Dit is een samenvatting van het boek 'Schoolpedagogiek', de hoofdstukken 1 t/m 6 en 10, 11 en 13. Zelf heb ik deze stof moeten leren op de pabo voor het vak pedagogiek in blok 4, het eerste jaar (VK1.4PED). Succes!
Schoolpedagogiek: hoofdstuk 1. Kinderen en jongeren en de werelden waarin ze leven
1.1 Kinder- en jongerenwerelden
1.2 De wereld als voorwaarde om je te vormen
1.3 Wie ben ik?
1.4 Jeugdland
Opvoeden betekent: kinderen en jongeren de wereld ‘intrekken’. Alleen als zij de wereld
worden ingetrokken kunnen zij deelgenoot worden, dat wil zeggen: gaan meedoen.
Deelgenoot word je door communicatie en participatie, door met elkaar te praten en samen
activiteiten uit te voeren.
1.1 Kinder- en jongerenwerelden
Kinderen en jongeren leven in meer werelden dan alleen die van de school. In de wereld van
de school voeren volwassenen de regie, ook in de andere werelden zijn er meestal
volwassenen die op zijn minst een oogje in het zeil houden. Maar niet altijd: op straat vaak
niet en soms ook thuis niet. Er zijn meestal ook leeftijdsgenoten aanwezig.
1.1.1 De wereld buiten school van Wesley (groep 6) en zijn klasgenoten
CASUS 1.1
De meeste jongens spelen thuis graag computerspelletjes en kijken ze tv, soms spelen ze
met lego of lezen ze een boek. Op straat spelen ze het liefst voetbal, fietsen, skeeleren of
skaten ze, soms spelen ze spelletjes zoals tikkertje of verstoppertje. Sommige jongens doen
andere dingen. Er zijn uitzonderingen.
De meeste meisjes spelen thuis graag met vriendinnen, soms met broertjes en zusjes, ze
knutselen graag, zitten achter de computer, kijken tv of lezen een boek en buiten spelen ze
ook graag met andere kinderen. Ook hier zijn natuurlijk uitzonderingen.
De werelden van kinderen binnen en buiten de school verschillen nogal. Niet alleen staan
kinderen in de school altijd onder toezicht, de school is ook een wereld van ‘moeten’.
Kinderen krijgen buiten school letterlijk meer de ruimte. Opvallend is dat de verschillen
tussen kinderen daardoor ook meer tot uitdrukking komen.
Het liefst hebben de meeste kinderen dat er in ieder geval iemand op de achtergrond
aanwezig is.
1.1.2 Wesley en Maurits
De wereld buiten school bestaat niet alleen uit de wereld van het gezin en de straat. Veel
kinderen gaan naar een naschoolse opvang of naar een club- of buurthuis, nemen deel aan
verlengde-schooldagactiviteiten, zijn lid van een sportclub, zitten op muziek- of toneelles,
gaan naar een kindernevendienst in de kerk of volgen Koranlessen. Meestal kiezen kinderen
zelf voor zo’n activiteit, maar er zijn ook ouders die dat voor hen doen. In dat geval hebben
die activiteiten een min of meer verplichtend karakter. Over die buitenschoolse activiteiten
vertelt Maurits (groep 8) het volgende:
CASUS 1.2
Schoolse en buitenschoolse activiteiten kunnen elkaar aanvullen. De werelden zijn weliswaar
verschillend, maar Maurits’ ouders en ook hijzelf beseffen dat ook de buitenschoolse wereld
een bijdrage aan zijn maatschappelijke toekomst kan leveren. Daarom leert hij buiten school
allemaal nuttige zaken ‘voor later’. Hij leert ook dat je iets eerst onder de knie moet krijgen
voor je weet of het leuk is of niet. Hij leer door te zetten en oefent zijn uithoudingsvermogen.
,Samenvatting pedagogiek
Die ‘tweede school’ vormt hem kortom, net zoals het gezin waarin hij opgroei en de school
die hij bezoekt.
