Aardplaten drijven op magma die worden aangetrokken naar de zuid of noordpool door het
magnetisch veld. Hierdoor bewegen de platen uit elkaar of naar elkaar toe. Toen Pangea uit
elkaar ging, kwam dat doordat het magnetisch veld van de noordpool naar de zuidpool
verplaatste. Platentektoniek = verschuiven van platen over de aarde.
- Continentale korst -> licht -> bestaat uit graniet -> dik
- Oceanische kortst -> zwaar -> bestaat uit basalt -> dun
Bij botsing van twee oceanische platen gaat de zwaardere en koudere plaat (oud) onder en
de lichte plaat (jong) gaat boven.
Verschillende manieren plaatbewegingen:
- Transversaal = langs elkaar (San Andreas)
- Convergentie = tegen elkaar (Himalaya)
- Divergentie = uit elkaar (Zuid-Amerika en Afrika)
- Subductie = onder elkaar (Indonesië)
Oude bergen zijn afgesleten en laag terwijl jonge bergen hoog en spits zijn.
Subductie: platen onder elkaar (ontstaat stratovulkaan) =
Schuine insteek -> ontstaat wrijving en aardbeving
Afsmelting -> platen de diepte in waardoor het warmer wordt
Opwaartse magmastroom -> vulkanisme + ondiepe aardbevingen door druk omhoog
Door een schuine insteek die diep genoeg is, vindt afsmelting plaats van de breuklijn af (hoe
ouder de plaat, hoe steiler de insteek dus hoe eerder afsmelting plaats vindt des te
dichterbij de vulkaan bij de breuklijn). Bij de grens van de platen ontstaat een diepzeetrog.
Eindfase subductie = bijna geen oceanische korst meer over (actief vulkanisme)
Divergentie: platen uit elkaar (bijvoorbeeld mid-oceanische rug)
Oceanische korst drijft uit elkaar waardoor magma omhoogkomt en nieuw schildvulkaan.
Ontstaan oceaan: gebieden bewegen omhoog en naar beneden.
Hoger = horsten en lager = slenken (waar oceanen kunnen ontstaan).
Oceanische korst -> oceaan (dieper) en continentale korst -> zee (ondieper)
Convergentie: platen tegen elkaar (ontstaan stuwingsgebergte, plooiingsgebergte)
Eerst opheffing en daarna afsnijding waardoor puntige gebergte ontstaan.
Transversaal: platen langs elkaar (bijvoorbeeld San Andreas breuk)
Twee invloeden waardoor aardbevingen zwaar zijn of niet:
Richting van platen
Snelheid van platen
, Tsunami = grote golf:
1. Aardbeving -> water in beweging -> langgerekte golven
2. Ondieper worden van de kust -> voorkant wordt tegengehouden
3. Achterkant slaat eroverheen -> hoge golven
Hoe dichter het land bij de aardbeving, hoe sterker de tsunami bij dat land is.
Oorzaken hoge tsunami:
Hoe zwaarder de aardbeving, hoe sterker de tsunami
Hoe steiler de bodem bij de kust, hoe sterker de tsunami
Bij een baai ontstaat een trechter bij de tsunami waardoor al het water bij het middelpunt
bij elkaar komt waardoor hij sterker is en dus meer doden.
Soorten vulkanen:
- Stratovulkanen = explosief en stijl (stroperige magma en zuur: giftig)
- Schildvulkanen = effusief en vlak (constante vloeibare magmastroom + minder zuur)
- Calderavulkanen = ontplofte vulkaan waarin vaak een meer vormt
Enorme stratovulkaan ontploft en er blijft een krater over in de vulkaan waarbij de
opwaartse magmastroom blijft. Er valt regenwater in de krater en ontstaat er een
meer. Door de opwaartse magmastroom komen veel aardbevingen. Het duurt nog
lang voor een nieuwe uitbarsting want de druk moet nog opgebouwd worden.
- Hotspot = schildvulkaan
Door mantelpluimen op de aardkern ontstaat er een constante opwaartse
magmastroom. Als een oceanische plaat over de hotspot gaat, ontstaan er
vulkanische eilanden. Bij Hawaii is er een reeks van losse eilanden die boven de
zeespiegel komen, maar het is toch 1 groot eiland door constante magmastroom.
- Hotspot = stratovulkaan
Door mantelpluimen op de aardkern ontstaat er een constante opwaartse
magmastoom. Als er een continentale plaat over de hotspot gaat, smelt een ander
type gesteente waardoor er explosiviteit ontstaat.
Hypocentra = gebieden waar de platen elkaar raken.
Epicentra = gebieden op aardoppervlakte waar de aardbeving is.
Lahars = modderstroom (vulkanisch materiaal + water -> neerslag of smeltwater)
Transversaal = aardbevingen ondiep en zwaar
Subductie = aardbevingen diep en zwaar
Opwaartse magmastroom = aardbevingen ondiep en licht
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 8558. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.88. You're not tied to anything after your purchase.