechanische arbeid


1.1.1.1 Structuur van hartspiercellen




Hartspiercel is omgeven door het sarcolemma (= celmembraan).
Het sarcolemma omgeeft het sarcoplasma (= intracellulaire vloeistof).
Hartspiercellen zijn met elkaar verbonden via intercalaire schijven
- onregelmatige transversale verdikkingen van het sarcolemma
- zorgen voor stevige verbindingen tussen de hartspiercellen, zodat deze niet van elkaar
loskomen tijdens de contractie



Samenvatting fysiopathologie: cardiovasculair systeem 2

,In het sarcoplasma bevinden zich
- de nucleus (= kern)
- mitochondriën (= sarcosomen)  zorgen voor het nodige ATP
- sarcotubulair systeem  speelt belangrijke rol bij de excitatie-contractie koppeling
o sarcoplasmatisch reticulum (= endoplasmatisch reticulum van spiercellen)
 zit in het cytoplasma, maar staat er niet mee in contact (sarcoplasmatisch
reticulum bevat andere vloeistof)
o T-tubulen (= invaginaties van de celmembraan)
- myofibrillen
o vezels waarin actine-myosine moleculen zitten die over elkaar kunnen glijden en
zorgen voor contractie en relaxatie
o opgebouwd uit sarcomeren (= in serie gekoppelde contractiele segmenten)
 van elkaar gescheiden door Z-schijven (deze geven het gestreepte uitzicht aan de
hartspier = gestreepte spieren (in tegenstelling tot gladde spiercellen)


1.1.1.2 Ca in de hartspiercel

 cytosolische Ca-concentratie bepaald contractiegraad van de spiercel
Wanneer spiercellen gerelaxeerd zijn:
- extracellulair: ongeveer 1 mmol/L Ca
- intracellulair in het sarcoplasmatisch reticulum: > 100 μmol/L Ca
- cytosol: zeer laag  < 0,1 μmol/L Ca  bij deze lage concentratie worden geen actine-
myosine-bruggen gevormd. De hartspiercel is gerelaxeerd.
cytosol = cytoplasma zonder de organellen, dus de vloeistof waarin alle celorganen (organellen) drijven




Samenvatting fysiopathologie: cardiovasculair systeem 3

,Contractiliteit van de hartspiercel
contractiliteit = kracht die wordt ontwikkeld bij een bepaalde lengte van een spiervezel
- hangt hoofdzakelijk af van de toename in cytosolisch Ca
1. toename via L-type (longlasting) spanningsgevoelige Ca-kanalen die opengaan tijdens
de plateaufase van de actiepotentiaal
 kanalen worden geblokkeerd door dihydropyridines en verapamil
 minder dan 20% van de totale toename gaat via deze kanalen
2. toename door vrijstelling van Ca uit het sarcoplasmatisch reticulum
 Ca wordt hierin opgeslagen in een hoge concentratie gebonden aan het
calsequestrine
 tijdens eerste msec van de plateaufase van het actiepotentiaal ter hoogte
van de T-tubulen, stijgt Ca-concentratie in ruimte tussen sarcolemma en
sarcoplasmatisch reticulum
o hierdoor worden de ryanodine-receptoren in het membraan van
het sarcoplasmatisch reticulum gestimuleerd
o ryanodine-receptoren = Ca-kanalen die openen onder invloed
van de Ca-ionen die eerder binnenstroomden
= ‘calcium-induced calcium release’-kanalen (CICR-kanalen)
- de toename in Ca lokt contractie uit
o verschil hartspiercel – skeletspiercel
 bij de hartspier is de CICR volledig verantwoordelijk voor de vrijstelling van
Ca uit het sarcoplasmatisch reticulum
 de actiepotentiaal op zichzelf, zonder de Ca-toename, is niet in staat de
vrijstelling van Ca te stimuleren
 in afwezigheid van extracellulair Ca kan dus geen contractie van de
hartspiercel uitgelokt worden




Samenvatting fysiopathologie: cardiovasculair systeem 4

,Relaxatie van de hartspiercel
- daling van de Ca-concentratie in het cytosol (ATP nodig!!)
o vooral door Ca-ATPasen die Ca-ionen tegen concentratiegradiënt terug in het
sarcoplasmatisch reticulum pompen
 het sarcoplasmatisch reticulum (SR) zou op die manier geleidelijk aan rijker
worden aan Ca
 MAAR de overmaat aan Ca-ionen wordt uitgepompt via een Na-Ca-
uitwisselaar en alle Ca wordt dus niet teruggepompt in het SR
 verder zijn er ook nog Ca-ATPase-pompen in het sarcolemma die Ca naar
buiten pompen
o tijdens de repolarisatie sluiten de spanningsgevoelige Ca-kanalen (Ca kan dus niet
meer vanuit het extracellulair milieu in het cytosol stromen)




