In dit document staat een samenvatting van hoofdstuk 9 t/m 16 van de Seneca boeken. Dit zijn geloof ik deel 2 en deel 3, maar in ieder geval alles uit deel 3.
Ikzelf en veel van mijn klasgenoten hebben met dit document de toets goed afgerond. In het document zijn woorden blauw gemaakt, dit zijn b...
§9.1
Vanaf de 18de eeuw werden naties belangrijker. Mensen raakten meer verbonden (sociale
cohesie). Er ontstond conflict tussen naties (WO) en binnen naties (franse en amerikaanse
revolutie). Na het congres van Wenen kreeg de adel de macht terug, toen kwam er weer
opstand en een nieuwe grondwet (Thorbecke) = democratisering.
§9.2
Gezag is macht die als legitiem beschouwd wordt. Geaccepteerd dat vrijheid wordt beperkt.
Als macht wordt erkend is er interne soevereinheid.
Omdat mensen meer representatie wilden werd de staat georganiseerd in een kiesstelsel en
partijen. Dat zorgde voor meer representativiteit
(achtergrondkenmerken+standpunten+besluiten).
Er zijn verschillende modellen:
- Afspiegelingsmodel, de hele bevolking gerepresenteerd door achtergrondkenmerken
vertegenwoordigers.
- Rolmodel, standpunten komen overeen.
- delegatemodel (standpunten gekozen door kiezers)
-trusteeshipmodel (eigen standpunten partij, kijken wie aansluit)
- partijenmodel, vertegenwoordigers moeten zich houden aan partijstandpunten.
§ 9.4
Liberalisme: Begin verlichting (rationeel denkend mens). Het was vooral een stroming voor
de rijke die bevrijdt wilden worden van de macht van de adel. Vrijheid van bezit en markt.
VVD en D66 zijn liberaal. Links liberalen (vrijheid van meningsuiting) conservatief liberalen
(rechtshandhaving, privacy, gelijke rechten, ontwikkeling individu).
§9.5
Verschillende verhoudingen leiden tot revolutie en dat leidt tot meer macht voor burgers. De
oplossing is een democratische rechtsstaat. Deze politieke institutie hoort bij
democratisering. De democratische rechtsstaat hoort bij maatschappelijke rationaliteit. Wat
erbij hoort is:
- alle stemmen zijn gelijk en iedereen mag stemmen
- rechten voor burgers tegenover overheid
- iedereen gelijk behandeld
Kenmerken:
, ● Gelijkheidsbeginsel (iedereen gelijk beginselen
voor wet)
● legaliteitsbeginsel (alleen strafbaar
als het strafbaar is voor de wet)
● onschuldpresumptie (onschuldig tot
tegendeel bewezen is)
● Wetten worden democratisch Politieke instituties
goedgekeurd
(volksvertegenwoordiging
● Grondrechten voor burgers
● Macht wordt verdeeld (trias politica)
Voorwaardelijke kenmerken:
● Vrijheid van meningsuiting Waarden
● Vrijheid van vereniging (politieke
partijen etc.)
● Inclusief burgerschap (alle
volwassene gelijke rechten)
● Vrijheid van meningsuiting Politieke instituties
● Vrijheid van vereniging (politieke
partijen etc.)
● Inclusief burgerschap (alle
volwassene gelijke rechten)
Door democratisering kwamen er steeds meer rechten:
Klassieke grondrechten + politieke rechten (volkssoevereiniteit) + sociale rechten
Gebrek aan inspraak Behoefte Creëren Democratisering
representatie democratische
rechtsstaat
Hoofdstuk 10
(Verhoudingsvraagstuk)
, §10.1
Door democratisering werd de invloed van het bestuur kleiner, er was minder verschil. Maar
door de industriële revolutie begin de urbanisering en mechanisering. De productie
versnelde en er kwam een welvaartsstijging. De revolutie zorgde voor nieuwe sociale
ongelijkheid. De werknemers waren arm en de werkgevers rijk.
