Op het tentamen wordt je kennis over de onderstaande literatuur getoetst.
Boek
• Zimbardo, P., Johnson, R., &: McCann, V. (2013). Psychologie, een inleiding. Amsterdam:
Pearson Education. ISBN 9789043021678. Hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10, 14
Artikel via de leeromgeving:
• Dijkstra, P. (2016). Hoofdstuk 5. De rol van persoonlijkheid in het leven van alledag. In:
Barelds, D.P.H. &: Dijkstra , P. (red.), Inleiding in de persoonlijkheidspsychologie (p. 165-
210). Amsterdam: Boom Lemma.
• Exameninformatie
•
• De beheersing van de stof wordt getoetst met een meerkeuzetoets die bestaat uit 60
meerkeuzevragen. De leerdoelen lenen zich hiervoor: het is een kennisgerichte module waarin
de basistheorieën van de psychologie geleerd worden. De leerdoelen 'beschrijven', 'toelichten',
'onderbouwen' en ‘uitleggen' worden daarmee geïnterpreteerd als het herkennen van de juiste
beschrijving, toelichting, onderbouwing of uitleg in een rijtje van drie mogelijkheden.
•
• Er zijn geen hulpmiddelen toegestaan bij het tentamen.
•
• Via mijnnti kun je je aanmelden voor het tentamen
De leerdoelen van deze module zijn:
1. Beschrijft individuele verschillen in gedrag, ontwikkeling en persoonlijkheidskenmerken.
2. Geeft een verklaring voor psychologische processen bij individuen en groepen.
3. Beschrijft de determinanten van gezond en ongezond gedrag.
4. Beschrijft de verschillende psychologische therapieën.
5. Past kernbegrippen uit de psychologie toe op een casus.
6. Legt uit hoe attituden en gedrag tot stand komen.
7. Analyseert hoe mensen waarnemen, leren en denken aan de hand van een casus.
,Filmpje 1
Pyschologie begonnen met Hippocrates, de 4 vloeistoffen in een lichaam moeten in balans zijn.
De kerk dacht lichaam is een voertuig, ziel is van god en dat is je psyche. Pas met Descartes kwam
daar weerwoord.
Freud. Eros= seksdrift, thanatos= agressie (oerfdriften) deze zitten in het ‘’es’’ en is onderbewust,
dan heb je het superego wat je morele compas is en beide bewust en onbewust is, en dan heb je je
ego waar beide samenkomen. Psycho analyse door droomanalyse.
Tegenbeweging freud is behaviorisme: puur kijken naar gedrag, als je gedrag beloont dan komt het
vaker voor, straf je het af dan dooft het uit. Dit is de basis voor het bedrijfsleven en dus toegepaste
psychologie.
Flower power periode, waar iedereen gelijk was en iedereen gelijke kansen, dus geen predispositie.
Wouter Buikhuizen, crimineel gedrag met erfelijke patronen en hersenenafwijkingen. Gedrag dus
bepaald door deels nature. Nature en nurture spelen dus samen en dat beseffen we tegenwoordig.
Filmpje 3 bewegen en geheugen
Meer beweging levert beter geheugen en betere schoolprestaties en op latere leeftijd minder kans
op dementie. Ook bij minder gezonde kinderen/mensen. Vooral frontale ontwikkeling en opbouwen
reserve voor later of bij ziekte op jonge leeftijd.
MyLab
Neuroplastische veranderingen:
Neuroplastische veranderingen na hersenschade:
1. Neurale degeneratie: axon scheidt van het cellichaam (soma). Anterograde
degeneratie is het gevolg van de degeneratie van het axonsegment tussen de
beschadiging en terminale uiteinden. Post-synaptische neuronen krijgen hierdoor
geen input meer. Retrograde degeneratie is degeneratie van het proximale gedeelte
van het axon (gedeelte wat nog aan het cellichaam vast zit), dit kan leiden tot het
afsterven van een neuron, en dus verlies van doelen van de presynaptische
neuronen. Wanneer neuronen afsterven begint een afbraakproces: chromatolyse,
verhoogde eiwitsynthese. Gliacellen verwijderen celcomponenten. Wanneer de
presynaptische/postsynaptische neuronen ook degenereren heet dit transneuronale
retrograde/anterograde degeneratie.
2. Excitotoxiciteit: vaak na een beroerte. neuronen worden overgestimuleerd door
glutomaat na beschadiging door zuurstof of glucose tekort en worden letterlijk tot
dood gestimuleerd. Overschot glutamaat, calcium en zink kan leiden tot grote schade
door secundaire excitotoxiciteit.
