Hoofdstuk 5: De nier en de urinewegen
1 Algemeen
- primaire functie nier: samenstelling en volume van extracellulaire vloeistof constant houden
via de vorming van urine
o massale filtratie van bloed waarbij primaire urine gevormd wordt
o reabsorptie: massale heropname in het bloed van nuttige en niet-toxische
gefiltreerde elementen
o extra secretie van bepaalde elementen uit het bloed in de urine
o fijnregeling van de excretie van een aantal elementen (Na+, K+, HCO3-, water, …)
waardoor uiteindelijk de definitieve urine wordt gevormd
- de nier heeft ook endocriene functies, o.a. door de vrijstelling van
o renine
o erytropoëtine
o 1,25-dihydroxy-vitamine D (hormoon dat ervoor zorgt dat er genoeg calcium in het
organisme blijft)
2 Structuur van de nier
- 2 boonvormige organen ter hoogte van de lenden
- nefron: functionele eenheid van de nier (1 à 1,5 miljoen nefronen per nier)
elk nefron heeft een eigen doorbloeding
- nieren worden beschermd door de ribben en worden omgeven door een membraan
staan enkel in contact met de rest van het organisme door de nierhilus (navel van de nier)
2.1 De nierdoorbloeding
- arterieel bloed wordt aangevoerd via de arteria renalis
- de intrarenale arteriële bloedvaten vertakken in afferente (aanvoerende) arteriolen (1 per
nefron) die het bloed leiden naar de glomerulus
o glomerulus = capillair netwerk waarin het bloed gefiltreerd wordt
o filtraat verdwijnt in het nefron
o niet-gefiltreerde bloed (dat nog steeds zuurstofrijk is) gaat naar de efferente
(afvoerende) arteriole
- arterieel bloed verdeelt zich dan in een peritubulair capillair netwerk
o voedingsstoffen en metabolieten worden hier uitgewisseld met het nierweefsel
- het veneus, zuurstofarm bloed verzamelt uiteindelijk terug in de vena renal
Samenvatting fysiopathologie: nier en urinewegen 189
,Samenvatting fysiopathologie: nier en urinewegen 190
,2.2 Structuur van het nefron
- glomerulus
o capillair netwerk
o kapsel van Bowman
o hier gebeurt de glomerulaire filtratie
- tubulus = lusvormige buis bestaande uit
o proximale kronkelbuis
o lis van Henle met afdalende en stijgende tak
o distale kronkelbuis
- de verzamelbuisjes (ducti colligentes) collecteren urine uit verschillende nefronen en leiden
urine naar de nierkelk
2.3 Macroscopisch uitzicht van de nier
- buitenzijde: cortex = schors
korrelige stuctuur, door de aanwezigheid van glomeruli
- medulla = merg
gestreepte structuur door de convergerende lissen van Henle en de ducti colligentes, die
samen de nierpyramiden vormen
- urine druppelt ter hoogte van de nierpapillen uit de nierpyramiden in de nierkelk = calyx
- de verschillende nierkelken verzamelen in het nierbekken = pelvis
- urine gaat vanuit het pelvis via de urineleider = ureter, naar de blaas
- urine verlaat het organisme via de urinebuis = urethra
polycystische nier
- ontstaan van verschillende holten (uitgezette nefronen) gevuld met urine
- ontwikkelt zich bij verschillende genetische aandoeningen
- leidt tot nierinsufficiëntie
Samenvatting fysiopathologie: nier en urinewegen 191
,3 Werking van de nier
3.1 Glomerulaire filtratie
- bloed wordt gefiltreerd doorheen het glomerulo-capillair membraan, opgebouwd uit 3 lagen
o endotheelcellen van het glomerulair capillair (grote poriën)
o epitheelcellen van het kapsel van Bowman (grote poriën)
o daartussen een basale membraan met kleine poriën
bepalend voor de grootte van de moleculen die doorheen het glomerulo-
capillair membraan filtreren
dus bepalend voor de permeabiliteit van de glomerulus
moleculen moeten dus 3 lagen doorkruisen, waarvan de basale membraan de minst
doorgankelijke is
- normaal worden enkel moleculen kleiner dan 70 kDalton gefiltreerd
o in de primaire urine komen dus voor
water en elektrolyten (Na+, K+, Cl-, HCO3-, …)
aminozuren, glucose
toxische metabolieten: ureum, urinezuur, creatinine, …
