100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Fysiopathologie (6/6) - nier- en urinewegen $7.49   Add to cart

Summary

Samenvatting Fysiopathologie (6/6) - nier- en urinewegen

 279 views  3 purchases
  • Course
  • Institution

Fysiopathologie - nier- en urinewegen - GVO

Last document update: 10 year ago

Preview 8 out of 21  pages

  • October 8, 2014
  • October 21, 2014
  • 21
  • 2012/2013
  • Summary
avatar-seller
Hoofdstuk 5: De nier en de urinewegen
1 Algemeen
- primaire functie nier: samenstelling en volume van extracellulaire vloeistof constant houden
via de vorming van urine
o massale filtratie van bloed waarbij primaire urine gevormd wordt
o reabsorptie: massale heropname in het bloed van nuttige en niet-toxische
gefiltreerde elementen
o extra secretie van bepaalde elementen uit het bloed in de urine
o fijnregeling van de excretie van een aantal elementen (Na+, K+, HCO3-, water, …)
waardoor uiteindelijk de definitieve urine wordt gevormd
- de nier heeft ook endocriene functies, o.a. door de vrijstelling van
o renine
o erytropoëtine
o 1,25-dihydroxy-vitamine D (hormoon dat ervoor zorgt dat er genoeg calcium in het
organisme blijft)


2 Structuur van de nier
- 2 boonvormige organen ter hoogte van de lenden
- nefron: functionele eenheid van de nier (1 à 1,5 miljoen nefronen per nier)
 elk nefron heeft een eigen doorbloeding
- nieren worden beschermd door de ribben en worden omgeven door een membraan
 staan enkel in contact met de rest van het organisme door de nierhilus (navel van de nier)


2.1 De nierdoorbloeding

- arterieel bloed wordt aangevoerd via de arteria renalis
- de intrarenale arteriële bloedvaten vertakken in afferente (aanvoerende) arteriolen (1 per
nefron) die het bloed leiden naar de glomerulus
o glomerulus = capillair netwerk waarin het bloed gefiltreerd wordt
o filtraat verdwijnt in het nefron
o niet-gefiltreerde bloed (dat nog steeds zuurstofrijk is) gaat naar de efferente
(afvoerende) arteriole
- arterieel bloed verdeelt zich dan in een peritubulair capillair netwerk
o voedingsstoffen en metabolieten worden hier uitgewisseld met het nierweefsel
- het veneus, zuurstofarm bloed verzamelt uiteindelijk terug in de vena renal




Samenvatting fysiopathologie: nier en urinewegen 189

,Samenvatting fysiopathologie: nier en urinewegen 190

,2.2 Structuur van het nefron

- glomerulus
o capillair netwerk
o kapsel van Bowman
o hier gebeurt de glomerulaire filtratie
- tubulus = lusvormige buis bestaande uit
o proximale kronkelbuis
o lis van Henle met afdalende en stijgende tak
o distale kronkelbuis
- de verzamelbuisjes (ducti colligentes) collecteren urine uit verschillende nefronen en leiden
urine naar de nierkelk


2.3 Macroscopisch uitzicht van de nier

- buitenzijde: cortex = schors
 korrelige stuctuur, door de aanwezigheid van glomeruli
- medulla = merg
 gestreepte structuur door de convergerende lissen van Henle en de ducti colligentes, die
samen de nierpyramiden vormen
- urine druppelt ter hoogte van de nierpapillen uit de nierpyramiden in de nierkelk = calyx
- de verschillende nierkelken verzamelen in het nierbekken = pelvis
- urine gaat vanuit het pelvis via de urineleider = ureter, naar de blaas
- urine verlaat het organisme via de urinebuis = urethra

nierpyramiden  nierpapillen  nierkelk  nierbekken  urineleider  blaas  urinebuis




polycystische nier
- ontstaan van verschillende holten (uitgezette nefronen) gevuld met urine
- ontwikkelt zich bij verschillende genetische aandoeningen
- leidt tot nierinsufficiëntie




