In dit document vind je een samenvatting van het boekje: Investeren van LWEO door Huib Stoffels. Alle twee de hoofdstukken: Investeringsselectie en De waardebepaling van een bedrijf worden samengevat. Hierin worden onder andere deze begrippen genoemd: cashflow, kasstroom, investering, terugverdien...
, Hoofdstuk 1 Investeringsselectie
Consumptie = als een consument iets koopt.
1.1 Cashflow
Als een ondernemer investeert, schaft hij met liquide middelen activa aan. Deze liquide middelen
nemen af; er is sprake van een negatieve cashflow/kasstroom.
De investering is bedoeld om geld in het laatje te krijgen. In de toekomst ontstaat er als gevolg van
de investering een positieve cashflow.
De cashflow is in principe gelijk aan: nettowinst na vpb + afschrijvingen
Cashflow= liquide middelen ontvangen – liquide middelen uitgegeven
Vervangingsinvestering = een investering door iets te vervangen, je vervangt de espressomachine
zodat er sneller, meer espresso’s verkocht kunnen worden.
Uitbreidingsinvestering = een investering door uit te breiden.
1.2 De terugverdienperiode
De terugverdienperiode: de periode waarin de investering (negatieve kasstroom) zichzelf
terugverdient (via de positieve kasstroom (die voortvloeit uit de toekomstige opbrengsten die de
investering voortbrengt)).
Gemiddeld geïnvesteerd vermogen: (investering begin 1e jaar + investering eind laatste jaar) / 2
Netto-opbrengst van een investering = opbrengst van de verkopen vermindert met alle kosten
behalve de afschrijvings- en interestkosten.
Investeringsselectie op basis van de terugverdienperiode brengt nogal wat risico’s met zich
mee. Deze risico’s kun je kleiner maken door:
Het instellen van een maximale terugverdientijd
De kasstromen laag in te schatten
De looptijd van de kasstromen niet te lang te maken.
Hoe korter de periode, hoe beter.
Voordeel: eenvoudig te berekenen
Nadelen:
- er wordt geen rekening gehouden met de spreiding van de opbrengsten
- opbrengsten na de terugverdienperiode spelen geen rol
- er wordt niet gekeken naar de interestkosten
1.3 De netto contante waarde
De netto contante waarde methode houdt rekening met de rentekosten, met de spreiding van de
opbrengsten en met alle opbrengsten uit een investering.
Stap 1. Bereken de contante waarde (van de cashflows en de restwaarde)
Stap 2. Bereken de Netto contante waarde (= contante waarde – investering)
Stap 3: beoordeling: investeren indien NCW > 0
Als de netto contante waarde positief is, investeer je. Hoe hoger de waarde, hoe beter.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller thirarouwenhorst. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.81. You're not tied to anything after your purchase.