andere
hCG (human chorion gonadotropine) zwangerschapstest
geneesmiddelen en hun metabolieten
o komt NIET voor in de primaire urine
bloedcellen
plasma-eiwitten en plasma-eiwit-gebonden moleculen (waaronder veel
geneesmiddelen)
bij glomerulaire pathologieën kunnen wel plasma-eiwitten in de urine
voorkomen = proteïnurie (vb. verstoorde nierfilter die wel grote moleculen
doorlaat)
o permeabiliteit is ook afhankelijk van
de vorm van de molecule (bolvormig vs. lang)
de lading van de molecule (negatief geladen is moeilijker)
- passief proces
o glomerulo-capillair membraan beschikt niet over actieve transportmechanismen
o kan dus beschouwd worden als een eenvoudig filtreermembraan
o omvang van de filtratie is enkel afhankelijk van de effectieve filtratiedruk (Peff)
Peff = P glom - (Pnefr + Ponc)
Pglom = glomerulaire hydrostatische druk in de glomerulaire capillairen
Pnefr = de druk in het nefron ter hoogte van het kapsel van Bowman
Ponc = plasma oncotische druk waar de plasmaproteïnen verantwoordelijk
voor zijn
Pnefr en Ponc zijn constant en laag
Peff wordt dus voornamelijk bepaald door de Pglom, die wel varieert
evenredig met de bloeddruk
hoe hoger de bloeddruk, hoe hoger de druk in de glomerulus
≈ lekkende leiding: hoe meer het kraantje open staat (hoe hoger de
druk), hoe groter het lek
omgekeerd evenredig met de weerstand van de afferente arteriolen
(sterke ortosympathische invloed)
evenredig met de weerstand van de efferente arteriolen
Samenvatting fysiopathologie: nier en urinewegen 192
, glomerulair filtratiedebiet: Kf x Peff
Kf: glomerulaire ultrafiltratiecoëfficiënt afhankelijk van
o de permeabiliteit van de filtratiebarrière (kan wijzigen bij bv
glomerulonefritis)
o het oppervlak beschikbaar voor filtratie
aantal glomeruli dat doorbloed wordt kan
wijzigen onder invloed van allerlei moleculen
vb. angiotensine II: heeft invloed op het aantal
glomeruli dat gestimuleerd zullen worden: af en toe
meer stimulatie, dus meer filtratie
hoe groter het oppervlak, hoe meer er gefilterd kan
worden
acute glomerulonefritis
o glomeruli zijn ontstoken, dikwijls als gevolg van een
immunologische reactie
o het filtratiemembraan wordt beschadigd en de
permeabiliteit neemt toe
zelfs eiwitten en bloedcellen bereiken de tubuli (kan
aanleiding geven tot verstopping van de tubuli)
o de colloïd osmotische druk in het plasma vermindert
(doordat er te weinig eiwitten in het bloed zitten en eiwitten
in de bloedbaan hebben een osmotisch aanzuigingseffect)
vloeistof lekt naar de weefsels oedeem
nefrotisch syndroom
o hyperlipidemie: hoge concentraties cholesterol, fosfolipiden
en triglyceriden in het bloed
o proteïnurie door toegenomen permeabiliteit van het
filtratiemembraan (voornamelijk voor albumine)
o dikwijls ook hypoalbuminemie: lever is niet ins taat
voldoende albumine aan te maken gevolg: oedeem
glomerulair filtratiedebiet bedraagt normaal 20% van het
nierplasmadebiet
o nierdoorbloeding is ongeveer 1200 mL/min
o (bij hematocriet van 48%): nierplasmadebiet is 625 mL/min
o glomerulair filtratiedebiet is 125 mL/min (20% van 625) of
180 L/dag als er bloed passeert in de nier gaat 20% in de
primaire urine (maar enkel het plasma wordt gefiltreerd, niet
de cellen)
onder de leeftijd van 2 jaar is het filtratiedebiet tot 50 % lager
boven de 40 jaar vermindert het debiet progressief
bij vele nierziekten vermindert het debiet ook
moet rekening mee gehouden worden bij het doseren van
geneesmiddelen die via de nier uitgescheiden worden: veel
geneesmiddelen worden gefilterd in de nier, dus je moet de dosis
aanpassen, zodat er niet te veel in het bloed achterblijft en er geen
toxische dosis ontstaat
Samenvatting fysiopathologie: nier en urinewegen 193
,3.2 Tubulaire transportmechanismen (reabsorptie en secretie)
- reabsorptie en secretie zijn actieve processen ATP nodig!