3. Apoptose: genetisch voorgeprogrammeerde neuronsterfte. Is normaal, zonder
synaptische verbindingen gebeurt dit bij iedereen en is veiliger dan necrose.
Hersenschade kan deze programmas echter nog eens aanzetten wat leidt tot
secundair verlies. Kan door excitotoxiciteit getriggered worden, neuron krijgt ‘’blebs’’
(uitsteeksels) en gaat krimpen, enzymen breken de kern af, delen worden
geencapsuleerd, gliacellen ruimen op
,Neurplastische veranderingen die helpen herstellen van hersenschade:
1. Nevenvertakking: axonen van gezonde neuronen vertakken en verbinden met de
postsynaptische neuron van de hersenbeschadiging
2. Dendritische vertakking: betere motorfunctie door arborisatie ofwel meer
dendrieten na hersenbeschadiging bij gezonde neuronen
3. Neurogenese: stamcellen die nieuwe cellen vormen
4. Corticale reorganisatie: Deel wat eerst input kreeg van een gebied van motor of
somatosorisch gebied reageert nu op andere gebieden (arm=gezicht)
Boek hoofdstuk 1
Psychologie is de wetenschap van GEDRAG en geestelijke processen. De wetenschap is dus
gebaseerd op objectieve en verifieerbare waarnemingen
3 soorten psychologen: experimenteel psychologen die onderzoek uitvoeren, docenten psychologie,
en toegepast psychologen die de kennis in de praktijk brengen.
6 vaardigheden van kritisch denken om psychologie en pseudopsychologie te onderscheiden:
4. Wat is bron? Heeft deze kennis of iets te winnen?
5. Is de bewering redelijk of extreem? Is het de moeite waard kritisch te zijn?
6. Wat is het bewijsmateriaal? Let op anekdotisch bewijsmateriaal
7. Kan de conclusie beinvloed zijn door bias? Emotionele of confirmation.
8. Worden veelvoorkomende denkfouten vermeden? Gezond verstand is geen bewijs
9. Zijn verschillende invalshoeken nodig voor een oplossing?
6 belangrijke perspectieven domineren het snel veranderende veld van de moderne psychologie:
biologische, cognitieve, behavioristische,whole-person, ontwikkelings, en socioculturele perspectief.
Biologisch perspectief: rene descartes, scheiding lichaam en geest. Door aantoning van zenuwbanen
kon men voor het eerst aantonen dat er biologische grondslagen waren voor reflexen e.d. en geen
spirituele krachten. Descartes behoorde tot rationalisten, mensen die alleen met denken tot kennis
komen. Ertegenover staat empirisme, wat alleen op zintuigen vertrouwt tot kennis. Biologisch
perspectief zijn geest en lichaam samengevoegd, uit je hersenen komt je geest voort, biologisch
psychologen onderzoeken dus zenuwstelsel, hormoonstelsel (endocrien) en de genen. Hier zijn 2
onderscheiden in: neurowetenschap, hoe de processen wat zich in de hersenen afspelen je psyche
beinvloeden. En evolutionair, hoe je genen je psyche beinvloeden (darwin).
Cognitief perspectief: scheikunde, wilhelm wundt dacht dat de menselijke geest op eenzelfde manier
in te delen viel als het periodieke systeem. Hierdoor werd de wetenschappelijke methode op
psychologie toegepast. Hij begon ook met introspectie (beschrijven bewuste ervaringen). Deze
zoektocht naar structuur van de geest op wetenschappelijke manier wordt structuralisme genoemd.
De naam werd bedacht door Titchner en niet Wundt maar hij wordt wel beschouwd als de
grondlegger. Titchener kreeg veel kritiek omdat de introspectieve methode te subjectief was. Toch
wordt het soms nog gebruikt met slaap/droom studies. Gestaltpsychologen gaven veel kritiek op het
reduceren van ervaringen tot afzonderlijke elementen, zij focusten zich juist op perceptuele gehelen.
William James zei dat titchener te beperkt was en zich meer moest gaan richten op de functie van
,psychologie, dit leidde dan ook tot de vorming van het functionalisme, zij volgden darwin meer dan
wundt, hij stelde dan ook dat de psychologie zou moeten verklaren hoe de mens zich aanpast, zo
ontstonden de eerste toegepaste psychologen. Dankzij deze vroegere stromingen zijn de wegen vrij
gemaakt voor veel moderne stromingen zoals ook moderne cognitieve psychologie. Deze legt ook de
nadruk op cognitie, alle geestelijke activiteit als geheel. Iemands gedachten en handelingen zijn dus
het gevolg van een uniek patroon van waarnemingen en ervaringen. Ook is de stroming objectiever
geworden door brain imaging.
