Hoofdstuk 1: Het idee en oorsprong van de rechtstaat.
Totalitaire staat: Een staat waar de overheid volledige controle heeft over het leven van de burgers
en waar een sfeer van wantrouwen en achterdocht heerst.
Politiestaat: Een staat waarin de bevolking in constante angst is om afgeluisterd, bespioneerd of
verklikt te worden.
Rechtsstaat: Een staat waarin burgers met grondrechten worden beschermd tegen machtsmisbruik
en willekeur van de overheid.
Democratische rechtsstaat: Een rechtsstaat waarbij het volk de macht heeft.
Sociale rechtsstaat: Een rechtsstaat waarbij er allerlei wetten en voorzieningen zijn om de welvaart
en het welzijn van de burgers te bevorderen.
Vertrouwen en wederkerigheid: Burgers houden zich aan de wet in de hoop dat de rest van de
bevolking dat ook doet, dus ‘voor wat hoort wat’.
Rechtszekerheid: Rechtszekerheid ontstaat als burgers en staat te goeder trouw de wetten
naleven.
Verlichting: Nieuwe ideeën over vrijheid, gelijkheid, democratie en scheiding van machten.
Willekeur: Oordelen zonder enige rede of uitleg.
Rede: Logisch nadenken.
Sociaal contract: Contract tussen mensen waarin ze tot afspraken komen om in natuurlijke vrijheid
en gelijkheid te kunnen leven.
Geweldsmonopolie: Een situatie waarin alleen de politie met wapens over straat mag lopen en
geweld mag gebruiken.
Beginsel van grondrechten: Alle mensen zijn in vrijheid en gelijkheid geboren en moeten zo ook
kunnen samenleven.
Soevereiniteits- en democratiebeginsel: De mensen sluiten gezamenlijk een vredesakkoord, het
sociaal contract.
Legaliteitsbeginsel: Er is een staat die het sociaal contract tussen mensen kan afdwingen, maar die
strikt gebonden is aan de wette die de partijen zelf hebben opgesteld.
Beginsel van de trias politica: De macht van de staat wordt voor de zekerheid verder begrensd
door interne scheiding van de staatsmacht.
Verklaring van de Rechten van de Mens en Burger: Klaroenstoot voor de nieuwe samenleving
waarin alle mensen hun ‘heilige en onschendbare’ grondrechten konden uitoefenen, zoals het recht
op veiligheid van drukpers, op godsdienstvrijheid en het recht op bescherming van eigendom.
, Verlichte dictatuur: Een bestuursvorm waarin de machthebber in zekere mate rekening houdt met
de bevolking.
Hoofdstuk 2: Grondwet en grondrechten
Preambule: Uitgangspunten.
Constitutionele monarchie: een koninkrijk met een grondwet.
Censuskiesrecht: Kiesrecht voor een bepaald gedeelte van de bevolking, vaak machtige en rijke
mannen.
Nachtwakersstaat: Een staat die zich voornamelijk inzet voor bewaking van de veiligheid van de
burgers en de noodzakelijke voorwaarden realiseert voor economische groei.
Klassenstrijd: strijd tussen verschillende bevolkingsgroepen zoals de rijken en de armen of de
mannen en de vrouwen.
Klassieke grondrechten: Wetten die ervoor zorgen dat de overheid zich niet kan bemoeien met de
rechten van de bevolking, zoals vrijheid en gelijkheid.
Recht op gelijke behandeling: Wet die het verbiedt om iemand te discrimineren die zich in
Nederland bevindt, op het wat voor manier dan ook.
Persoonlijke vrijheid: Ieder mens heeft de vrijheid om te gaan, te staan en te doen waar of wat hij
wil.
Onaantastbaarheid van het lichaam: Je bent de baas over je eigen lichaam, iemand anders mag je
lichaam dus niet gebruiken voor medische proeven of behandelingen zonder toestemming.
Martelen is verboden en fouilleren zonder rede ook.
Politieke vrijheid: Het algemene kiesrecht, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van drukpers en het
recht op verenigingen op te richten, vergaderingen te organiseren en betogingen te houden.
Vrijheid van godsdienst: Iedereen heeft het recht om te geloven wat hij wil en mag daar niet over
geoordeeld worden.
Vrijheid van drukpers: Iedereen heeft het recht om zijn artikelen, verslagen of boeken uit te geven.
Sociale grondrechten: De staat moet de burger verzorgen. Voorbeelden zijn werkgelegenheid,
bescherming van de positie van werknemers, sociale zekerheid, volksgezondheid, sociale
woningbouw en onderwijs.
Absolute gelding: Als wetten absolute gelding hebben, gelden ze altijd. In de praktijk hebben
wetten vaak geen absolute gelding.
Verticale werking: Grondrechten kunnen door burgers worden uitgeoefend tegenover de staat.
Horizontale werking: Burgers beroepen zich tegenover elkaar op hun grondrechten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller casdekker. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.85. You're not tied to anything after your purchase.