[ ] Domein D: Markt
■ D1 Vraag en aanbod
Individuele vraag= het verband tussen het aantal producten dat je voor een bepaalde prijs wilt
kopen en de prijs van een product
---> als de prijs daalt, stijgt de gevraagde hoeveelheid
Verschuiving van de vraaglijn zien we enkel bij een prijsverandering, zonder dat de vraag verandert.
Betalingsbereidheid= de maximale prijs die een consument wil betalen voor een product
Collectieve vraag= alle individuele vragen bij elkaar opgeteld
--> als vraag stijgt bij dezelfde prijs, verschuift de lijn naar rechts en bij minder vraag naar links.
Verschuiving van de vraaglijn heeft altijd te maken met een verandering van de vraag, zonder dat de
prijs hierop van invloed is.
● Individuele vraag beïnvloed door 5 factoren:
1. Individuele voorkeuren (vb. postzegelverzamelaar bereid meer te betalen)
2. Beschikbaar budget (vb. als je meer geld hebt, bereid meer te betalen)
3. Aanwezigheid en prijs van substitueerbare producten (vb. appel en broodje kunnen allebei honger
stillen, de prijs is doorslaggevend)
4. Aanwezigheid en prijs van complementaire producten (hoge prijs van Playstation games zorgt voor
minder vraag naar Playstations)
5. Exogene factoren (vb. slecht weer, hierdoor ga je geen ijsje kopen)
Substitueerbare producten= zijn producten die dezelfde behoefte kunnen bevredigen
Complementaire producten= producten die elkaar in het gebruik aanvullen
Exogene factoren= omstandigheden waar je geen invloed op hebt. (kunnen de vraag beïnvloeden)
●Verschuivingen van de vraaglijn veroorzaakt door:
-verandering van de behoeften van de vragen (als de behoeften van de vragers verschuift naar een
product, dan zal bij dezelfde prijs de vraag toenemen) verschuiving rechts
-verandering van het budget van de vragers (als het budget van vragers stijgt, kunnen ze meer kopen)
verschuiving rechts
-prijsverandering van substitutiegoederen en complementaire goederen (als de prijs van
substitutiegoederen stijgt, zal vraag stijgen | als de prijs van complementaire goederen daalt)
verschuiving rechts
-verandering in het aantal vragers (als het aantal vragers toeneemt zal ook de vraag naar goederen
stijgen) verschuiving rechts
Prijselasticiteit van de vraag= de mate waarin de vraag reageert op een prijsverandering
% verandering van de vraag
Prijselasticiteit van de vraag=
% verandering van de prijs
Nieuw−oud
Procentuele verandering = x 100%
oud
< -1 -1 - 0 0 >1
Elastisch Inelastisch volkomen inelastisch (vraag reageert niet op prijsverandering) Niks, gelijk
Bij een prijs van €25 is er
marktevenwicht.
Dan invullen in de formule (maakt
niet uit welke)
Qa= (250 x 25) – 1250
Qa= 5000
Evenwichtshoeveelheid is 5000
-Elastische vraag: procentuele verandering van de vraag meer dan de procentuele verandering van
de prijs.
Prijs veel invloed op afzet, wanneer prijs van goederen met elastische vraag wordt verhoogd, dan
daalt de omzet. De gevraagde hoeveelheid gaat relatief meer omlaag dan de prijs relatief omhoog.
vb. luxe goederen
-Inelastische vraag: procentuele verandering van de vraag minder dan de procentuele verandering
van de prijs.
Prijs weinig invloed, wanneer prijs van goederen met inelastische vraag wordt verhoogd, dan
verhoogt de omzet.
vb. noodzakelijke goederen
Inkomenselasticiteit= de mate waarin de gevraagde hoeveelheid naar een product verandert op
basis van een verandering in het inkomen.
% verandering gevraagde hoeveelheid
Inkomenselasticiteit van de vraag=
% verandering van het inkomen
-Inferieur goed= als het inkomen stijgt, daalt de vraag
Oorzaak: vaak lagere kwaliteit, mensen met hoger inkomen gaan betere kwaliteit kopen
(inkomenselasticiteit < 0, negatief)
vb. huismerk
Normale goederen:
-Noodzakelijk goed= de gevraagde hoeveelheid stijgt met een kleiner % dan het inkomen
(inkomenselasticiteit 0 -1 )
vb. Energie, voedsel
-Luxe goed= de gevraagde hoeveelheid stijgt met een groter % dan dat het inkomen stijgt
(inkomenselasticiteit > 1 )
vb. auto’s, vakantie
, ●Verschuivingen van aanbodlijn in volgende gevallen:
-Wanneer het aantal aanbieders verandert. (meer aanbieders verschuiving rechts || minder
aanbieders verschuiving links)
-Als de kostprijs per product verandert. (als kostprijs per product daalt, maakt producent bij
eenzelfde verkoopprijs meer winst, meer produceren verschuiving rechts || als de kostprijs per
product stijgt verschuiving links)
-Bij ingrijpen door de overheid (Door accijns of invoerheffing verschuiving links || subsidie, deel
van kosten gedekt verschuiving rechts)
-Door technologische verbetering (dan kan er goedkoper worden geproduceerd, aanbod neemt toe
bij dezelfde prijs verschuiving rechts)
Afzet= het aantal verkochte eenheden van een product
Omzet= de totale opbrengst van verkopen
Omzet (totale opbrengst) = P (prijs) x Q (afzet)
Omzet (¿)
GO (gemiddelde opbrengst) =
Afzet (Q)
TW (totale winst) = totale opbrengst ( TO) – totale kosten (TK) OF
TW (totale winst) = (P (prijs) – GTK (gemiddelde totale kosten) ) x Q (vraag)
Break-even punt= Omvang van productie waarbij de totale opbrengsten gelijk zijn aan de totale
kosten
Break-evenafzet= de afzet waarbij de winst 0 is
TO (totale kosten) = TK (totale kosten)
Produceren= het gebruiken van productiefactoren om waarde toe te voegen aan een product
Productiefactoren = factoren die productie mogelijk maken
-Kapitaal rente
-Arbeid loon
-Natuur huur/pacht
-Ondernemerschap winst
Productiekosten:
-Vaste kosten (constante kosten)= deze veranderen niet als er meer of minder wordt geproduceerd.
(huur bedrijfspand)
-Variabele kosten= deze veranderen als er meer of minder geproduceerd wordt. (inkoopprijs
grondstoffen, als je niks produceert koop je ook niks)
Totale constante kosten (TCK) + totale variabele kosten (TVK) = totale kosten (TK)
De gemiddelde totale kosten= de totale kosten per product, kostprijs van een product
Totale kosten(TCK )
Gemiddelde totale kosten (GTK )=
Afzet (Q)
Marginale kosten (MK) = de extra kosten per extra geproduceerd product (meerkosten)
Extra totale kosten ( TK )
Marginale kosten( MK )=
Extra geproduceerde eenheid (q)
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller andreakrist. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.29. You're not tied to anything after your purchase.