Functieleer is een van de lastigere vakken. Vandaar dat ik voor een duidelijke uitleg heb gekozen i.p.v. ingekort. Ook heb ik veel plaatjes toegevoegd. Ik heb met deze samenvatting een 7 gehaald.
Psychologie = een wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij de
gedragsevidentie gebruikt wordt om de interne processen te begrijpen die ten grondslag liggen
aan het gedrag. Psychologen proberen door systematische observatie van meetbare
kenmerken (gedrag) inzicht te krijgen in de processen die niet rechtstreeks kunnen worden
geobserveerd (interne processen).
1.2 Ontwikkelingen die de psychologie mogelijk gemaakt hebben
De eerste invloedrijke geschriften over het functioneren van de mens kwamen van de Griekse
filosofen → Plato en Aristoteles. Hierna vertaalde de rooms-katholieke kerk de geschriften van
Plato en Aristoteles naar de kerkelijke leer toe.
In de 17e eeuw groeide in Europa een nieuwe vorm van kennis vergaren, gebaseerd op
systematische observatie en actief ingrijpen in de wereld = wetenschappelijke revolutie.
Bruno komt er achter dat er meerdere aarden zijn, waarbij ieder om zijn eigen zon draait en
waarop mogelijk ook denkende wezens leven. Galileo ontdekt met de telescoop de manen van
Jupiter en de fasen van Venus. Hierdoor volgt de copernicaanse revolutie = het inzicht dat de
aarde niet het centrum vormde van het heelal.
De groeiende invloed van de wetenschappen leidde tot het ontstaan van twee aparte culturen:
1. De klassieke cultuur gericht op kunsten en letteren = alfa.
2. De nieuwe natuurwetenschappelijke cultuur = béta.
Hermann von Helmholtz (1821-1894) bedacht het meten van snelheid van zenuwimpulsen in
de zenuwvezels → het stimuleren van een zenuw in de poot van een kikker en het signaal
verder opvangen.
Donders (1868) was een oogarts → bedacht het idee van een bril. Hij hoorde van het idee van
Helmholtz en veronderstelde dat alle mentale handelingen (waarnemingen, discriminatie,
maken van een keuze etc.) een zekere verwerkingstijd nodig hadden en vroeg zich af hoe hij
deze fysiologische tijd van de mentale processen kon meten → hij kwam met mentale
chronometrie = een techniek waarbij men de psychologische processen in
informatieverwerking probeert te achterhalen door te kijken naar de tijd die mensen nodig
hebben om allerhande taken uit te voeren.
,Darwin (1859) kwam met de evolutietheorie = levende wezens zijn het resultaat van een
aanpassingsproces aan veranderende omstandigheden. Genetische variatie = niet elke
eigenschap is bij iedereen in even grote mate aangeboren. Natuurlijke selectie = survival of
the fittest. De mens is uit dier geëvolueerd → betekent dat menselijk gedrag op dezelfde manier
bestudeerd kan worden als diergedrag en dat mensen kenmerken hebben geërfd die ook bij
dieren voorkomen → dit betekent dat mens een de mens een ziel heeft die niet verbonden is
met de rest van de wereld en niet onderworpen is aan aardse wetmatigheden.
1.3 Het ontstaan van de psychologie
Volgens Descartes was het universum een complexe machine die op basis van aangeboren
kennis (nativisme) en de menselijke rede (rationalisme) begrepen en door wiskundige
formules beschreven kon worden. Het menselijke lichaam was een deel van de machine, maar
dit gold niet voor de menselijke geest, die losstond van het lichaam en de natuurwetten
(dualisme).
Empirisme = kennis komt tot de geest via zintuiglijke ervaringen, niet op basis van aangeboren
ideeën. John Locke kwam met het principia mathematica = Tabula Rasa: de geest is een
onbeschreven blad waarop alle nieuwe ervaringen worden geschreven. Associationisme:
associaties van ideeën, hogere orde kennis komt tot stand door combinatie van lagere ideeën.
Dingen die (vaker) samen gebeuren hebben meer kans met elkaar in verband te worden
gebracht.
Wilhelm wundt (1879) opende het eerste laboratorium voor experimentele psychologie aan de
universiteit van Leipzig. Introspectie = kijken naar eigen bewustzijn van binnenuit.
Structuralisme = een stroming in de psychologie die op basis van introspectie de structuur van
het bewustzijn probeerde te ontdekken.
Alfred Binet (1907) ontwikkelde de eerste bruikbare intelligentietest → Binet werd hierdoor de
vader van de toegepaste psychologie genoemd.
Gestaltpsychologie = het bewustzijn valt niet te begrijpen door het te ontleden in zijn meest
elementaire componenten, de mens is geen som van elementen. Gestalt = geheel, organisatie.
De mens bestaat uit een voortdurende interactie met de omgeving.
