100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Toelatingstoets Aardrijkskunde $5.93
Add to cart

Summary

Samenvatting Toelatingstoets Aardrijkskunde

 8 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

In dit document wordt het boek Basiskennis Aardrijkskunde uitgebreid 'samengevat'. Het document bestaat uit veel tekst, maar het heeft mij veel geholpen om de toets in een poging te halen.

Preview 4 out of 31  pages

  • No
  • Hoofdstuk 2 t/m 9.1
  • April 29, 2021
  • 31
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Aardrijkskunde Samenvatting Toelatingstoets

Hoofdstuk 2: De Aarde
2.1 De aarde in het zonnestelsel
In ons zonnestelsel draaien er negen planeten, waaronder de zon en de aarde. De aardbaan
van de aarde om de zon heen wordt in bijna één jaar voltooid, in 365 dagen en zes uur draait
hij om de zon. Om te voorkomen dat de kalender langzaam zou verschuiven is er om de vier
jaar een extra dag. Dit is een schrikkeljaar, om de vier jaar is 29 februari erbij.

Een derde van de aarde bestaat uit aardoppervlak en twee derde bestaat uit water. In totaal
zijn er zeven continenten op aarde: Europa, Afrika, Azië, Noord- en Zuid-Amerika, Australië
en Antarctica. Tussen twee continenten in ligt een oceaan. Dit bestaat uit zout water, een
reliëfrijke bodem en is veelal enkele kilometers dik. Het diepste is 12 kilometer in de
Stille/Grote Oceaan. Aan de randen van continenten liggen gebieden die zijn ondergelopen
door oceaanwater, een dergelijk gebied noem je een zee. Een zee bestaat uit zout water,
meestal vrij vlakke bodem en is meestal maar enkele honderden meters diep. Op de
continenten zelf is meestal alleen zoet water.

2.2 Geografische coördinaten en tijdzones
Geografische coördinaten worden gebruikt om precies aan te
geven waar een bepaald punt zich bevindt. De evenaar verdeelt de
aarde in twee delen: het noordelijk halfrond en het zuidelijk
halfrond. Lijnen die parallel aan de evenaar lopen heten
breedtecirkels/parallellen. Dichtbij de evenaar spreek je van een
lage breedte, dichtbij de polen spreek je van hoge breedte.
Wanneer je ten noorden van de evenaar bent is het
noorderbreedte en ten zuiden is het zuiderbreedte. Evenaar is 0
graden en de polen zijn 90 graden.

Lijnen die van pool tot pool lopen heten meridianen. Bij de evenaar
liggen de meridianen het verst uit elkaar. Er zijn in totaal 360
meridianen, die we aanduiden in graden. De nulmeridiaan ligt bij
Greenwich (Londen) en verdeeld de aarde in een westelijk halfrond
en een oostelijk halfrond. Een graad is verdeeld in 60 minuten en 1
minuut kun je weer onderverdelen in 60 seconden.

De aarde draait in 24 uur (een etmaal) tegen de klok in rond haar
aas. De aardrotatie veroorzaakt dag en nacht. Het is dag op het deel
van de aarde dat naar de zon is toegekeerd en wordt beschenen door de zon. Het deel dat
niet naar de zon is gedraaid is het nacht. De aarde is verdeeld in 24 tijdzones  in het
Verenigd Koninkrijk is het een uur vroeger dan in Nederland.

2.3 De seizoenen: zomer, herfst, winter, lente
Wanneer de aardas recht zou staan, zouden er helemaal geen seizoenen op aarde zijn. In de
zomer staat het noordelijk halfrond naar de zon toe gericht waardoor het langer licht is,
maar in de winter staat het noordelijk halfrond minder dicht op de zon waardoor het minder
lang licht is. Doordat de zon daardoor ook een stuk schuiner op de aarde valt is het ook een

,stuk kouder in de winter dan in de zomer. Op 21 september en op 21 maart zijn de dagen en
nachten overal op aarde precies even lang. Op het zuidelijk halfrond zijn de seizoenen wat
tijdstip betreft precies omgekeerd aan de seizoenen op het noordelijk halfrond. Wanneer
het bijvoorbeeld winter is in Nederland, is het in Australië zomer en omgekeerd. Zo is het
ook met de herfst en de lente.