Behavioristisch perspectief: empiristen, alleen waarnemingen vertrouwen, mens is tabula rasa, geest
hoort niet thuis in psychologie. John B. Watson is een vroege leider, alleen fysieke stimuli en
waarneembare reactie. B.F. Skinner zegt zij als behavioristen de geest verwerpen om
cirkelredenering tegen te gaan. Je kunt nieteens bewijzen dat je een geest hebt. Door behaviorisme
geleerd dat omgeving veel invloed op ons heeft.
Whole- person perspectief: Freud, onbewuste processen, psychotherapie heel persoon. Elk aspect
van de geest in 1 grote theorie was het doel. Grondlegger psychoanalyse: analyse van drome, vrije
associatie. psychodynamische psychologie, een benadering die nadruk legt op het begrijpen van
menselijk functioneren in termen van het onbewuste. Karl Popper levert kritiek op de psychoanalyse
aangezien deze niet falsificeerbaar is. Onder de de whole person vallen naast freud ook nog de
humanistische pyschologie en de psychologie van de karaktertrekken en het temperament.
Humanistische: Carl Rogers en Abraham Maslow. Leggen nadruk op innerlijke processen, mens is
geen speelbal van de omgeving, nadruk op het positieve van de potentie. Vrije wil. Je gedachten over
jezelf hebben invloed op je emoties, gedachten en handelingen, en die hebben invloed op je
potentieel. Veel invloed in counseling. Karaktertrekken en temperament: verschillen tussen mensen
ontstaan door verschillen in stabiele kenmerken en neigingen, die karaktertrekken en temperament
worden genoemd. Voor een deel biologisch van aard
Ontwikkelingsperspectief: psychologische verandering is het gevolg van een interactie tussen
erfelijke eigenschappen en de invloed van onze omgeving. Nature en nurture komen samen. Mensen
ontwikkelen op voorspelbare wijze.
Socioculturele perspectief: nadruk op het belang van sociale interactie/leren en cultuur. Vroeger
geen grote invloed omdat nadruk lag op europa/noord-amerika en dat zijn soortgelijke culturen.
Crosscultureel psychologen onderzoeken hoe de psychologische processen tussen culturen
verschillen. Ontkennen effecten erfelijkheid niet.
Deze 6 perspectieven helpen een holistisch (visie die de totaliteit belangrijker vindt dan de delen)
beeld te ontwikkelen van menselijk gedrag.
,Psychologen gebruiken de wetenschappelijke methode om hun ideeen empirisch te toetsen. Dit
gebeurt aan de hand van empirisch onderzoek: gegevens worden verzameld door middel van
objectieve informatie uit de eerste hand, gebaseerd op sensorische ervaring en observatie. Een
theorie is dan ook een toetsbare verklaring voor een aantal feiten of observaties.
4 stappen wetenschappelijke methode:
, 5. Hypothese ontwikkelen: hypothese= voorspelling van de uitkomst van en
wetenschappelijk onderzoek, een bewering over de relatie tussen variabelen. Hij
moet falsificeerbaar zijn. Alle variabelen in concrete, operationele definities. Alle
handelingen en objecten moeten dus zo concreet mogelijk (suikervoorbeeld)
6. Toetsen van de hypothese: objectieve data verzamelen. Empirisch onderzoek.
Experimentele conditie: omstandigheden waaraan de leden van de experimentele
groep worden blootgesteld. Controle conditie: omstandigheden waaraan de mensen
van de controle groep worden blootgesteld, is hetzelfde als de experimentele
conditie op 1 onafhankelijke variabele na. Onafhankelijke variabele= variabele die de
onderzoeker onafhankelijk van andere omstandigheden kan manipuleren.
Afhankelijke variabele: Deze wordt gemeten/geobserveerd, is afhankelijk van de
onafhankelijke variabele. Randomisering: groepen worden door toeval ingedeeld om
onbedoelde bias tegen te gaan.
7. De resultaten analyseren en de hypothese accepteren/verwerpen: zijn de resultaten
significant? Dus niet door toeval?
8. Resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren.
5 soorten psychologisch onderzoek
1. Experiment: in een streng gecontroleerde omgeving het effect van verschillende
variabelen onderzoeken. Alleen met een experiment kan een betrouwbare oorzaak-
gevolg (causaliteit) aangetoond worden.