Samenvatting fysiopathologie: nier en urinewegen 191

,3 Werking van de nier

3.1 Glomerulaire filtratie

- bloed wordt gefiltreerd doorheen het glomerulo-capillair membraan, opgebouwd uit 3 lagen
o endotheelcellen van het glomerulair capillair (grote poriën)
o epitheelcellen van het kapsel van Bowman (grote poriën)
o daartussen een basale membraan met kleine poriën
 bepalend voor de grootte van de moleculen die doorheen het glomerulo-
capillair membraan filtreren
 dus bepalend voor de permeabiliteit van de glomerulus
 moleculen moeten dus 3 lagen doorkruisen, waarvan de basale membraan de minst
doorgankelijke is
- normaal worden enkel moleculen kleiner dan 70 kDalton gefiltreerd
o in de primaire urine komen dus voor
 water en elektrolyten (Na+, K+, Cl-, HCO3-, …)
 aminozuren, glucose
 toxische metabolieten: ureum, urinezuur, creatinine, …
 andere
 hCG (human chorion gonadotropine)  zwangerschapstest
 geneesmiddelen en hun metabolieten
o komt NIET voor in de primaire urine
 bloedcellen
 plasma-eiwitten en plasma-eiwit-gebonden moleculen (waaronder veel
geneesmiddelen)
 bij glomerulaire pathologieën kunnen wel plasma-eiwitten in de urine
voorkomen = proteïnurie (vb. verstoorde nierfilter die wel grote moleculen
doorlaat)
o permeabiliteit is ook afhankelijk van
 de vorm van de molecule (bolvormig vs. lang)
 de lading van de molecule (negatief geladen is moeilijker)
- passief proces
o glomerulo-capillair membraan beschikt niet over actieve transportmechanismen
o kan dus beschouwd worden als een eenvoudig filtreermembraan
o omvang van de filtratie is enkel afhankelijk van de effectieve filtratiedruk (Peff)
 Peff = P glom - (Pnefr + Ponc)
 Pglom = glomerulaire hydrostatische druk in de glomerulaire capillairen
 Pnefr = de druk in het nefron ter hoogte van het kapsel van Bowman
 Ponc = plasma oncotische druk waar de plasmaproteïnen verantwoordelijk
voor zijn
 Pnefr en Ponc zijn constant en laag
 Peff wordt dus voornamelijk bepaald door de Pglom, die wel varieert
 evenredig met de bloeddruk
 hoe hoger de bloeddruk, hoe hoger de druk in de glomerulus
≈ lekkende leiding: hoe meer het kraantje open staat (hoe hoger de
druk), hoe groter het lek
 omgekeerd evenredig met de weerstand van de afferente arteriolen
(sterke ortosympathische invloed)
 evenredig met de weerstand van de efferente arteriolen




Samenvatting fysiopathologie: nier en urinewegen 192

,  glomerulair filtratiedebiet: Kf x Peff
 Kf: glomerulaire ultrafiltratiecoëfficiënt  afhankelijk van
o de permeabiliteit van de filtratiebarrière (kan wijzigen bij bv
glomerulonefritis)
o het oppervlak beschikbaar voor filtratie
 aantal glomeruli dat doorbloed wordt  kan
wijzigen onder invloed van allerlei moleculen
vb. angiotensine II: heeft invloed op het aantal
glomeruli dat gestimuleerd zullen worden: af en toe
meer stimulatie, dus meer filtratie
 hoe groter het oppervlak, hoe meer er gefilterd kan
worden
 acute glomerulonefritis
o glomeruli zijn ontstoken, dikwijls als gevolg van een
immunologische reactie
o het filtratiemembraan wordt beschadigd en de
permeabiliteit neemt toe
 zelfs eiwitten en bloedcellen bereiken de tubuli (kan
aanleiding geven tot verstopping van de tubuli)
o de colloïd osmotische druk in het plasma vermindert
(doordat er te weinig eiwitten in het bloed zitten en eiwitten
in de bloedbaan hebben een osmotisch aanzuigingseffect)
 vloeistof lekt naar de weefsels  oedeem
 nefrotisch syndroom
o hyperlipidemie: hoge concentraties cholesterol, fosfolipiden
en triglyceriden in het bloed
o proteïnurie door toegenomen permeabiliteit van het
filtratiemembraan (voornamelijk voor albumine)
o dikwijls ook hypoalbuminemie: lever is niet ins taat
voldoende albumine aan te maken  gevolg: oedeem
 glomerulair filtratiedebiet bedraagt normaal 20% van het
nierplasmadebiet
o nierdoorbloeding is ongeveer 1200 mL/min
o (bij hematocriet van 48%): nierplasmadebiet is 625 mL/min
o glomerulair filtratiedebiet is 125 mL/min (20% van 625) of
180 L/dag  als er bloed passeert in de nier gaat 20% in de
primaire urine (maar enkel het plasma wordt gefiltreerd, niet
de cellen)
 onder de leeftijd van 2 jaar is het filtratiedebiet tot 50 % lager
boven de 40 jaar vermindert het debiet progressief
bij vele nierziekten vermindert het debiet ook
 moet rekening mee gehouden worden bij het doseren van
geneesmiddelen die via de nier uitgescheiden worden: veel
geneesmiddelen worden gefilterd in de nier, dus je moet de dosis
aanpassen, zodat er niet te veel in het bloed achterblijft en er geen
toxische dosis ontstaat




