In elk ecosysteem produceren autotrofe organismen energierijke organische stoffen (C, O, H,
en evt. andere elementen) uit anorganische stoffen (stoffen zonder C-H-verbindingen):
o Energie uit licht = fotosynthese (planten en sommige bacteriën);
o Energie uit chemische reactie = chemosynthese.
Bv. chemische energie die vrijkomt bij oxidatie van anorganische stoffen
zoals H2S, NH4+ en NO2- (productie door zwavel-, nitriet- en nitraatbacteriën).
Energiestroom | Binas 93A1
Autotrofe organismen zijn de producenten. Foto-autotrofe organismen (planten) en chemo-
autotrofe bacteriën leggen energie vast in organische stoffen.
Heterotrofe organismen zijn de consumenten. Zij maken gebruik van de energierijke,
organische stoffen gemaakt door de producenten.
Producenten, consumenten en reducenten gebruiken een deel van de organische stoffen als
bouwstof of energiebron. In het laatste geval verlaat een deel van de energie het ecosysteem
in de vorm van warmte (Binas 93A1).
Reducenten breken organische stoffen af tot anorganische stoffen, waardoor energie uit het
ecosysteem wegvloeit. Wat uiteindelijk overblijft, zijn alleen anorganische stoffen.
Microklimaat
Abiotische factoren: niet-levende natuur.
Biotische factoren: levende natuur.
Microklimaat wordt gevormd door lokale abiotische factoren.
In de stad grote verschillen mogelijk t.o.v. net buiten de stad, maar ook binnen de stad zijn er
verschillen (lichtinval, vochtigheid (waterafvoer), wind, luchtdruk, etc.).
Microklimaat beïnvloedt welke organismen (flora en fauna) zich waar kunnen vestigen.
17.2 | Populaties in steden
Door groei van steden neemt biodiversiteit in die gebieden soms snel af (groei gaat ten koste
van kwetsbare natuur).
o Tolerantiegrenzen voor een bepaalde abiotische factor zijn dan overschreden.
In de stad gevarieerd microklimaat (verscheidenheid aan habitats en niches), waar diversiteit
toeneemt in de buitenwijken:
o Toename van aantal soorten;
o Toename genetische diversiteit binnen soorten.
o In het centrum zijn te veel mensen en te veel bebouwing; geen ruimte voor anderen.
Buitenwijken vormen vaak gradiëntenecosystemen (overgang tussen stad en omgeving),
waarbij de abiotische factoren van de ene naar de andere kant geleidelijk veranderen:
soorten van beide kanten kunnen voorkomen.
Leven in de stad
Adaptatie: een verandering in bouw of gedrag van een soort, waardoor deze beter aangepast
is aan de heersende milieufactoren.
o Adaptatie in bouw gaat langzaam; adaptatie in gedrag gaat sneller.
Exoten (soorten die oorspronkelijk niet in het gebied voorkomen) kunnen overleven als hun
fitness groot is.
, o Fitness: het vermogen om bepaalde genen door te geven aan de volgende generatie
(waardoor de genetische diversiteit groot blijft).
Na een ramp kan genetische diversiteit in een populatie sterk afnemen = flessenhalseffect.
o Flessenhalseffect: verandering in allelfrequenties na een ramp waarbij het aantal
individuen/allelen sterk is afgenomen (willekeurige individuen blijven over).
De Amish in Amerika hebben een eigen populatie gesticht waardoor er sprake is van een
andere allelfrequentie dan in de oorspronkelijke populatie = foundereffect.
o Door inteelt kunnen (recessieve) erfelijke aandoeningen ontstaan -> kwetsbaar.
Genetic drift: In kleine populaties kunnen dieren elkaar moeilijk vinden waardoor sommigen
niet aan voortplanting toekomen -> allelen van deze dieren verdwijnen uit populatie ->
genetische diversiteit neemt af.
o Genetic drift: verandering van de genetische samenstelling van een populatie door
toevalseffecten.
o Amoeba sisters https://www.youtube.com/watch?v=W0TM4LQmoZY
Concurrentie ontstaat als twee soorten een overlappende habitat en niche hebben. Habitat
of niche moet iets aangepast worden om te overleven.
Eilandtheorie | Binas 93C!
De eilandtheorie beschrijft het aantal soorten dat op een bepaald moment in een min of
meer geïsoleerd gebied voorkomt.
Aantal is afhankelijk van immigratie en uitsterven, wat weer afhankelijk is van de grootte van
het eiland en de afstand tot het eiland.
Snelheid waarmee de kolonisatie van eiland vanuit de omgeving plaatsvindt, hangt af van:
o Afstand die de migrerende organismen moeten afleggen om er te komen. Migratie
naar nabijgelegen eiland is groot: organismen zijn er snel. Veraf eiland is lastiger te
koloniseren. Zijn de soorten eenmaal gevestigd op het eiland en zijn ze even groot, is
kans op uitsterven gelijk. Twee evenwichtspunten: s en t in bron 6c.
Grotere organismen kunnen eiland eerder bereiken dan kleinere.
o Concurrentie: Als nieuwe soort fel moet concurreren om een habitat/niche, is de
kans dat de nieuwe soort op het eiland komt niet groot.
Er is een evenwicht tussen het aantal soorten dat door immigratie het eiland koloniseert en
het aantal soorten dat uitsterft = aantal soorten dat gemiddeld op het eiland aanwezig is
(punt p, bron 6a).
o Kans dat soorten verdwijnen, neemt toe naarmate er meer soorten zijn.
o Op klein eiland leven minder soorten dan op groot eiland.
o Kans op uitsterven is op een klein eiland groot -> in de evenwichtssituatie leven er
minder soorten op klein eiland dan op een groot eiland (punten q en r, bron 6b).
Steden zijn in zekere zin te beschouwen als eilanden.
17.3 | Voedsel voor steden
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller boeky. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.