Een uiteenzetting van de doorgrijpregeling en haar valkuilen. Het wetsartikel is in het leven geroepen om misbruik te voorkomen, zijn er echter voldoende handvaten en waarborgen meegegeven om dat doel te bereiken?
Master-scriptie Rechtsgeleerdheid 2019/2020
Naam: Anass el Ouath
Studentnummer: S1526162
Betreffende: Master-Scriptie Ondernemingsrecht
Onderwerp: Art. 2:11 BW doorbraak van aansprakelijkheid
Begeleider: mr. C. de Groot
Datum: 24 november 2020
,Inhoudsopgave
Inleiding ......................................................................................................................................................... 3
Aanleiding voor het onderzoek .................................................................................................................. 3
Het doel en de vraagstelling ...................................................................................................................... 4
Opbouw ..................................................................................................................................................... 4
Hoofdstuk 1: De regeling van art. 2:11 BW “Doorgrijpregeling” ...................................................................... 5
1.1 Ontstaansgeschiedenis van art. 2:11 BW .............................................................................................. 5
1.2 De rechtspersoon-bestuurder ............................................................................................................... 6
1.3 Voordelen verbonden aan de rechtspersoon bestuurder ....................................................................... 7
1.4 Nadelen verbonden aan de rechtspersoon-bestuurder ......................................................................... 8
1.5 Conclusie .............................................................................................................................................. 9
Hoofdstuk 2: De normatieve reikwijdte van art. 2:11 BW ............................................................................. 10
2.1 De wettelijke vormen van bestuurdersaansprakelijkheid uit boek 2 BW. ............................................ 10
2.2 Aansprakelijkheid op grond van art. 6:162 BW ................................................................................... 11
2.3 Mogelijkheid tot disculpatie ............................................................................................................... 12
2.4 Conclusie ............................................................................................................................................ 15
Hoofdstuk 3: De personele reikwijdte van art. 2:11 BW ................................................................................ 16
3.1 De formeel bestuurder ....................................................................................................................... 16
3.2 De feitelijke beleidsbepaler ................................................................................................................ 16
3.3 De feitelijke beleidsbepaler in de rechtspraktijk ................................................................................. 19
3.4 De moeder als feitelijke beleidsbepaler .............................................................................................. 19
3.5 De rechtspraak en het bestuurdersbegrip ........................................................................................... 21
3.6 Conclusie ............................................................................................................................................ 23
Hoofdstuk 4: De internationale reikwijdte van art. 2:11 BW ......................................................................... 24
4.1 D-Group/Schreurs de tweedegraads buitenlandse bestuurder en art. 2:11 BW ................................... 24
,Inleiding
Aanleiding voor het onderzoek
In Nederland kan zowel een natuurlijke persoon als een rechtspersoon een bestuurder zijn van een
rechtspersoon. In ons rechtspersonenrecht is het zo geregeld dat de rechtspersoon zelfstandig drager
is van rechten en plichten. Wanneer een rechtspersoon tekortschiet of een onrechtmatige daad pleegt
is die rechtspersoon daar zelf aansprakelijk voor. De bestuurders, functionarissen en aandeelhouders
zijn daar in beginsel niet aansprakelijk voor.
De beperkte aansprakelijkheid is wat een BV en NV aantrekkelijke rechtsvormen maken. Hierdoor
durven bestuurders gewaagdere beslissingen te nemen. Dat heeft gezorgd voor een positieve bijdrage
aan de economie zoals wij die kennen. Zonder het principe van rechtspersoonlijkheid zouden wij de
economie zoals wij die nu kennen nooit hebben gehad.1
Ondanks het grote belang dat wordt gehecht aan deze rechtspersoonlijkheid, kan de rechter in
bijzondere gevallen de bestuurder van een rechtspersoon toch aansprakelijk houden voor de
veroorzaakte schade. Dit is een uitzondering op de hoofdregel en kent daarom een strikte toets. Een
dergelijke veroordeling tot aansprakelijkheid voor de bestuurder noemen we
bestuurdersaansprakelijkheid. Het begrip bestuurdersaansprakelijkheid is een zeer omvangrijk
onderwerp. Er zijn talloze gronden te vinden waarop een bestuurder van een rechtspersoon
aansprakelijk kan worden gesteld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het gaat daarbij
in beginsel om persoonlijk verwijtbaar gedrag van een bestuurder van een rechtspersoon.2
Voorbeelden daarvan zijn de artikelen 2:9 en 2:138/248 BW. De onrechtmatige daad op grond van art.
6:162 BW kan ook leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid.