1.1.1.3 Membraanpotentiaal van de hartspiercellen

- stabiele rustpotentiaal (in tegenstelling tot neuro-musculair weefsel van het hart)
- actiepotentiaal ontstaat wanneer rustpotentiaal verstoord wordt onder invloed van neuro-
musculair weefsel  gevolg: contractie
- alle hartspiercellen zijn elektrisch aan elkaar gekoppeld via gap junctions (= nexus) in de
intercalaire schijven
 gevolg: omliggende hartspiercellen ontwikkelen een actiepotentiaal en contraheren
 hartspierweefsel gedraagt zich functioneel als één cel = functioneel syncytium
- karakteristiek voor hartspiercel: relatief lange duur van plateaufase van actiepotentiaal
o tijdens deze fase kan de hartspier niet geprikkeld worden door een nieuwe stimulus
= refractaire periode  er kan dus geen nieuwe actiepotentiaal ontstaan
o een snelle opvolging van contracties zonder relaxaties is dus uitgesloten
 de hartspier gaat tijdens de actiepotentiaal terug wat relaxeren  heel belangrijk


Samenvatting fysiopathologie: cardiovasculair systeem 5

,1.1.2 Neuro-musculair weefsel = geleidingsweefsel

- de actiepotentiaal die zorgt voor de depolarisatie van de hartspiercellen vindt zijn oorsprong
in het neuro-musculair weefsel
- neuro-musculair weefsel = gemodificeerde spiercellen


1.1.2.1 Ontstaan van de actiepotentiaal

Neuro-musculair weefsel  labiele membraanpotentiaal (in tegenstelling tot de hartspiercellen)
- membraanpotentiaal depolariseert omdat permeabiliteit van de celmembraan voor K-ionen
spontaan vermindert (K-lekkanaal: geleidelijk aan minder lekkage)
o daardoor kunnen de ionen minder gemakkelijk (volgens hun concentratiegradiënt)
van binnen naar buiten (er blijft dus meer positieve lading in de cel)
o het intracellulair milieu wordt geleidelijk aan meer positief (= depolarisatie)
- wanneer de drempelpotentiaal bereikt wordt, ontstaat een actiepotentiaal

Neuro-musculaire weefselcellen bepalen het ritme van de hartcontracties
- actiepotentiaal wordt namelijk voortgeleid naar de naburige hartspiercellen
- hartspiercellen vormen functioneel syncytium
o hart contraheert in zijn totaliteit telkens een actiepotentiaal ontstaat in het neuro-
musculaire weefsel
o hartritme wordt dus bepaald door de frequentie van de actiepotentialen
 is niet constant, varieert sterk




 belangrijkste fysiologisch modulerende invloeden op de hartfrequentie worden
uitgeoefend door:
 noradrenaline (zenuwimpulsen OS) en adrenaline (uit bijniermerg)
 verhogen hartritme
 stimulatie β1-receptoren  activatie adenylaatcyclase  ATP wordt
omgevormd tot cyclisch AMP (cAMP)  toename cAMP zorgt voor
opening Na- en Ca-kanalen  depolarisatie celmembraan 
drempelpotentiaal wordt sneller bereikt  hartritme neemt toe




 helling wordt steiler  sneller bereik van drempelpotentiaal, dus
sneller actiepotentiaal
 acetylcholine (zenuwimpulsen PS)
 hartritme daalt
 werkt in op muscarine-receptoren  inhibeert (afremmen) de
adenylaatcyclase in hartspiercel  minder vorming cAMP 
drempelpotentiaal wordt minder snel bereikt  minder snel
actiepotentiaal  hartritme daalt




Samenvatting fysiopathologie: cardiovasculair systeem 6

,  temperatuur
 hartfrequentie neemt toe bij hogere temperaturen
 bij koorts toename van 10 slagen/min per °C
 hartfrequentie daalt bij lage temperaturen
 hypothermie, toegepast bij openhartchirurgie
 thyroïdhormonen
 heeft de schildklier als doelorgaan en activeert de afgifte van schildklierhormonen
 verhogen hartritme
 typisch verschijnsel bij hyperthyroïdie (= verhoogde werking van de schildklier,
metabolisme wordt opgedreven): tachycardie (= abnormaal versnelde hartwerking met
hartkloppingen en snelle polsslag)



