100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Omzetbelasting (Hoofdstuk 10) Bachelors en Masters editie 2020/2021 $8.82   Add to cart

Summary

Samenvatting Omzetbelasting (Hoofdstuk 10) Bachelors en Masters editie 2020/2021

 4 views  1 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Alle paragraven zijn opgenomen in de samenvatting. De samenvatting is gedetailleerder waardoor je het boek niet meer hoeft te lezen. Tijdbesparend, alle informatie staat erin.

Preview 4 out of 35  pages

  • No
  • Hoofdstuk 10 omzetbelasting
  • April 30, 2021
  • 35
  • 2020/2021
  • Summary
avatar-seller
Hoofstuk 10 Omzetbelasting

10.1 Inleiding
De wet omzetbelasting is systematisch opgebouwd.

10.2 Wat is omzetbelasting?

10.2.1 Inleiding
De omzetbelasting is een algemene, niet cumulatief, indirecte verbruiksbelasting in de lidstaten van
de Europese Unie:
 Algemeen: belasting drukt niet op een specifiek goed.
 Niet-cumulatief: maakt niet uit hoe vaak het goed wordt verkocht.
 Indirect: de belasting wordt niet voldaan door de verbruiker (consument), maar door een
ander, namelijk de ondernemer.
 Verbruiksbelasting: belasting wordt geheven over het verbruik door consumenten.

Omzetbelasting heet ook wel btw ‘belasting over de toegevoegde waarde’, maar is niet exact
hetzelfde. Omzetbelasting is een belasting die volgens een bepaald systeem wordt geheven. In de
Unie is gekozen voor het systeem waarbij belasting wordt geheven over de toegevoegde waarde,
met aftrek van voorbelasting. Btw is dus één van de systemen voor de heffing van omzetbelasting.

10.2.2 Invloed Unie
Bij de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) wilde ze voor de hele EEG één
systeem van heffing van omzetbelasting invoeren. Verloopt via richtlijnen waarin aangegeven wordt
hoe de omzetbelasting moet worden geheven, zodat de heffing in alle lidstaten hetzelfde is.
Voorkomt dat bij prestaties binnen de Unie geen heffing of dubbele heffing plaatsvindt.
Belastingdienst kan zich niet beroepen op de richtlijnenbepalingen, omdat de fiscus de nationale
regelgeving moet uitvoeren. Door te kiezen voor een gemeenschappelijk stelsel moeten
concurrentieverstorende invloeden worden geweerd. Het zou voor de ondernemer daarom
omzetbelastingtechnisch niet meer mogen uitmaken waar hij gevestigd is.

10.3 Wie moet omzetbelasting voldoen?

10.3.1 Inleiding
Ondernemer = belastingplichtige. Consument betaald omzetbelasting, ondernemer int
omzetbelasting en voldoet de belasting aan de Belastingdienst.

10.3.2 Ondernemer
Art. 7 OB: een ondernemer is een ieder die een bedrijf of beroep zelfstandig uitoefent. Ook
ondernemer als hij andere prestaties verricht die verband houden met de activiteiten van de
onderneming.
 Ieder: natuurlijk persoon rechtspersoon, nationaliteit is niet van belang. Bij IB worden bij een
vof, cv en maatschap de afzonderlijke vennoten als ondernemer beschouwd. Bij OB zijn de
eenmanszaak, maatschap, vof, cv, bv, nv, vereniging en stichting ondernemer.