2. Correlatie onderzoek: Je gaat op zoek naar omstandigheden in de wereld die
toevallig in de wereld hebben plaats gevonden, buiten het labaratorium. Geen
onafhankelijke variabele. Je weet niet zeker of 2 groepen grotendeels gelijk zijn,
correlatie is dus geen oorzaak. Geen correlatie is de coefficient 0. Als ze dezelfde
richting op varieren is dit een positieve correlatie (+), als de ene afneemt terwijl de
andere toeneemt is het een negatieve correlatie (-)
3. Survey: Wanneer je op zoek bent naar meningen en overtuigingen. Vragenlijst.
4. Natuurlijke observatie: bijvoorbeeld klassenobeservatie. Levert nieuwe inzichten
maar geen controle over omgeving. Causale conclusie onmogelijk
5. Case-study: Richt zich op een of enkele personen. Gebruikt bij zeldzame stoornissen
of ongewone talenten. Geen sterke conclusie omdat je niet kan generaliseren.
Emotionele bias: vooroordeel die je onderzoek beinvloedt op basis van je emoties bij een onderwerp.
Expectancy bias: Als je verwachtingen onbewust je onderzoek beinvloeden doordat de onderzoeker
onbewust zijn gedrag aanpast of op zoek gaat naar resultaten die bij de verwachtingen passen. Dit
wordt voorkomen door placebo’s of double blind studies.
Om om te gaan met ethische kwesties heeft het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP) een
beroepscode opgesteld waarin staat dat onderzoekers ethisch verplicht zijn om hun proefpersonen
te beschermen tegen potentieel schadelijke procedures. Ook staat informed consent, of
geinformeerde toestemming hier als belangrijk punt. Onder bepaalde omstandigheden wordt
misleiding echter toegestaan, zolang de deelnemers geen risicos lopen, en er na het onderzoek zo
snel mogelijk een debriefing plaatsvindt. Social media onderzoek en onderzoek in grote groepen is
alleen toegestaan als geen persoonsgegevens worden verzameld. In de American Psychological
Associastion (APA) wordt vastgelegd aan welke eisen voldaan moet worden zodat proefdieren goede
leefomstandigheden hebben, in Nederland zijn dierproeven alleen toegestaan als het niet op een
andere manier kan.
,Hoofdstuk 2
Biopsychologie: specialisme dat zich focust op de samenwerking van de biologie, het gedrag en de
omgeving, in vlaanderen ook wel bekend als gedragspsychologie. Neurowetenschappen zijn de
studies die geinteresseerd zijn in de relatie tussen hersenen en geest.
De evolutie staat voor de verandering van biologische en psychologische processen in de mens,
waarbij genetische variaties die gunstig zijn voor overleving en voortplanting van de soort zullen
worden doorgegeven van generatie op generatie.
Creationisme: opvatting dat alle levensvormen op aarde hun ontstaan te danken hebben aan een
goddelijke schepping.
Natuurlijke selectie: drijvende kracht achter de evolutie waarbij de omgeving de best aangepaste
organismen ‘’selecteert’’
Deze natuurlijke selectie verklaart ook psychologische fenomenen, zoals bijvoorbeeld fobieen, of
slaap.
Adaptief kenmerk: kenmerk van een soort dat is ontstaan door de aanpassing aan een specifieke
omgeving. Voor de mens bijvoorbeeld grote hersenen en het ontwikkelen van taal.
Genotype zijn je genen. Fenotype zijn je uiterlijke kenmerken, inclusief gedrag en
omgevingsinvloeden. Genoom is 1 complete set chromosomen (23), deze chromosomen betsaan uit
1 keten DNA (desoxyribonucleinezuur), dit is een molecuul dat informatie bevat over alle genetische
eigenschappen. DNA wikkelt zich om een eiwit dat een histoon heet voor de dubbele helix
swtructuur.. Genen zijn stukjes chromosoom waarin de codes voor de erfelijke eigenschappen zijn
opgeslagen, ze vormen de functionele elementen van een chromosoom. Het 23e chromosomenpaar
zijn de x/y chromosomen ofwel de geslachtschromosomen, de anderen worden autosomen
genoemd.
De meeste stoornissen worden veroorzaakt door meerdere mutaties en daarom weten we vaak niet
op welke genen het ligt, dit maakt het ook moeilijker om het verband tussen genen en gedrag vast te
stellen. Verband tussen genen en gedrag veroorzaakt het vrije wil/determinisme debat
(nature/nurture)
Ons hele leven door blijven genen interne en externe signalen ontvangen waardoor ze aan of uit
gezet worden. Dit proces laat een chemische code achter dat laat zien wat er gebeurt is, deze restjes
chemische code worden epigenoom genoemd. Dus een aanvulling op onze originele blauwdruk van
DNA, terwijl deze zelf niet aangepast wordt. Externe factoren zoals opvoeding hebben grote invloed
op het epigenoom en dus op later gedrag (rattenpups die veel verzorgd werden hadden genen die
hielpen stressrespons uit te schakelen, de andere niet. Mensen die mishandeld waren voordat ze
zelfmoord hadden gepleegd hadden een andere breinstructuur dan mensen die niet mishandeld
waren voor hun zelfmoord.)