2.4 De getijden: vloed en eb
Veel planeten in ons zonnestelsel hebben een of meer manen. De aarde heeft één maan. Die
draait in ruim 27 dagen om de aarde, waarbij steeds dezelfde kant van de maan naar de
aarde toegekeerd staat. Het oceaan- en zeewater staat onder invloed van de
aantrekkingskracht van de maan, de zon en een kracht die ontstaat door de draaiing van de
aarde. De totale aantrekkingskracht is een optelsom van deze krachten. Vloed is een fase
van het getij waarbij het water van de zee opkomt of rijst. De fase van afgaand of dalend
water heet eb. Zowel vloed als eb ontstaan onder invloed van de massa van de Maan en de
Zon. Tussen maximale vloedstand en minimale ebstand zitten ongeveer zes klokuren. Het is
in 24 uur dus twee keer vloed en twee keer eb.

2.5 Endogene krachten
Endogene krachten zijn krachten die van binnenuit op de aardkorst inwerken. Ze
veroorzaken verschijnselen op aarde die voor een belangrijk deel bepalen hoe de aarde
eruitziet.

De buitenkant van de aarde is de aardkorst. Dit is bij continenten zo’n 25-30 kilometer en bij
de oceaanbodem vaak niet meer dan 5-10 kilometer. Onder de aardkorst bevindt zich de
mantel, die bestaat voor een groot deel uit magma. Dit is vloeibaar gesteente van meer dan
1.200 graden Celsius. In het midden is een vaste kern. De aardkorst drijft op het magma.
Stroming van magma in de mantel veroorzaakt aardplaattektoniek. Er zijn zes grote
aardkorstplaten, die op verschillende manieren bewegen bij breuklijnen: of uit elkaar of naar
elkaar toe of langs elkaar.

Op bepaalde plaatsen, zoals de bodem van de Atlantische Oceaan, bewegen de platen van
elkaar af en komt er magma naar boven door de stroming. Als gevolg daarvan liggen hier
over de hele oceaanbodem vulkanen in de vorm van een langgerekte rug, de oceanische rug.
Soms zijn ze zo groot dat ze boven water uitkomen, zoals bij IJsland. Er wordt bij de
oceanische rug nieuwe aardkorst gevormd. Bij de rug in de Atlantische oceaan wordt door
de stroming het ene deel naar het westen en het andere naar het oosten getransporteerd.
Zo kan het wel 8 centimeter per jaar opschuiven.

Als aardplaten naar elkaar toe bewegen verdwijnt er weer aardkorst. Bij elke manier van het
naar elkaar toe bewegen kan er gebergtevorming optreden. Manieren van het naar elkaar
toe bewegen:
- Ten eerste waar een oceaanplaat en een continentplaat naar elkaar toe bewegen. De
dunne oceaankorst schuift door de zijwaartse druk onder de dikkere continentkorst door.
Dat proces wordt subductie genoemd. In een zone ontstaat aan de rand van het continent
een grote diepte, genaamd een trog. Als de oceaankorst zich steeds dieper onder de
continentkorst bevindt, smelt deze door de hoge temperatuur en druk. Er ontstaat magma,
dat zich vervolgens weer langzaam omhoog werkt in de aardkorst, via vulkanen komt het

