100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Summary Bank En Beurs $11.58   Add to cart

Summary

Summary Bank En Beurs

1 review
 86 views  2 purchases
  • Course
  • Institution

De bespreking van de ppt's en nota's van de les van het deelvak financiële markten.

Preview 3 out of 24  pages

  • April 26, 2021
  • 24
  • 2019/2020
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: nouri • 3 year ago

avatar-seller
Bank en beurs: financiële markten
1 Inleidende begrippen
1.1 Inleiding
Wat doen met je geld?
1) Geld te veel  financiële markt geeft de mogelijkheden
2) Geld te weinig  een lening aangaan (degene die het geld uitleent heeft meestal te veel geld)

Elk financieel product heeft een rendement (R)
 risico: waarde van het geld, verandering van de omgevingsfactoren
 Meer risico= meer VERWACHT rendement
Spaarboekje: weinig risico dus ook weinig rendement
Aandelen: veel risico dus veel rendement

De intrest van een lening (=rendement voor de bank)hangt af van het risico.
 Lening voor een huis: risico op niet terug krijgen van geld is kleiner, omdat als ze niet betalen kan
de bank het huis in beslag nemen.
 lening voor alle aard: kan gebruikt worden voor een reis, groter risico, omdat de bank de reis niet
in beslag kan nemen.

Belangrijke vraag: Het geld dat ik nu op tafel leg, krijg ik dat in de toekomst terug?

Als de prijs lager is dan de waarde is het interessant
 probleem: de prijs kan je waarnemen, maar de waarde niet
 oplossing: waarderingsmodellen, houden rekening met de risico’s

Figuur dia 7 ppt
Stippellijn= kan op verschillende manieren worden uitgevoerd

Voorbeeld: huis op Immoweb
Je koopt een huis in slechte staat in een buurt die aan het ontwikkelen is
 de info (buurt in ontwikkeling) kan in vraag gesteld worden

Je laat het huis schatten. Het is 390 000€ waard en jij zet het op Immoweb voor 410 000€.
 iemand die er niet veel van kent zal de prijs waarschijnlijk accepteren
 iemand komt kijken en heeft een schatter bij, een kenner. Die gaat het bod waarschijnlijk minder
snel accepteren
 als het lang duurt voor er een bod komt laat de verkoper de prijs dalen
 Iedereen ken een waarde geven aan een huis en kent de marges hiervoor.

Bij beursgenoteerde aandelen wordt er dagelijks het spel prijs waarde gespeeld
 voordeel: je kan vaak van gedacht wisselen
 vb.: je koopt nu aandelen en verkoopt ze binnen 3 dagen terug na een maand koop je ze terug.

Volatiele producten zijn producten die moeilijk zijn om een waarde aan te geven

1.2 Financiële berichtgeving
Dezelfde info van een verschillende impact hebben op verschillende bedrijven.
Vb.: de prijs van de olie stijgt. Goed voor de verkoper minder goed voor de koper

Index= een verzameling van allerlei prijzen om te zien of de markt goed geprijsd is.

De info uit de berichtgevingen zijn duidelijk, maar de impact ervan niet.

, Elk nieuwsfeit heeft invloed op de waarde van aandelen.
 de prijs veranderd, want het moet gelijk zijn aan de waarde
 verklaring voor de constante beweging in de prijzen van aandelen

3 groepen cijfers
1. Macrocijfers uit financiële markten
Regionaal, werkloosheid, grondstoffen, edelmetalen, wisselkoersen, intrestvoeten,
inflatiecijfers, beursindices
2. Microcijfers uit bedrijven
 de impact van de waarde is niet duidelijk
Boekhoudkundige cijfers, markt gebaseerde cijfers, strategische cijfers, technische of juridische
gegevens, omgevingsfactoren, vooruitzichten en voorspellingen
3. Cijfers over vertrouwen
- Producentenvertrouwen
 de evolutie van het kengetal is belangrijk
 investering, aanwerving,…
- Consumentenvertrouwen
 vergelijken van maand tot maand
 hoog ≠ goed: hoog kan enkel dalen
 aankopen (auto’s, vastgoed,…), job zekerheid, sparen en lenen
- Beleggersvertrouwen
 denk je dat de beurs gaat stijgen
 Bullish ↔ Bearish
 volumes (paniekverkopen, rally’s, winstnemingen,…)
 Het onderscheid is belangrijk

1.3 Geschiedenis
Prijs ≠ waarde => €20 is niet €20 waard

Voor er geld was
 ruilhandel
 schelpjes in gebieden waar ze schaars zijn (de bergen)
 de wisselgoederen moeten schaars zijn

Bank
 de bank is iemand tussen geld te veel en geld te weinig
 het geld laten liggen waar het is en met de papiertjes over en weer gaan

Aandeel= een stuk eigendom waarvan de waarde variabel is => variabel rendement

Obligatie= een soort lening met een vast rendement => kleiner risico

Geld wordt iets waard omdat er een claim aan vast hangt. Als je meer geld blijft maken daalt de
waarde.

Oudheid
- Handelaars hebben nood aan een betalingssysteem
 men gaat van ruilhandel naar geld
- Een betalingssysteem schept de nood aan banken
 deposito’s, leningen, transacties,…
Deposito’s= het in bewaring geven van geld aan een bank

, Middeleeuwen
- Bankwezen
 geldwisselaars: veel verschillende munten
 zilver en goud: vertrouwen gebaseerd op bimetallisme
- Beurswezen
 Brugge en Hanzesteden
 ontstaan handel in “papiertjes”
Hanzesteden= een samenwerkingsorganisatie van kooplieden uit Duitse steden rond de Oostzee en
aan de Noordzee

Renaissance
- Openbare banken
 ontstaan van papieren geld
 uitgeven van publieke leningen
- Financiële markten
 handel in wisselbrieven (16de eeuw Antwerpen)
 ontstaan van het aandeel (17de eeuw Amsterdam)
- Loskoppeling eigendom management
 schuldpapier financiering militaire uitgaven (Royal Navy)
 risicokapitaal voor wereldhandelaars (VOC)
- Afgeleide producten
 “handel in papiertjes op papiertjes”

Moderne tijden
- Evoluties financiële markten
 ontstaan centrale banken
 industrialisering: financiering
 mondialisering: standaardisering
- Evoluties financiële instituten
 beurzen
 zakenbanken, spaarbanken, gemengde banken
- Evoluties financiële producten
 dematerialisering aandelen, obligaties,…
 afgeleide producten (opties, futures, forewars,…)
 “papiertjes” worden bits en bytes

Mondialisering= een voortdurend proces van
wereldwijde economische, politieke en culturele integratie, met als centraal kenmerk een
wereldwijde arbeidsdeling, waarbij productielijnen over de wereld worden gespreid die gedreven
worden door de informatie- en communicatietechnologie en door internationale handel.

1.4 Soorten markt
Geldmarkt vs. Kapitaalmarkt
- Voornaamste geldmarktinstrumenten
 schatkistcertificaten ≈ treasury bills
 depositocertificaten ≈ certificates of deposit
 commercial paper
- Voornaamste kapitaalmarkten
 obligatiemarkten: schulden
 aandelenmarkten: eigendom
 derivatenmarkten: optiemarkten, futuremarkten,…

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller HWStudent2200. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $11.58. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

78998 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$11.58  2x  sold
  • (1)
  Add to cart