De 2 interne signaalsystemen van het lichaam, het zenuwstelsel en het endocriene stelsel, gebruiken
beide chemische boodschappen om door het gehele lichaam te communiceren.
Neuron: een (zenuw)cel die gespecialiseerd is in het ontvangen en versturen van informatie naar
andere cellen in het lichaam. Een bundel van een groot aantal neuronen wordt ook wel een zenuw
genoemd.
,3 soorten neuronen:
1. Sensorische neuronen: geven alleen signalen af NAAR je hersenen TOE. (eenrichting)
2. Motorische neuronen: signalen VAN de hersenen en ruggenmerg UIT (eenrichting)
3. Schakelcellen (interneuronen): Geeft boodschap van de ene cel naar de andere cel door,
soms ook in tussenstappen tussen elkaar en bestaat uit complexe netwerken. Vooral in de
hersenen te vinden. Altijd nodig behalve bij een reflex.
,Rustpotentiaal is de elektrische lading van het axon in rust.
Alles-of-niets-principe is of een neuron of volledig vuurt of niet (drempelwaarde).
Neuronen raken elkaar of andere dingen zoals spieren niet, de ruimte ertussen die gebruikt wordt
om te communiceren wordt ook wel synaps genoemd. Deze synaps werkt als een isolator zodat de
lading niet meteen van de axon naar de volgende cel springt. Om een signaal over deze synaptische
spleet te krijgen moet de neuron eerst een bolvormige structuur stimuleren die de eindknop heet en
, zich aan het uiteinde van het axon bevindt. Bij een reeks gebeurtenissen zorgt het elektrische signaal
van de actie potentiaal ervoor dat een chemisch signaal via de neurotransmitters de synaptische
spleet tussen neuronen over kan steken naar de volgende zenuwcel. Dit heet synaptische
transmissie.
Als de elektrische impuls bij de eindknop aankomt, worden de kleine kanaaltjes die zich vlak bij de
synaps bevinden doorlaatbaar. Daardoor komt de inhoud uit de blaasjes, de chemische
neurotransmitters, in de synaps vrij. Door deze vrijgekomen neurotransmitters wordt het signaal van
de zenuw over de spleet overgebracht naar het volgende neuron in de keten. Als de
neurotransmitters de juiste vorm hebben, passen ze in speciale receptoren van het ontvangende
neuron. Nadat de transmittermoleculen hun werk hebben gedaan, worden ze door andere stoffen
afgebroken (de zogeheten MAO’s), of opnieuw in de blaasjes in de eindknop opgenomen, waar ze
worden hergebruikt. Sommige van de transmitterstoffen bereiken de receptoren echter niet. Via een
proces dat heropname wordt genoemd, wordt een groot deel van deze transmitters in de synaps
onderschept en opnieuw opgenomen in de blaasjes. Als gevolg van deze heropname wordt ‘de
intensiteit verlaagd’ van het signaal dat tussen neuronen wordt doorgegeven. Onderzoekers in de
neurowetenschappen menen dat verstoringen van het evenwicht van deze neurotransmitters ten
grondslag liggen aan bepaalde stoornissen, zoals schizofrenie en de ziekte van Alzheimer
Gliacellen leveren een ondersteuningsstructuur voor neuronen en tijdens het leren helpen ze ook
nieuwe synapsen te vormen. Gliacellen vormen bijvoorbeeld de myelineschede, een vettige isolatie
die belangrijke axonen in de hersenen en de ruggengraat bedekt.
STOFFEN DIE HET
PROBLEMEN DOOR FUNCTIONE-REN VAN DEZE
NEUROTRANSMITTER NORMALE FUNCTIE
TEKORT OF TEVEEL NEUROTRANSMITTER
BEÏNVLOEDEN
Produceert sensaties van genot Cocaïne
en bevrediging. Amfetamine
Schizofrenie
Dopamine Wordt gebruikt door neuronen Methylphenidaat (Ritalin of
Ziekte van Parkinson
van het CZS die betrokken zijn bij Rilatine)
vrijwillige bewegingen. Alcohol
Depressie
Reguleert slaap en dromen, Bepaalde
Fluoxetine (Prozac)
Serotonine stemmingen, pijn, agressie, angststoornissen
Hallucinogenen (zoals LSD)
eetlust en seksueel gedrag. Obsessief-compulsieve
stoornis