,dan vervolgens aan de oppervlakte. Dit is een van de manieren van het ontstaan van
gebergtes. Bijvoorbeeld het Andesgebergte.
- Ten tweede waar twee continentplaten naar elkaar toe bewegen. Dat is bijvoorbeeld
gebeurd bij het Himalayagebergte. India, dat 60 miljoen jaar geleden nog een eiland was, is
door de continentbeweging tegen Azië gebotst. Dit is ook bij de Alpen gebeurd. Italië is de
afgelopen 60 miljoen jaar tegen Oostenrijk en Zwitserland aangeschoven.
- Ten derde waar twee oceaanplaten naar elkaar toe bewegen. De ene oceaanbodem schuift
dan onder de andere door. Daarbij ontstaat eveneens een subductiezone met verderop een
vulkanisch gebergte. De eilanden van Indonesië zijn daar een voorbeeld van.
Daar waar aardplaten langs elkaar heen bewegen komen veel aardbevingen en
verschillende vulkanen voor.

Aardbevingen is een schok als gevolg van de beweging van de aardplaten, omdat deze
beweging niet geleidelijk verloopt. Aardbevingen komen langs de gehele breuklijn voor. Er
zijn per dag ongeveer 25.000 kleine aardbevingen op aarde. De meeste aardbevingen zijn
rondom de Grote Oceaan. De zogenaamde ‘ring of fire’, mede ook door de vulkanen. In rijke
landen valt de schade van aardbevingen meestal mee, doordat de huizen goed gebouwd
zijn, wel ontstaan er branden door het lekken van gas- en oliepijpleidingen. In arme landen is
de schade en het aantal slachtoffers vaak groter, doordat bouwwerken gemakkelijker
instorten. Wanneer een aardbeving in zee plaatsvindt is het een zeebeving. Hierbij kan op
zee een brede golf ontstaan aanvankelijk bijvoorbeeld maar een halve meter hoog is,
wanneer deze lage maar brede golf ontstaan die aanvankelijk bijvoorbeeld maar een halve
meter hoog is. Wanneer de golf aan land komt wordt het een verticale energie en ontstaat
er bij de branding een metershoge vloedgolf. Zo’n golf wordt een tsunami genoemd, dit
komt veel voor in Japan.

Er zijn twee soorten vulkanen:
- Ten eerste zijn er vulkanen die magma krijgen dat in delen van de aardkorst opgesloten zit.
Dat zijn de bekendste vulkanen. Ze zien eruit als een kegel -> kegelvulkanen. Wanneer het
magma aan het aardoppervlak komt, noem je het lava. De lava is erg stroperig en vormt bij
elke uitbarsting een nieuwe laag die op de vulkaan blijft liggen. Het wordt ook wel
stollingsgesteente genoemd. Bij een vulkaanuitbarsting kan in het ergste geval een explosie
ontstaan vanuit de krater, waarbij het zelfs mogelijk is dat een deel van de vulkaan uit elkaar
klapt. Bijvoorbeeld de Etna en de Vesuvius in Italië. De voorspelling is meestal ruim van
tevoren.
- Ten tweede zijn er vulkanen die het magma rechtstreeks uit de mantel krijgen. Dat is
meestal alleen het geval in oceanische gebieden, waar de aardkorst op veel plaatsen dun is.
De lava is erg vloeibaar, bij een uitbarsting vloeit deze lava razendsnel alle kanten uit, om
uiteindelijk af te koelen en te stollen. Ze worden schildvulkanen genoemd, omdat de
doorsnede op een schildpad lijkt. Vulkanen in Hawaii zijn hier een voorbeeld van. Ondanks
dat de oceaanbodem telkens iets opschuift als gevolg van een oceaanplaatbeweging, komt
het magma telkens op dezelfde plek naar boven.

Vulkanische verschijnselen treden op daar waar het grondwater op breuklijnen en bij
vulkanen met de hete ondergrond in aanraking komt. Het water wordt verwarmd. Aan het
aardoppervlak ontstaan verschijnselen als warmwaterbronnen, kokende modder, stoom en

, zwaveldamp die onder hoge druk de grond uitkomt. Bij een geiser komt op gezette tijden
kokend grondwater als fontein uit de bodem gespoten.