In art. 2:11 BW wordt de aanzienlijke aantasting van de rechtspersoonlijkheid door de wetgever
bewerkstelligt. In beginsel is een rechtspersoon slechts beperkt aansprakelijk, dat wil zeggen dat de
rechtspersoon enkel aansprakelijk is tot het vermogen van de rechtspersoon. Dit zou, zonder
toepassing van art. 2:11 BW betekenen dat een rechtspersoon-bestuurder dan ook enkel aansprakelijk
is tot het vermogen van de rechtspersoon-bestuurder. Om misbruik van rechtspersoonlijkheid te
voorkomen heeft de wetgever artikel 2:11 BW in het leven geroepen. Art. 2:11 BW bewerkstelligt dat
indien de bestuurder van een rechtspersoon wederom een rechtspersoon is, de aansprakelijkheid van
die rechtspersoon ook rust op de rechtspersoon-bestuurder. Dit wordt de tweedegraadsbestuurder
genoemd en dit nummert zo door. Deze doorschakeling van aansprakelijkheid loopt door tot een
natuurlijke persoon achter de rechtspersoon aansprakelijk kan worden gehouden.
Art. 2:11 BW is op 1 januari 1987 in het leven geroepen met inwerkingtreding van de derde
misbruikwet. Ondanks dat dit artikel al zolang bestaat, is er tot op heden nog veel onduidelijkheid
omtrent de toepassing van dit artikel.
Indien een rechtspersoon-bestuurder van een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld op
grond van bestuurdersaansprakelijkheid, bepaalt de “doorgrijpregeling” van artikel 2:11 BW dat de
schuldeiser kan doorpakken tot er sprake is van een natuurlijk persoon. Deze bepaling is in het leven
geroepen om natuurlijke personen niet te laten ontkomen aan bestuurdersaansprakelijkheid door te
schuilen achter een rechtspersoon. Dit deel lijkt redelijk recht toe recht aan en toont een goede
oplossing voor wat lijkt een veelvoorkomend probleem.
Echter heeft de Hoge Raad in de arresten D-Group3 en My Guide4 bepaalt dat deze doorgeefluik-
bepaling stopt wanneer er sprake is van een rechtspersoon-bestuurder van een rechtspersoon die is
1 Bainbridge en Henderson 2016, pp. 2 en 19.
2 HR 5 september 2014, NJ 2015, 22 (RCI Financial Services).
3 HR 18 maart 2011, JOR 2011/144 (D-Group/Schreurs q.q.).
4 HR 21 juni 2013, LJN CA3958 (My Guide).
, opgericht naar buitenlands recht.5 Dit toont aan dat er een redelijk simpele oplossing is voor een
kwaadwillende bestuurder om op die manier de werking van art. 2:11 BW te dwarsbomen.
Dit leverde meer vragen op. Na kort onderzoek blijkt dat in de rechtspraktijk een verdeeldheid is over
de reikwijdte en effectiviteit van art. 2:11 BW. Ook in de rechtspraak blijkt er een discrepantie te zijn
in de interpretatie van het artikel. Aan de ene kant hanteert men een ruime wetsinterpretatie en aan
de andere kant is er een strikte wetsinterpretatie. Dit levert onduidelijkheid, rechtsonzekerheid op en
wekt de vraag op of het doel, misbruik van rechtspersoonlijkheid tegengaan, wordt behaald.
Het doel en de vraagstelling
Het doel van artikel 2:11 BW is om misbruik van rechtspersoonlijkheid te voorkomen. Om
bovenstaande redenen raakte ik zeer geïnteresseerd om uit te zoeken of er meer “mazen” zijn om de
werking van art. 2:11 BW te omzeilen. Wordt het doel van het wetsartikel wel behaald met de huidige
toepassing van het wetsartikel? Art. 2:11 BW is een zeer ingrijpende bepaling op de
rechtspersoonlijkheid. De bestuurdersaansprakelijkheid kan worden doorgegeven, er dient dus sprake
te zijn van een duidelijke bepaling die doel treft.
De volgende probleemstelling staat in deze scriptie centraal:
“In hoeverre draagt art. 2:11 BW daadwerkelijk bij aan het voorkomen van misbruik van
rechtspersoonlijkheid en hoe staat het met de rechtszekerheid voor schuldeisers die een beroep doen
op art. 2:11 BW?”
Opbouw
Voor het uiteenzetten van het probleem en om tot beantwoording van deze probleemstelling te
komen, zal ik in hoofdstuk 1 de regeling van art. 2:11 BW uiteenzetten door de ontstaansgeschiedenis
en de voordelen en nadelen van de regeling te belichten. In het tweede hoofdstuk zal aandacht worden
besteed aan de normatieve reikwijdte. In het derde hoofdstuk zal ik de personele reikwijdte
uiteenzetten om een beter begrip te krijgen van welke actoren onder de regeling vallen. In hoofdstuk
4 zal de internationale reikwijdte worden beschreven van art. 2:11 BW. Vervolgens zal in hoofdstuk 5
concluderend beschreven worden in hoeverre art. 2:11 BW daadwerkelijk bijdraagt aan het doel om
misbruik van rechtspersoonlijkheid tegen te gaan.
5 HR 18 maart 2011, JOR 2011/144 (D-Group/Schreurs q.q.) en HR 21 juni 2013, LJN CA3958 (My Guide).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller AeO. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $13.42. You're not tied to anything after your purchase.