- het glomerulair filtraat (180 L/dag) kan niet allemaal verloren gaan
o verschlilende elementen uit de primaire urine worden massal gereabsorbeerd
o tubuluscellen secreteren bepaalde elementen (bv. penicilline) nog extra in de urine,
wat de excretie van deze elementen bevordert
- reabsorptie berust dikwijs op de activiteit van specifieke transporteiwitten in de membraan
van de tubuluscellen
o transporteiwitten zijn verzadigbaar, dus transportcapaciteit kent een maximum = Tm
o als de transportcapaciteit overschreden is, blijft een gedeelte van het te
reabsorberen element in de urine aanwezig
3.2.1 N2-houdende metabolieten
- creatinine (gevormd bij spieractiviteit)
- ureum (gevormd uit het eiwitmetabolisme en toxisch indien de concentratie in het bloed
verhoogd is = uremie)
worden niet actief gereabsorbeerd, waardoor ze in grote hoeveelheden worden
uitgescheiden in de urine
- urinezuur
o afbraakproduct van purinen
o wordt gefiltreerd en massaal gereabsorbeerd en in beperkte mate gesecreteerd
o netto-resultaat: van het gefiltreerde wordt ongeveer 10% uitgescheiden
o de reabsorptie van urinezuur in de tubuluscellen kan geblokkeerd worden
uricosurica: zorgt ervoor dat er meer urinezuur in de urine terechtkomt
bij jicht (weerkerende aanvallen van artritis) zijn er te veel
urinezuurkristallen in de gewrichten
3.2.2 Organische substraten
- glucose en aminozuren: 100% reabsorptie ter hoogte van de proximale tubuli via een
Na+-substraat cotransporter
- de maximum transportcapaciteit is 2 à 3 keer groter dan de normale filtratiebelasting
dus zelfs als je 2 à 3 keer meer glucose of aminozuren in primaire urine hebt, zal het nog
gereabsorbeerd worden
- aminozuren en glucose komen dus normaal niet voor in de urine
wanneer plasmaconcentraties sterk verhoogd zijn, wel kans op
o glucosurie (bij diabetes mellitus: hierbij wordt de Tm toch overschreden)
o amino-acidurie (bij verschillende genetische aandoeningen)
3.2.3 Elektrolyten
- Na+, K+, Cl-, HCO3-
- worden ter hoogte van de tubulus voor 97 tot 100% gereabsorbeerd
- samen met de organische substraten en de elektrolyten worden via osmotische krachten ook
watermoleculen massaal gereabsorbeerd
Samenvatting fysiopathologie: nier en urinewegen 194
,3.3 Verzamelbuisjes - ducti colligentes
Hier gebeurt de fijnregeling voor de excretie van (zodat je niet te veel uitscheidt)
- Na+: belangrijk voor homeostase extracellulair volume
- K+: belangrijk voor homeostase intracellulair volume
- H2O: belangrijk voor homeostase osmolariteit
- HCO3-: belangrijk voor homeostase pH
3.4 Evaluatie van de nierfunctie
- BUN-test: blood urea nitrogen test
o meet de stikstof aanwezig in het bloed, dat afkomstig is van het ureum
o wanneer het glomerulaire filtratiedebiet sterk vermindert, neemt de BUN sterk toe
- meten van het creatinine in plasma
o creatinine is eindproduct van het katabolisme van creatinefosfaat en wordt continu
in vrij constante hoeveelheden gevormd in het organisme door de skeletspiren
o wanneer de concentratie van creatinine in het bloed toeneemt, kan dit wijzen op een
verminderde nierfunctie
o geen goede test bedlegerige ouderen hebben weinig spierweefsel, dus verlaagd
creatinine, maar kunnen wel nog een goede nierwerking hebben