Doordat de wereld buiten de school kinderen meer de ruimte geeft dan die in de school,
kunnen verschillen tussen kinderen meer tot uitdrukking komen: verschillen tussen jongens
en meisjes en verschillen tussen sociale milieus. Dat heeft niet alleen gevolgen voor wat
kinderen buiten de school aan extra’s leren (hobby’s, talen, o.i.d.), maar ook voor de vorming
van hun karakter.
1.1.3 De jongerenwereld na de basisschool: Alex, Sandra en Nathan
In en rond het huis, de buurt waar kinderen wonen, vindt hun eerste (karakter)vorming
plaats. Is de basisschool voorbij, dan breidt de wereld zich verder uit. Meer afstanden, meer
contacten, meer en ander soort activiteiten. En de invloed van de media neemt drastisch toe.
Kinderen in de onderbouw van de basisschool brengen zo’n twee uur per dag met
verschillende media door: tv, films, games en lezen. Jongeren besteden daar veel meer tijd
aan: wel zes uur per dag, waarvan de helft aan sociale media. Na de basisschool breidt de
wereld zich uit; de manier waarop dat gebeurt gaat voor jongeren steeds meer uiteenlopen.
Verschillende scholen, verschillende niveaus. Dat zijn onderscheiden werelden, waarin
verschillende eisen aan jongeren worden gesteld, maar waarin aan hen ook verschillende
idealen worden voorgehouden. Jongeren stellen zich steeds meer de vraag wat ze kunnen,
waar ze goed in zijn en wat ze willen, nu is de vraag meer op de toekomst gericht. Om die
vragen te beantwoorden zijn niet alleen de ervaringen van belang die jongeren in de school
opdoen, maar ook de ervaringen buiten de school: ervaringen opgedaan in de
jongerenwereld.
CASUS 1.3
Drie verschillende jongeren met drie verschillen schoolloopbanen. Bij de ene jongere heeft
de school wel bijgedragen aan het vormen van het hem/haar, bij de andere jongere niet.
De basisschool heeft ook wel het funderend onderwijs. In de basisschool wordt het
fundament gelegd voor de verdere schoolloopbaan. Die loopbaan staat niet los van het gezin
waarin kinderen opgroeien en de buitenschoolse activiteiten waaraan ze deelnemen. Die
werelden kunnen elkaar ondersteunen, zoals bij Nathan en Maurits. Maar dat is niet altijd het
geval. Soms leidt het ertoe dat de weg door de schoolwereld met vallen en opstaan wordt
afgelegd, zoals bij Sandra, soms zelfs dat de buitenschoolse wereld de verdere loopbaan
gaat bepalen, zoals bij Alex.
Na de basisschool verlaten te hebben, worden kinderen jongeren. Dat betekent dat er een
nieuwe fase in hun levensloop aanbreekt. In die fase staan alle jongeren voor een nieuwe
taak: uitvinden wat je kunt, waar je goed in bent en wat je wilt. In de basisschool stond dat
‘uitvinden’ nog niet zo centraal, maar nu wel. Het is een proces van zoeken, uitproberen en
experimenten, maar ook van laten zien aan anderen wat je hebt uitgeprobeerd, waarmee je
hebt geëxperimenteerd en wie je op de grond daarvan ‘bent’, of beter: zou kunnen ‘zijn’. Het
is ook een fase van beoordelen en je laten beoordelen: door volwassenen, maar allereerst
toch door leeftijdsgenoten. Want vooral zij zijn bepalend voor wat jongeren leuk vinden of
niet leuk, waardevol (‘cool’) of niet waardevol, van belang of niet van belang.
1.2 De wereld als voorwaarde om je te vormen
CASUS 1.4
Kaspar Hauser groeide op, met hulp van ‘de man bij wie hij altijd geweest was’. Toen hij in
Neurenberg en later in het nabijgelegen Ansbach werd opgevoed door verschillende
,Samenvatting pedagogiek
mensen, leerde hij praten, lezen en schrijven. Ook leerde hij pianospelen, tekenen en
paardrijden; vooral dat laatste deed hij graag. Na enkele jaren deed hij geloofsbelijdenis en
werd lid van de Lutherse kerk. Kaspar had enorme wilskracht. Een tijdgenoot schreef: ‘Zijn
nieuwsgierigheid, honger naar kennis en ijzeren wilskracht gingen alle begrip te boven en
waren aandoenlijk om te zien’ (Von Feuerbach e.a., 1990, p. 40). De jongen zette inderdaad
alles op alles om deelgenoot te worden van de wereld waar de ‘man bij wie hij altijd geweest
was’ hem naartoe had gebracht. Dat kostte hem veel moeite. Uiteindelijk lukte het hem,
boven alle verwachting zelfs. Lang bleef hij geen deelgenoot. In 1829 werd op hem een
moordaanslag gepleegd; die overleefde hij. In 1833 gebeurde dat opnieuw. Die aanslag
overleefde hij niet.