1.1.2.2 Organisatie van het neuro-musculair weefsel




- sino-atriale knoop (= SA-knoop)
o natuurlijke ‘pacemakercellen’: hartritme wordt opgelegd door cellen uit de SA-knoop
 actiepotentialen ontstaan hier en verdelen zich over de atria
o ligging in rechteratrium
o prikkel verspreidt zich van hieruit snel over beide atria (100 msec)
- bindweefselringen
o hierdoor gaat de prikkel uit de SA-knoop niet onmiddellijk door naar de ventrikels
o ringen zijn niet elektrisch geleidend  er kunnen geen actiepotentialen ontstaan
- atrio-ventriculaire knoop (AV-knoop)
o via deze knoop bereikt signaal uit SA-knoop met enige vertraging toch de ventrikels
o geleidend weefsel
o geleidingssnelheid is kleiner (vertraging van 100 msec)
 hierdoor contraheren eerst de atria en later de ventrikels
 belangrijk: atriale kick
 door trage geleiding kunnen max. 200 prikkels/min doorgegeven worden
 beschermende reflex: anders geen tijd om zich te vullen en dan zou
hartdebiet verlagen  belangrijk omdat pompwerking van hart
vermindert bij hogere frequenties
 verklaring waarom in pathologische gevallen atria soms hogere
frequentie hebben dan ventrikels
- bundel van His en Purkinje vezels (bevinden zich in het septum = tussenschot van het hart)
o vanuit de AV-knoop verspreidt de prikkel zich verder over de ventrikels via de bundel
van His en de Purkinje vezels
o depolarisatie verspreidt zich heel snel over de ventrikels (100 msec)
 resultaat: ventrikelcontractie


Samenvatting fysiopathologie: cardiovasculair systeem 7

, 1.1.2.3 Invloed van de kaliëmie

kaliëmie = concentratie van K in het bloed


- normale K-plasmaconcentratie: 3,5 - 5,5 mM
 kan onder bepaalde omstandigheden stijgen (nierfalen, ernstige weefselbeschadiging,
acute hemolyse (= rode bloedcellen worden afgebroken)
- boven de 5,5 mM
o hyperkaliëmie
o er is te veel K in het bloed en dat belet dat K buitenvloeit via de K-lekkanalen
 K blijft achter in de cel  membraan depolariseert en komt dichter bij de
membraanpotentiaal te liggen  er ontstaat sneller een actiepotentiaal
o kan aanleiding geven tot hartritmestoornissen (bv. ventriculaire fibrillatie: ventrikels
contraheren aan heel hoge snelheid en soms ongecontroleerd)
- boven de 8 mM
o leidt tot volledige stop van de geleiding: hartblok
o bij harttransplantatie: oplossing van 20 mM om het donorhart stil te leggen
(cardioplegische oplossing)  hart verlamt en verbruikt zo geen energie meer
- ischemie hartspier
o = tekort aan doorbloeding: te weinig O2  te weinig ATP
o lokale stijging van interstitieel K leidt tot hartritmestoornissen
- onder de 3 mM
o hypokaliëmie
o te weinig K in het bloed  K-lekkanalen gaan des te meer werken  celmembraan
hyperpolariseert, drempelpotentiaal wordt moeilijker bereikt en de geleiding
vertraagt  minder snel actiepotentiaal  kan leiden tot hartstilstand
o kan voorkomen bij gebruik van diuretica (K-verliezers), ernstige diarree en braken


1.1.2.4 Ectopische pacemakers

- actiepotentialen ontstaan elders dan in de sino-atriale knoop
o wanneer de SA-knoop niet meer functioneel is, kan de atrio-ventriculaire knoop het
overnemen: lager ritme (40-50/min)  leefbaar
o beschadiging AV-knoop leidt tot hartblok (A-V blok)
 ventrikel krijgt geen impulsen meer vanuit atria
 activiteit van beide knopen is onderdrukt
 bundel van His en Purkinje vezels onderhouden hartritme
= autoritmiciteit (20-40/min)
 onvoldoende om bloedvoorzieningen van hersenen te verzekeren
 niet leefbaar, dus inplanting van artificiële pacemaker is nodig
o ectopische pacemaker kan ook ontstaan bij een volledig normaal functionerend
geleidingssysteem
 bepaalde delen van het hart zijn hyperexciteerbaar (o.i.v. caffeïne, nicotine,
hartglycosiden = geneesmiddelen bij hartinsufficiëntie, hypoxie)
 premature contracties of extrasystolen ontstaan nog voor de SA-knoop de
volgende contractie uitlokt
 verstoren de efficiëntie van de pompfunctie van het hart




Samenvatting fysiopathologie: cardiovasculair systeem 8

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Morelies. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.10. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

70055 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.10  3x  sold
  • (1)
  Add to cart