Probleem Schiermonnikoog: de voorraad zoetwater onder het eiland is beperkt -> vooral ’s
zomers zuinig mee omgaan.
Ecosysteem: afgebakend gebied met organismen en biotische en abiotische relaties. (Elk dier
eigen habitat en niche; onderling verbonden in een voedselweb en op andere manieren).
Door kringlopen wisselt een ecosysteem weinig stoffen uit met andere ecosystemen (bron 1).
In ecosystemen maken producenten d.m.v. zonlicht energierijke organische stoffen, waarmee
zij zichzelf opbouwen. Deze organische stoffen zijn de brandstof en bouwstof voor alle andere
organismen. Consumenten (herbivoren en carnivoren) gebruiken het voor groei en als
energiebron voor hun activiteiten. Daarbij ontstaat warmte die het ecosysteem verlaat.
Organische stoffen komen via de voedselketens terecht in detritus (dood organisch materiaal),
dat voedsel is voor detrituseters en reducenten. Hierna zijn de stoffen als mineralen weer
beschikbaar voor de producenten.
Tijdens de route door de voedselketen verdwijnt de door planten vastgelegde energie uit het
ecosysteem als warmte.
Grenzen tussen ecosystemen niet altijd scherp.
Draagkracht
Draagkracht: de maximale populatiegrootte die een gebied kan onderhouden. Bepalend is
hierbij de beperkende factor. Verdwijnt de beperking, dan neemt de draagkracht toe.
Veranderingen in ecosystemen
Samenstelling van meeste populaties van een ecosysteem verandert voortdurend. Aantallen
nemen toe of af, nieuwe populaties ontstaan en oude verdwijnen = populatiedynamiek;
beïnvloedt een ecosysteem. Vb: veranderingen in konijnenpopulatie in de duinen zijn van
invloed op de hoeveelheid kruiden en grassen.
Abiotische factoren beïnvloeden het ecosysteem ook, zoals water en de temperatuur.
Verstoringen
Soms verandert een abiotische factor een populatie blijvend: overstroming, vulkaan.
Dieren kunnen andere populaties ook verstoren (vossen aten alle lepelaars).
Verstoringen: blijvende, snel optredende veranderingen in ecosystemen. Vaak van menselijke
oorsprong (aanleggen van wegen, kappen van bossen).
Een verstoring kan klein beginnen en pas na lange tijd zichtbaar zijn (plastic gebieden op zee).
, 3.2Energie
Voedselpiramides | Binas 93E2
Biomassa: het totaalgewicht van de organismen. In een ecosysteem gaat het niet om hoeveel
organismen eten, maar om de hoeveelheid energie die organismen uit hun voedsel halen.
Biologen gebruiken meestal het drooggewicht: het versgewicht min het gewicht aan water. Dit
is een goede maat voor de hoeveelheid energierijke stoffen die de organismen bevatten. Door
alle drooggewichten weer te geven in de vorm van een liggend staafdiagram, krijg je een
voedselpiramide. Het oppervlak van elke staaf is een maat voor de biomassa. Daaruit is te zien
hoeveel (k)g producenten nodig is om de consumenten in leven te houden. In een ecosysteem
let je echter niet op individuele soorten, maar op groepen soorten die op een vergelijkbare
wijze aan hun voedsel komen -> in voedselpiramide zitten alle producenten P in één staaf. Dit
is het eerste trofische niveau van de piramide. Vervolgens komen de consumenten v/d 1e orde
C1.
Hoe complexer het ecosysteem, hoe groter het aantal trofische niveaus. Het aantal trofische
niveaus is beperkt door het verdwijnen van energie (warmte).
Energiestromen | Binas 93A2!
Lagen van voedselpiramide geven niet alleen biomassa aan. Voedsel bevat brandstoffen ->
grootte van een laag is ook een maat voor de energie op dat trofische niveau. Energie is
afkomstig uit een lager niveau -> afnemende grootte laat zien dat niet alle energie in het
hogere niveau terecht komt.
Heterotrofe organismen nemen met hun voedsel organische stoffen op die ze gebruiken als
brand- en bouwstof.
In een energiestroomschema staan de hoeveelheden organische stof die op dat dier van
toepassing zijn. De breedte van de bundels geeft de hoeveelheid energie ‘verpakt’ in
organische stoffen aan.
> Een dier eet een bepaalde hoeveelheid organische stof met energie-inhoud I.
(breedste bundel)
> Een deel is onverteerbaar en verlaat het lichaam als uitwerpselen (feces F).
> Hierdoor komt slechts een deel A in het bloed van de vogel (A = I – F).
> Daarvan gebruikt het dier een deel als energiebron R (dissimilatie/respiratie)
voor zijn levensprocessen.
> Zo’n 10% van de organische stoffen gebruikt het dier als bouwstof P voor
nieuw celmateriaal (P = A – R = I – F – R). Dit is maar een klein deel.
Productie
Autotrofe organismen: organismen zoals fytoplankton die in staat zijn om uit energiearme
anorganische stoffen energierijke organische stoffen te maken. Autotrofe organismen staan
aan de basis van de voedselpiramide. Ze leveren bouw- en brandstoffen voor het hele
ecosysteem.
Fytoplankton neemt CO2 op uit het water en maakt er d.m.v. zonlicht glucose en vervolgens
vele andere energierijke koolstofverbindingen van.
Primaire productie: hoeveelheid (g/opp./jaar of g/volume/jaar) organische stoffen die
producenten maken. Voor de grote aantallen algen in de ondiepe Waddenzee kan dat oplopen
tot 250 g koolstof per m2 water per jaar. Wanneer je alleen afgaat op de biomassa op een
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller boeky. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.