Door endogene krachten is de aardkorst voortdurend in beweging. Door rek en druk op de
aardkorst kunnen ook op de aardplaten zelf breuklijnen ontstaan. Het zou ook kunnen
wegzakken bij rek. Dit noemen we een slenk. De delen die blijven staan of zelfs naar boven
bewegen noemen we een horst. Een bekend voorbeeld van een slenk is de Rijnslenk, die zich
vanuit Zuidwest-Duitsland voortzet tot de provincie Limburg. Hier vinden regelmatig lichte
aardbevingen plaats. Een slenk is moeilijk te herkennen in landschap, omdat ze direct
worden opgevuld met klei, grind en zand door de rivieren.

2.6 Exogene krachten
De aardkorst wordt ook beïnvloed door krachten van buitenaf, de exogene krachten. Deze
krachten vormen het landschap zoals het eruitziet. Twee krachten spelen hierbij een
belangrijke rol: verwering en erosie. Verwering is het proces dat gesteente op de aardkorst
kan verbrokkelen en zelfs oplossen. Het verbrokkelen gebeurt vooral onder invloed van het
weer. Door temperatuurverschillen zet gesteente uit bij warmte en krimpt het als het kouder
wordt. Doordat het vaker achter elkaar gebeurt ontstaan er scheuren en uiteindelijk scheurt
een deel los of brokkelt het af, dit noem je mechanische verwering. Chemische verwering is
het proces dat gesteente oplost als er zuren in de grond zitten. Deze zuren reageren met het
gesteente door een chemisch proces. Erosie kan pas plaatsvinden na de mechanische
verwering van een gesteente. Een ander woord is uitschuring, dit gebeurt doordat het
afgebrokkelde gesteente gaat schuren over de aardkorst. Vier verschillende manieren:
zwaartekracht, door gletsjersijs, door water van beken en rivieren en door de wind.
- Door de zwaartekracht vallen loszittende keien naar beneden. Tijdens de val botsen ze
tegen de zijwand van rotsen wat weer een stukje rots wegschuurt.
- Gletsjers zijn ijstongen die langzaam bewegen. Ze ontstaan door opeenhoping van sneeuw
in een hooggebergte. Een langzame beweegt 10-15 centimeter per dag en een snelle zelfs
een meter per dag. Stenen onder de gletsjer worden weggeschuurd. Door het wegslijten
komt er een dal, er blijven U-vormige dalen over. Ook Fjorden ontstaan door gletsjers.
- Een rivier neemt sediment zoals keien, grind, zand en klei mee. In de bovenloop zijn veel
keien aanwezig. Die zijn door verwering van het vaste gesteente afgebrokkeld en via de
zwaartekracht en/of gletsjerijs in de bedding terechtgekomen. De bodem van de rivier of
beek wordt steeds dieper. In de middenloop zijn er minder keien, doordat de stroming van
het water afneemt en doordat de keien kleiner zijn geworden. In de benedenloop van de
rivieren is het grind nog kleiner geworden, hier is alleen nog zand en klei te vinden. Als de
stroming minder wordt dan komt het sediment tot bezinking.
- Wind kan alleen zandkorrels of droge kleideeltjes meenemen. Wanneer het zand tegen de
rotsen aanwaait, schuren de rotsen weer een klein stukje verder weg. Winderosie laat de
stenen als het ware polijsten. Windafzetting is grond dat blijft liggen en wat een afzetting
laag is.

De aardkorst bestaat uit gesteente, een vaste stof die op haar beurt weer is opgebouwd uit
mineralen. Gesteenten op aarde: stollingsgesteente, sedimentgesteente en metamorfe
gesteente. Ze vormen een gesteentekringloop door endogene en exogene krachten:
Stollingsgesteente -> (vast) sedimentgesteente -> metamorf gesteente: Graniet (1) -> keien -
> grind -> klei (2) -> kleisteen -> schalie -> leisteen (3).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kpzstudent. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.93. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.93
  • (0)
Add to cart
Added