1.2.1 Het korte leven van Kaspar Hauser onder de mensen
Kaspar was maar een kleine vijf jaar onder de mensen. Zelf zei hij dat hij pas in Neurenberg
ter wereld was gekomen. De kelder waar hij de meeste tijd van zijn leven had doorgebracht,
vatte hij niet op als de wereld. Wat verstaan we nu onder ‘wereld’? De plaats waar men
onder mensen is & de plaats waar door mensen gemaakte objecten voorhanden zijn & de
plaats waar mensen – d.m.v. de taal die ze delen en met elkaar spreken – zich tot elkaar
verhouden. Door de taal ontstaat de wereld. Door taal krijgen niet alleen de dingen die de
mensen omringen betekenis, maar ook de door hen ondernomen activiteiten, zijzelf en de
relaties die ze met elkaar aangaan. Pas door taal worden kinderen medemensen. Als je het
zo bekijkt, kun je de kelderruimte waarin Kaspar zich bevond inderdaad nauwelijks een
wereld noemen. In Neurenberg was Kaspar volgens hem ‘ter wereld’ gekomen. Dat ter
wereld komen had hij aan de mensen te danken die hem in hun midden opnamen. Zij
trokken hem als het ware de wereld binnen. Hij verbleef bij verschillende mensen
(politiebureau, Anselm von Feuerbach, gymnasiumleraar, onderwijzer, predikant). Zo werd
Kaspar stap voor stap deelgenoot, participant, ook in godsdienstig opzicht. In de vijf jaar dat
hij in de wereld verbleef hebben velen hem daartoe uitgedaagd.
Toen Kaspar in Neurenberg werd gevonden, had hij ‘het voorkomen en gedrag … van een
twee- à driejarig kind, maar het lichaam van een jongeling’ (idem, p. 16). Hij snapte veel
dingen nog niet. Kaspar had het ontwikkelingsniveau van een tweejarige en niet dat van een
jongeman van zeventien. Degenen die met Kaspar omgingen hadden al snel in de gaten dat
zijn lage ontwikkelingsniveau niet door een geestelijke handicap werd veroorzaakt. Het lag
ergens anders aan. Hij was verwaarloosd. Door zijn eenzame verblijf in die kleine
kelderruimte had Kaspar zich niet kunnen ontwikkelen. Je ontwikkelt je pas als je je onder
mensen bevindt, in een wereld dus. Kaspar begon zich dus pas op zijn zeventiende te
ontwikkelen. Hij ontwikkelde zich snel. Waar kinderen gewoonlijk vele jaren over doen, deed
Kaspar in enkele jaren. Kaspar werd deelgenoot, maar niet zoals zij die van het begin af aan
in de mensenwereld opgenomen zijn. Hij behield iets kinderlijks. Hij bezat, zo schrijft de
predikant die hem catechisatie gaf, ‘de rijpheid van een jongeling en de onnozelheid van een
kind’ (idem, p. 155). Aan de manier waarop Kaspar aan de mensenwereld deelnam, merkte
je dat hij voorafgaand aan de wereld een voorwereldlijk kelderbestaan had doorgemaakt.
Kaspar ging niet helemaal in de mensenwereld op. Hij bleef er ten dele buiten (Mollenhauer,
2017, p. 89).
1.2.2 Een tweede, culturele geboorte
Er waren wel meer kinderen met een minimale verzorging die in eenzaamheid opgroeiden of
door dieren werden grootgebracht. De laatsten worden ook wel ‘wilde kinderen’ genoemd.