- meten van de nierplasmaklaring goede test
o = renale klaring
o = het volume plasma dat volledig wordt gezuiverd van een bepaalde substantie
binnen een zekere tijdsspane (normaal 1 minuut) door de nier
o renale klaring = Ux x V / Px
Ux = concentratie (mg/mL) van substantie X in de urine
V = debiet van de urinevorming (mL/min)
Px = concentratie (mg/mL) van substantie X in plasma
o renale klaring geeft aan hoe effectief de nieren in staat zijn om moleculen uit het
bloed te verwijderen
hoge klaring: molecule zal snel uit het bloed verdwijnen
klaringstesten kunnen helpen om een correcte dosering te berekenen voor
geneesmidellen
o nierplasmaklaring van molecule hangt af van drie basisprocessen in het nefron
filtratie
reabsorptie
secretie
wordt een stof gefiltreerd, maar niet gesecreteerd en gereabsorbeerd, dan is
de klaring gelijk aan de glomerulaire filtratiesnelheid
o creatinine-klaring wordt voornamelijk gebruikt als maat voor het meten van het
glomerulair filtratiedebiet
creatinine wordt namelijk continu en in vrij constante hoeveelheden gevormd
o wanneer de klaringswaarde lager is dan 125 mL/min wijst dit erop dat de substantie
gedeeltelijk wordt gereabsorbeerd
de klaring van ureum in een normale nier is 70 mL/min
is de renale klaring 0, dan is de reabsorptie volledig
o is de renale klaring groter dan 125 mL/min, dan wijst dit erop dat de tubuluscellen de
substantie secreteren in het filtraat
het geval bij veel metabolieten van geneesmiddelen
creatinine kan een maximale klaring van 140 mL/min bereiken
Samenvatting fysiopathologie: nier en urinewegen 195
, 3.5 Nierfalen of nierinsufficiëntie
- = als de activiteit van de nefronen onvoldoende is om de nierfunctie te verzekeren
- acuut nierfalen
o oligurie (weinig vorming urine: < 250 mL/dag)
of anurie (geen vorming urine: < 50 mL/dag)
o gevolg van verlaagd bloedvolume (vb. sterke bloeding), verminderd hartdebiet,
beschadigde niertubuli, nierstenen, gebruik van geneesmiddelen
- chronisch nierfalen
o progressief en irreversibel verlies van glomerulaire filtratie
- gevolgen nierfalen
o oedeem, als gevolg van zout en waterretentie
o acidose: als je niet kan urineren, blijft zuur in het lichaam
o toename van stikstofhoudende afvalproducten (azotemie)
o hyperkaliëmie
o hartstilstand
- behandeling nierfalen
o niertransplantatie
o nierdialyse: bloedzuivering
om de gevolgen van nierfalen te vermijden dient het bloed gezuiverd te
worden van afvalproducten en dient de ionaire samenstelling van het bloed
aangepast te worden
hemodialyse: gebruik van een kunstnier
arterieel bloed wordt aangeprikt
bloed stroomt door kunstnier (buisjes met semi-permeabel
membraan)
rond buisjes is er dialysevloeistof
afvalstoffen uit het bloed gaan naar de dialysevloeistof
in dialysevloeistof ook Na+ e.d. aanwezig, zodat dit niet verwijderd
wordt uit het bloed
continue ambulante peritoneaal dialyse
het peritoneum wordt gebruikt als dialysemembraan, want dit is
sterk doorbloed
dialysevloeistof wordt ingebracht rond het buikvlies
patiënt kan dit eventueel thuis doen
Samenvatting fysiopathologie: nier en urinewegen 196
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Morelies. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.49. You're not tied to anything after your purchase.