1

, Een bv in oprichting is nog geen ondernemer voor OB want die bestaat niet. Pas als de
oprichtingsakte is gepasseerd bij de notaris.
 Bedrijf: zelfstandig uitgeoefend beroep. De vraag of iemand ondernemer is, moet per
activiteit worden beoordeeld.
Bedrijf = ‘Een organisatie van kapitaal en arbeid die erop gericht is om in een duurzaam
streven deel te nemen aan het economische verkeer’. Bij IB is het met winststreven.
o Kapitaal: snel aanwezig, journalist kladblok en pen.
o Economisch verkeer: tegen vergoeding, buiten je eigen kring. Ruilen kan ook.
 Zelfstandig: mensen in ondergeschiktheid, bijv. in dienstbetrekking, worden niet als
ondernemer aangemerkt. Aan de hand van een aantal elementen wordt beoordeeld of er
sprake is van ondergeschiktheid, worden in onderlinge samenhang bekeken.
o Optreden naar buiten toe;
o Lopen op financieel risico;
o Vrijheid om de werktijden zelf te bepalen;
o Aantal opdrachtgevers;
o Gebruik van eigen bedrijfsmiddelen;
o Verplichting om de arbeid persoonlijk te verrichten;
o Aanwezigheid van een arbeidsovereenkomst.

Ondernemer voor de Wet OB:
1. Een ieder die een bedrijf of beroep zelfstandig uitoefent
2. Bedrijf: een organisatie van kapitaal en arbeid die erop gericht is om in een duurzaam
streven deel te nemen aan het economische verkeer.
3. Exploitatie van vermogensbestanddeel: bv verhuur van onroerende zaken of auteursrechten.

Als de ondernemer andere prestaties verricht naast zijn onderneming (nevenactiviteiten) zijn deze
niet belast voor OB tenzij er een verband is met de activiteiten van de onderneming.

10.3.3 Overheid
Rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen, bedrijfschappen , productschappen etc.
kunnen ook ondernemer zijn. Overheid geen ondernemer als die optreedt als overheid.

10.3.4 Fiscale eenheid
Onder het begrip ‘een ieder’. Dit betekent dat onder bepaalde voorwaarden twee of meer juridisch
zelfstandige ondernemers als één ondernemer voor de Wet OB worden aangemerkt. Niet-
ondernemers kunnen ook deel uitmaken van de fiscale eenheid.
Een fiscale eenheid tussen meerdere ondernemers is alleen mogelijk als cumulatief sprake is van:
a) Financiële verwevenheid
Dat ten miste een meerderheid van de aandelen in elk van de vennootschappen, direct of
indirect in dezelfde handen is.
b) Organisatorische verwevenheid
Als eenzelfde persoon of dezelfde groep van personen de bestuursfuncties in de
verschillende ondernemingen vervult. De groep staat onder een gezamenlijke leiding, of dat
de leiding van de ene onderneming feitelijk ondergeschikt is aan de leiding van de andere
onderneming.
c) Economische verwevenheid
 Eenzelfde economisch doel

2

,  De activiteiten van de ene onderneming in hoofdzaak worden verricht ten behoeve
van de andere onderneming.

Onderling niet verwaarloosbare economische betrekkingen
Als een houdstermaatschappij alle aandelen van een aantal vennootschappen bezit. Zij ontvangt
hiervan managementvergoeding en tussen de vennootschappen (werkmaatschappijen) bestaan niet
verwaarloosbare economische betrekkingen (andere activiteiten). Deze werkmaatschappijen leveren
bv wel aan elkaar diensten, zoals de een panden verhuurt aan de zusters en de andere energiebedrijf
stroom levert.

Verzoek indienen bij Belastingdienst, maar Belastingdienst kan ook op eigen initiatief een fiscale
eenheid constateren en een beschikking afgeven.

Gevolgen fiscale eenheid
Als er sprake is van fiscale eenheid, betekent dit dat de fiscus deze eenheid als één ondernemer
aanmerkt. Gevolgen:
 De prestaties tussen de eenheden onderling worden als interne prestaties beschouwd; deze
prestaties vallen niet onder de Wet OB.
 Fiscale eenheid moet één aangifte omzetbelasting indienen.
 Alle ondernemers binnen de fiscale eenheid zijn hoofdelijk aansprakelijk voor
omzetbelastingschuld.
 Één nieuw btw-nummer.

Einde fiscale eenheid: als niet meer wordt voldaan aan de drie vereisten.