Samenvatting fysiopathologie: nier en urinewegen 193

,3.2 Tubulaire transportmechanismen (reabsorptie en secretie)

- reabsorptie en secretie zijn actieve processen  ATP nodig!
- het glomerulair filtraat (180 L/dag) kan niet allemaal verloren gaan
o verschlilende elementen uit de primaire urine worden massal gereabsorbeerd
o tubuluscellen secreteren bepaalde elementen (bv. penicilline) nog extra in de urine,
wat de excretie van deze elementen bevordert
- reabsorptie berust dikwijs op de activiteit van specifieke transporteiwitten in de membraan
van de tubuluscellen
o transporteiwitten zijn verzadigbaar, dus transportcapaciteit kent een maximum = Tm
o als de transportcapaciteit overschreden is, blijft een gedeelte van het te
reabsorberen element in de urine aanwezig


3.2.1 N2-houdende metabolieten

- creatinine (gevormd bij spieractiviteit)
- ureum (gevormd uit het eiwitmetabolisme en toxisch indien de concentratie in het bloed
verhoogd is = uremie)
 worden niet actief gereabsorbeerd, waardoor ze in grote hoeveelheden worden
uitgescheiden in de urine

- urinezuur
o afbraakproduct van purinen
o wordt gefiltreerd en massaal gereabsorbeerd en in beperkte mate gesecreteerd
o netto-resultaat: van het gefiltreerde wordt ongeveer 10% uitgescheiden
o de reabsorptie van urinezuur in de tubuluscellen kan geblokkeerd worden
 uricosurica: zorgt ervoor dat er meer urinezuur in de urine terechtkomt
 bij jicht (weerkerende aanvallen van artritis) zijn er te veel
urinezuurkristallen in de gewrichten


3.2.2 Organische substraten

- glucose en aminozuren: 100% reabsorptie ter hoogte van de proximale tubuli via een
Na+-substraat cotransporter
- de maximum transportcapaciteit is 2 à 3 keer groter dan de normale filtratiebelasting
 dus zelfs als je 2 à 3 keer meer glucose of aminozuren in primaire urine hebt, zal het nog
gereabsorbeerd worden
- aminozuren en glucose komen dus normaal niet voor in de urine
 wanneer plasmaconcentraties sterk verhoogd zijn, wel kans op
o glucosurie (bij diabetes mellitus: hierbij wordt de Tm toch overschreden)
o amino-acidurie (bij verschillende genetische aandoeningen)


3.2.3 Elektrolyten

- Na+, K+, Cl-, HCO3-
- worden ter hoogte van de tubulus voor 97 tot 100% gereabsorbeerd
- samen met de organische substraten en de elektrolyten worden via osmotische krachten ook
watermoleculen massaal gereabsorbeerd



Samenvatting fysiopathologie: nier en urinewegen 194

,3.3 Verzamelbuisjes - ducti colligentes

Hier gebeurt de fijnregeling voor de excretie van (zodat je niet te veel uitscheidt)
- Na+: belangrijk voor homeostase extracellulair volume
- K+: belangrijk voor homeostase intracellulair volume
- H2O: belangrijk voor homeostase osmolariteit
- HCO3-: belangrijk voor homeostase pH