Het kenmerkende hiervan: het lukte hun nooit helemaal deel uit te maken van de
mensenwereld. Ze hielden iets onmenselijks. De meesten bleven ‘emotionele en cognitieve
wrakken’.
, Samenvatting pedagogiek
De Duits-Amerikaanse psychoanalyticus René Spitz onderzocht in de jaren veertig van de
vorige eeuw een groep baby’s die in een kinderhuis werd verzorgd. De eerste drie maanden
nog opgevoed door hun moeders, daarna door een verpleegster. Spitz schrijft dat de baby’s
psychisch verhongerden. Van de 91 kinderen die Spitz onderzocht stierven er 34 in twee
jaar. De kinderen die bleven leven, hadden een enorme achterstand opgelopen in:
- Motorische ontwikkeling
- Taalontwikkeling
- Zelfstandigheid
De Engelse psychiater John Bowlby kwam tijdens zijn onderzoek naar moeder-kindrelatie
erachter dat hechting tussen moeder en kind een noodzakelijke voorwaarde is om zich te
kunnen ontwikkelen. Volgens Spitz krijgt het kind via de moeder toegang tot de wereld:
doordat zij het kind veiligheid verschaft & omdat zij als eerste de wereld vertegenwoordigt.
Het huidige onderzoek naar de vroegkinderlijke ontwikkeling heeft die stelling genuanceerd.
Uit het onderzoek van de pedagoog Rien van IJzendoorn blijkt niet dat alleen de moeder als
gehechtheidsfiguur kan optreden, ook de vader of een pedagogische medewerkster uit een
kinderdagverblijf kan dat mits deze sensitief met het kind omgaan en er continuïteit in de
relatie is.
Wat kunnen we hieruit leren? Een kind kan zich pas gaan ontwikkelen als er een
medemens is die zich om hem bekommert en met hem een relatie aangaat, anders
verkommert het kind, dan stagneert de ontwikkeling. Het kind komt – letterlijk – niet verder.
Biologen maken bij dieren vaak een onderscheid tussen nestblijvers en nestvlieders.
Nestblijvers kunnen nog niet hun eigen weg gaan; ze zijn hulpeloos en op de verzorging van
hun ouders aangewezen. Nestvlieders kunnen al direct op hun eigen benen staan.
Mensen lijken het meest op een nestblijver, een mens heeft aandacht en contact nodig, een
relatie met een soortgenoot. Alleen via die weg kan een kind deel van de wereld gaan
uitmaken. De mens is een bijzonder soort nestblijver secundaire nestblijver Hij is te
vroeg geboren en dient daarom eerst nog een jaar lang in een soort culturele
buitenbaarmoederlijke ruimte te verblijven. Pas daarna is hij in staat zich in
overeenstemming met de kenmerken van zijn volwassen soortgenoten te gaan gedragen:
rechtop te gaan lopen, te praten en doelgericht te handelen. Om mens te kunnen worden is
een tweede geboorte nodig, geen biologisch, maar een culturele: een geboorte in de wereld
van de mensen. En dat kan alleen door tussenkomst van een medemens.
1.2.3 De plasticiteit van de hersenen
De hersenen reguleren interactie binnen het lichaam en tussen het lichaam en de omgeving.
Kinderen worden met ‘onrijpe’ hersenen geboren. Alleen die delen van de hersenen die voor
het overleven van belang zijn, zoals het deel dat de ademhaling regelt, zijn uitgerijpt.
Als een kind zich veilig voelt en veilig gehecht is, wordt het uitgedaagd ervaringen op te
doen. Die ervaringen activeren in de hersenen veel zenuwcellen die met elkaar in verbinding
treden en netwerken tot stand brengen. De hersenen van de mens zijn zeer vormbaar
plasticiteit van de hersenen. In de eerste jaren groeien in de hersenen aan de zenuwcellen
steeds meer verdikkingen (synapsen) met behulp waarvan verbindingen met andere cellen
kunnen worden gelegd en informatie kan worden getransporteerd. Indien er geen
verbindingen tot stand komen, sterven de desbetreffende synapsen af. Alleen de synapsen
die worden geactiveerd blijven bestaan.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mmevdvinne. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.38. You're not tied to anything after your purchase.