10.4 Belastbaar feit 1: de levering van goederen

10.4.1 Inleiding
Art. 1 OB: belastbare handelingen.
Levering moet plaatsvinden:
 Binnen Nederland
 Door ondernemers die handelen binnen het kader van de onderneming;
 Onder bezwarende titel (prestaties verricht vanwege een verbintenis of overeenkomst).

Prestaties:
 Leveringen (art. 3, 3a en 3b OB)
 Diensten (art. 4 OB)

10.4.2 Leveringen van goederen

Art. 3 OB: echte en fictieve leveringen.




3

, Vormen van echte leveringen:
a) De overdracht of overgang van de macht om als eigenaar over een goed te beschikken.
- Civielrechtelijke levering: bij verkoop of inruil. Van belang is dat de goederen zijn
overgedragen aan een ander, die hiermee kan doen en laten wat hij wil.
- Soms wordt alleen de economische eigendom van goederen overgedragen, terwijl de
verkoper de juridische eigendom behoudt. De koper van de economische eigendom wordt
dan juridisch gezien geen eigenaar, maar alleen bezitter. De bezitter loopt vanaf de
overdracht het economisch risico op waardeveranderingen en het eventuele tenietgaan van
het goed. Goederen worden overgedragen aan koper, daarna maken ze deel uit van het
bedrijfsvermogen van de koper  opnemen op de balans bij de koper.
- Ook overdracht als het goed het bedrijfsvermogen verlaat zonder dat een
eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden. Bijv. zelf eigenaar van bedrijf en onttrekt iets
naar privé.
 Om vast te stellen of er sprake is van overdracht van economisch eigendom, moet worden
bekeken of de koper de macht heeft gekregen om als eigenaar over dat goed te beschikken.

Goederen: alle lichamelijke stoffelijke objecten.
Niet lichamelijke zaken (rechten) kunnen niet geleverd worden en zijn daarmee diensten.
Een uitzondering (art. 3 lid 7 OB): ook elektriciteit, gas, warmte en dergelijke zijn goederen.

Voorbeeld overdracht: levering op grond van een overeenkomst.
Overeenkomst: een meerzijdige rechtshandeling waaruit voor beide partijen rechtsgevolgen zijn
opgenomen.
Belangrijkste overeenkomsten:
 Koop en verkoop
 Koop en verkoop op afbetaling
 Ruil

b) De afgifte van goederen ingevolge een overeenkomst van huurkoop.
Overeenkomst van huurkoop gaat het eigendom pas over nadat de laatste termijn is betaald.
1. Operational lease
Huurkoop en lease hebben met elkaar gemeen dat het goed in juridische zin eigendom blijft
van de verkoper (lessor), maar dat het goed al in de macht van de koper (lessee) komt. Lijkt
veel op huur en wordt in de OB als dienst gezien. Is de leasing als dienst te beschouwen, dan
moet de lessor telkens als er een termijn vervalt, over de leasetermijn omzetbelasting
afdragen.
2. Financial lease
Lessor stelt een goed ter beschikking aan de lessee tegen een periodieke vergoeding,
waarvan de contante waarde de prijs van het goed benadert. Na afloop van de leaseperiode
heeft de gebruiker een koopoptie. De eigendom gaat na het betalen van de laatste
leasetermijn niet automatisch over  verschil met operational lease (huurkoop). De afgifte
van het goed is geen levering, de terbeschikkingstelling is een dienst. Pas gewone levering bij
het gebruikmaken van de koopoptie.
Als de leasing is aan te merken als een levering, dan is lessor is aan het begin van de leaseperiode OB
verschuldigd over het totale bedrag van de leasetermijnen en de optieprijs. Als de lessor het
kasstelsel toepast, is de lessor de btw verschuldigd op het tijdstip waarop de lessee de vergoeding
betaald (art. 26 OB).


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ingev. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.82. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

78998 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.82  1x  sold
  • (0)
  Add to cart