3.4 Evaluatie van de nierfunctie

- BUN-test: blood urea nitrogen test
o meet de stikstof aanwezig in het bloed, dat afkomstig is van het ureum
o wanneer het glomerulaire filtratiedebiet sterk vermindert, neemt de BUN sterk toe
- meten van het creatinine in plasma
o creatinine is eindproduct van het katabolisme van creatinefosfaat en wordt continu
in vrij constante hoeveelheden gevormd in het organisme door de skeletspiren
o wanneer de concentratie van creatinine in het bloed toeneemt, kan dit wijzen op een
verminderde nierfunctie
o geen goede test  bedlegerige ouderen hebben weinig spierweefsel, dus verlaagd
creatinine, maar kunnen wel nog een goede nierwerking hebben
- meten van de nierplasmaklaring  goede test
o = renale klaring
o = het volume plasma dat volledig wordt gezuiverd van een bepaalde substantie
binnen een zekere tijdsspane (normaal 1 minuut) door de nier
o renale klaring = Ux x V / Px
 Ux = concentratie (mg/mL) van substantie X in de urine
 V = debiet van de urinevorming (mL/min)
 Px = concentratie (mg/mL) van substantie X in plasma
o renale klaring geeft aan hoe effectief de nieren in staat zijn om moleculen uit het
bloed te verwijderen
 hoge klaring: molecule zal snel uit het bloed verdwijnen
 klaringstesten kunnen helpen om een correcte dosering te berekenen voor
geneesmidellen
o nierplasmaklaring van molecule hangt af van drie basisprocessen in het nefron
 filtratie
 reabsorptie
 secretie
 wordt een stof gefiltreerd, maar niet gesecreteerd en gereabsorbeerd, dan is
de klaring gelijk aan de glomerulaire filtratiesnelheid
o creatinine-klaring wordt voornamelijk gebruikt als maat voor het meten van het
glomerulair filtratiedebiet
 creatinine wordt namelijk continu en in vrij constante hoeveelheden gevormd
o wanneer de klaringswaarde lager is dan 125 mL/min wijst dit erop dat de substantie
gedeeltelijk wordt gereabsorbeerd
 de klaring van ureum in een normale nier is 70 mL/min
 is de renale klaring 0, dan is de reabsorptie volledig
o is de renale klaring groter dan 125 mL/min, dan wijst dit erop dat de tubuluscellen de
substantie secreteren in het filtraat
 het geval bij veel metabolieten van geneesmiddelen
 creatinine kan een maximale klaring van 140 mL/min bereiken



Samenvatting fysiopathologie: nier en urinewegen 195

, 3.5 Nierfalen of nierinsufficiëntie

- = als de activiteit van de nefronen onvoldoende is om de nierfunctie te verzekeren
- acuut nierfalen
o oligurie (weinig vorming urine: < 250 mL/dag)
of anurie (geen vorming urine: < 50 mL/dag)
o gevolg van verlaagd bloedvolume (vb. sterke bloeding), verminderd hartdebiet,
beschadigde niertubuli, nierstenen, gebruik van geneesmiddelen
- chronisch nierfalen
o progressief en irreversibel verlies van glomerulaire filtratie
- gevolgen nierfalen
o oedeem, als gevolg van zout en waterretentie
o acidose: als je niet kan urineren, blijft zuur in het lichaam
o toename van stikstofhoudende afvalproducten (azotemie)
o hyperkaliëmie
o hartstilstand
- behandeling nierfalen
o niertransplantatie
o nierdialyse: bloedzuivering
 om de gevolgen van nierfalen te vermijden dient het bloed gezuiverd te
worden van afvalproducten en dient de ionaire samenstelling van het bloed
aangepast te worden
 hemodialyse: gebruik van een kunstnier
 arterieel bloed wordt aangeprikt
 bloed stroomt door kunstnier (buisjes met semi-permeabel
membraan)
 rond buisjes is er dialysevloeistof
 afvalstoffen uit het bloed gaan naar de dialysevloeistof
 in dialysevloeistof ook Na+ e.d. aanwezig, zodat dit niet verwijderd
wordt uit het bloed
 continue ambulante peritoneaal dialyse
 het peritoneum wordt gebruikt als dialysemembraan, want dit is
sterk doorbloed
 dialysevloeistof wordt ingebracht rond het buikvlies
 patiënt kan dit eventueel thuis doen




Samenvatting fysiopathologie: nier en urinewegen 196

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Morelies. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.49. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

70055 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.49  3x  sold
  • (0)
  Add to cart