William James (1842-1910) was vooral geïnteresseerd in het nut van bewustzijn. Hij kwam met
het functionalisme = psychologie diende om onderwijs te optimaliseren, gevaarlijke afwijkingen
op te sporen en te behandelen.
John Watson (1878-1958) kwam met het behaviorisme = hoe kunnen we de psychologie nog
wetenschappelijker maken? Behavioristen stelden voor om enkel observeerbaar gedrag te
,bestuderen. Positivisme = een beweging die ervan uitging dat de natuurwetenschappen de
meest succesvolle manier waren om de wereld te begrijpen en kennis te genereren.
Skinner verdedigde een radicale behavioristische visie, waarin mentale processen niet
bestonden.
Sigmund Freud (1856-1939) bedacht de psychoanalyse = het bewustzijn en het gedrag zijn
slechts zeer oppervlakkige fenomenen. De ware oorsprong van het ontstaan van
persoonlijkheidsverschillen en mentale stoornissen ligt bij onbewuste krachten. Driften en
instincten is wat ons leidt → vrije associatie. Hermeneutiek = theorie van het interpreteren van
teksten, om daarvan de verschillende - vaak onderliggende - betekenissen in het verleden en
heden te bepalen.
1.4 Onderzoeksmethoden in de psychologie
Goed onderzoek begint bijna altijd met literatuurstudie om inzicht te krijgen in wat er al over het
onderwerp bekend is.
Onderzoekstechnieken:
Beschrijvend onderzoek (descriptief onderzoek) → Correcte informatie verzamelen over een
onderwerp.
Voordelen:
Nadelen:
- Naturalistische observatie = gedrag systematisch observeren in een natuurlijke
context.
Voordeel: een grote waarde voor evidence-based adviezen.
Nadeel: reactieve gedragingen = als de aanwezigheid van de onderzoeker invloed
heeft op het geobserveerde gedrag.
- Vragenlijst = reeks vragen die de ondervraagde in eigen tempo beantwoordt (vaak is de
onderzoeker niet aanwezig).
Nadeel: sociale wenselijkheid en perceptie van de proefpersoon.
- Interview, gestructureerd en ongestructureerd.
Nadeel: sociale wenselijkheid en perceptie van de proefpersoon.
- Opiniepeiling = een inventaris van de opinies bij een representatieve steekproef van de
bevolking, op basis waarvan men conclusies trekt over de hele populatie.
- Gestandaardiseerde psychologische test = test die speciaal is ontworpen om bepaald
emenselijke vaardigheden en eigenschappen te meten (bv. intelligentietest).
- Archiefdata = onderzoeker verzamelt de data niet zelf maar de data is al in een of ander
bestand aanwezig.
, - Gevalsstudie = intensief, gedetailleerd onderzoek over één persoon of gebeurtenis, in
de hoop principes te vinden die gelden voor het fenomeen in het algemeen.
-
Correlatie onderzoek → Beschrijven van verbanden tussen gegevens van een onderzoek. Bij
correlatie van 0 is er geen verband.
Variabele = elk kenmerk dat kan veranderen en gemeten kan worden.
Correlatie = mate waarin twee variabelen met elkaar samenhangen. In hoeverre gaan
wijzigingen in een variabele gepaard met een andere variabele?
Correlatiecoëfficiënt = getal tussen -1 en +1 welke richting en mate van het verband tussen
twee variabelen aangeeft.
Nadeel: geen oorzaak-gevolg te onderscheiden, omdat er meestal een 3e variabele bij zit →
confound.
Experimenteel onderzoek → Onderzoekers manipuleren één of meerdere variabelen en kijken
of dit effect heeft op een andere variabele (al het andere blijft gelijk).
Voordeel: je kan causale verbanden onderscheiden (oorzaak-gevolg).
Nadeel: experimenten zijn niet altijd mogelijk.
Hypothese = een voorspelling op basis van een theorie die in een proef getest wordt.
Onafhankelijke variabele = de variabele die de onderzoeker tijdens een experiment
manipuleert om het effect ervan op het gedrag te achterhalen.
Afhankelijke variabele = de variabele die een onderzoeker meet als doel van het experiment.
Controlevariabelen = de aspecten van een experiment die een onderzoeker constant wil
houden.
Operationaliseren = omzetten in concrete meetbare handelingen.
In een onderzoek kunnen fouten gemaakt worden. Daarom kijken onderzoekers naar interne en
externe validiteit:
Interne validiteit = is het onderzoek zelf goed opgezet? Zijn de conclusies die over de oorzaak-
gevolgrelaties tussen de variabelen getrokken worden rechtvaardig?
Externe validiteit = verwijst naar de veralgemeenbaarheid van de onderzoeksresultaten buiten
de gebruikte onderzoekssetting. Komt bij herhaling dezelfde conclusie?
Pas als een theorie goed kritisch getoetst is en voldoende convergerende evidentie verworven
heeft, zal men ze als verworven kennis beschouwen.
1.5 Het belang van biologische factoren voor de verklaring van menselijk gedrag
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aylabosch. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.