§10.2
De standenmaatschappij werd een klassenmaatschappij. Het bezit van productiemiddelen
werd bepalend. Elementen van ongelijkheid:
1. verschil wel/niet aangeboren (socialisatie of bijv huidskleur)
2. verschil in consequenties ongelijkheid (betekenis geven aan verschil)
3. verschil leidt tot - ongelijke verdeling schaarse goederen (macht/bezit)
-ongelijke waardering (status)
- ongelijke behandeling (status)
Maatschappelijke ladder
De verdeling van de maatschappij is groepen met sociale ongelijkheid (sociale lagen) is
sociale stratificatie. Deze lagen boven elkaar heten de maatschappelijke ladder. Hoe meer
bezit en status hoe hoger je staat. Op basis van beroep heet het de beroepsprestigeladder.
Je plek op de ladder kan veranderen door sociale mobiliteit. We onderscheiden:
positie verwijzing -> maatschappelijke oorzaak door positie actor (man/vrouw,
allochtoon/autochtoon)
Positive Verwerving -> Mensen doen er zelf iets aan (promotie, want je doet het goed)
Bij gesloten samenlevingen is er weinig mobiliteit in tegenstelling tot open samenlevingen.
§10.4
Ongelijkheid belangrijk uitgangspunt (pessimistisch)
Ongelijkheid moet voorkomen worden (optimistisch) (de betekenis van pessimisme en
optimisme zijn anders in deze context)
Communisme: Karl Marx, ultieme gelijkheid gerealiseerd met een overgangs dictatuur via
revolutie.
Socialisme: Gelijkheid via het parlement (GL, D66,SP)
Sociaal-democratie: Vrijheid + gelijkheid via parlement. Ze willen een gemengde economie,
met regels en ook ruimte voor ondernemers. (PVDA)
§10.5
Na de strijd in de industriële revolutie kwam er een compromis “de verzorgingsstaat” met
bijbehorende instituties (institutionalisering). Er was behoefte aan verandering (zelfs in de
hoge klasse - die wilden geen opstand). Er was nog steeds privébezit, maar wel
bescherming van de arbeider door middel van sociale wetten (bv. kinderwetje van Houten).
Van gesloten naar open samenleving. Er waren politieke en sociale instituties (kan zowel
formeel als informeel) Uitingen van waarden zijn belangrijk voor de cultuur. Er ontstonden
ook vakbonden en partijen.
, Sociale ongelijkheid Wens naar politiek creëren Institutionalisering
ingrijpen verzorgingsstaat
Hoofdstuk 11
§11.1
In de Jaren 60 vond de ontzuiling plaats. Er ontstonden jongerenculturen, want er was meer
vrije tijd, welvaart en jongeren konden met elkaar omgaan buiten een zuil. Er waren veel
afzetgroepen tegen de dominante cultuur. Er was ook minder socialisatie van ouders.
§11.2
Er was verandering van de maatschappelijke verhoudingen, dat zorgde voor nieuwe
groepsvorming. Door toename van de techniek (rationalisering) en globalisering ging dit de
hele wereld over. Er was veel socialisatie via de media en onderwijs (want meer kinderen
gingen naar school). De groepscultuur had invloed op de identiteit van jongeren (individuele
vrijheid en afzet collectivisme). Omdat er ook veel migranten waren in de jaren 60-70
(arbeidsmigranten) gingen zij allemaal door een proces van acculturatie.
§11.4
Vroeger lag de stemkeuze bij je zuil. Nu kijken we vaak naar een ideologie en
samenstellingen daarvan (supermarktideologie). Sommige politici hebben geen ideologie
maar een houding. Bv populisme of pragmatisme.
Pragmatisme heeft geen vastgelegde uitgangspunten, maar een mening per probleem. Het
is belangrijk dat burgers meer invloed krijgen. Soms werken mensen binnen een ideologie
pragmatisch door compromissen en tegemoetkoming. (D66)
Populisme
- komt op voor gewone volk (van dominante cultuur)
- zet zich af tegen de politieke en economische elite
- geen debat, maar simpele oplossing
Ze gaan uit van een enkele heersende mening vertolkt door een populistisch leider.
Rechts= natiestaat wenst hetzelfde, westerse cultuur superieur. (PVV, FVD) Links=
opkomst arbeidersklasse. (SP)
§11.5
Na de ontwikkeling van de permissieve samenleving werd de samenleving liberaler met
meer rechten voor iedereen (gelijkheid) en was er meer aandacht voor het individu. Dit
kwam ook door globalisering en individualisering. Dit zien we terug op verschillende
niveau’s:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merelzuijderwijk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.38. You're not tied to anything after your purchase.